ECLI:NL:RBOBR:2014:5816
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de hoogte van de proceskostenvergoeding in WOZ-zaak
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Reusel-De Mierden, die de WOZ-waarde van zijn onroerende zaak had vastgesteld op € 424.000 voor het jaar 2013. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 359.000, maar eiser was het niet eens met de hoogte van de proceskostenvergoeding die was vastgesteld op € 235. De rechtbank Oost-Brabant heeft op 9 oktober 2014 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelde dat eiser zijn beroepsgronden met betrekking tot de WOZ-waarde pas na afloop van de beroepstermijn had ingediend, wat niet werd aanvaard. De rechtbank benadrukte het belang van rechtszekerheid en een efficiënte geschilbeslechting, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had enkel beroepsgronden aangevoerd tegen de hoogte van de proceskostenvergoeding en de rechtbank concludeerde dat de WOZ-waarde buiten beschouwing moest worden gelaten. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar voor wat betreft de hoogte van de proceskostenvergoeding en stelde deze vast op € 486. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 44 en de proceskosten in beroep tot een bedrag van € 974. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een hogere vergoeding rechtvaardigden, ondanks de no cure no pay-basis van eiser en de onjuiste vaststelling van de proceskostenvergoeding door verweerder. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.