vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer ontneming: 01/889023-11
Datum uitspraak: 07 oktober 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd te: PI Zuid Oost,[locatie].
De rechtbank 's-Hertogenbosch (thans rechtbank Oost-Brabant) heeft in de strafzaak met parketnummer 01/889023-11 op 20 december 2012 vonnis gewezen.
Het onderhavige vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 december 2012, 3 juni 2013, 3 februari 2014 en 26 augustus 2014.
De aanvankelijke vordering van de officier van justitie van 25 september 2012 strekte tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 981.779,- ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 3 december 2012 beslist tot een schriftelijke procedure ingevolge het bepaalde in artikel 511d van het Wetboek van Strafvordering.
De officier van justitie heeft in haar repliek ten aanzien van de medeveroordeelden de vordering gewijzigd in die zin dat een bedrag ad € 143.102,44 wordt gevorderd. Ter terechtzitting van 26 augustus 2014 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij haar gewijzigde vordering.
Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 36e, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, (onderzoek 228B110181) ziet op de door de rechtbank bewezen geachte strafbare feiten. In het onderhavige vonnis wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar de inhoud van dat rapport en de bijlagen.
De rechtbank heeft in de hoofdzaak als strafbare feiten bewezen verklaard:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid van de Opiumwet en
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd;
- medeplegen van in de uitoefening van een beroep/bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
De rechtbank verwijst voor de bewezenverklaring naar het vonnis van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 20 december 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat van de zijde van de veroordeelde naar voren is gebracht.
De standpunten van de verdediging.
De raadsman heeft ter terechtzitting van 26 augustus 2014 onder meer het navolgende aangevoerd.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de betrokkenheid van veroordeelde slechts kan worden vastgesteld ten aanzien van de panden gelegen aan de [adres 2] te Papendrecht, [adres 3] te Culemborg en [adres 4] te Oss.
Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat in de onderhavige zaak zes personen ter zake artikel 11a van de Opiumwet zijn veroordeeld. Enkel vijf personen, waaronder [veroordeelde], zijn echter als kernverdachte aangemerkt en worden met een ontnemingsvordering geconfronteerd. De verdediging meent dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden uitgegaan van zes personen die deel uitmaakten van de criminele organisatie.
De beoordeling van de vordering.
De rechtbank beziet achtereenvolgens:
1. De vordering.
2. Het vonnis in de hoofdzaak.
3. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
3.1. Geen hoofdelijkheid.
3.2. De betrokkenheid van veroordeelde.
3.3. Locatie [adres 5] te Dordrecht.
3.4. Locatie [adres 2] te Papendrecht.
3.5. Locatie [adres 3] te Culemborg.
3.6. Locatie [adres 4] te Oss.
3.7. Locatie [adres 6] te Acquoy.
3.8. Locatie [adres 7] te Heteren.
3.9. Bepaling van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel.
3.10. Verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
4. De draagkracht van veroordeelde.
De rechtbank zal, voor zover van belang, bij de hierboven vermelde onderdelen de standpunten betrekken van de verdediging en de officier van justitie uit genoemde schriftelijke procedure en die ter terechtzitting van 26 augustus 2014 nog naar voren zijn gebracht.