ECLI:NL:RBOBR:2014:5609

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
6 oktober 2014
Zaaknummer
01/889059-11
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepteelt door een criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 oktober 2014 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de teelt van hennep op meerdere locaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen ter hoogte van € 85.084,24, dat is gebaseerd op de totale opbrengst van de hennepteelt van de organisatie, die in totaal € 425.421,24 bedroeg. Dit voordeel werd gelijk verdeeld over vijf veroordeelden, waarbij de rechtbank geen hoofdelijke veroordeling heeft opgelegd.

De zaak begon met een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, die in eerste instantie € 981.779,- bedroeg, maar later werd aangepast naar € 143.102,44. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van verschillende zittingen en rapporten over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de veroordeelde bij de verschillende hennepkwekerijen vastgesteld en de opbrengsten en kosten per locatie berekend.

De rechtbank heeft in haar vonnis verwezen naar eerdere uitspraken en jurisprudentie, waaronder een arrest van de Hoge Raad, en heeft geconcludeerd dat de veroordeelde, ondanks zijn verweer dat hij niet als kernverdachte kon worden aangemerkt, wel degelijk voordeel heeft genoten uit de activiteiten van de criminele organisatie. De rechtbank heeft de draagkracht van de veroordeelde beoordeeld en geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat hij geen draagkracht heeft om het opgelegde bedrag te betalen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee leden betrokken waren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer ontneming: 01/889059-11
Datum uitspraak: 07 oktober 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1961],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd te: PI Middelburg- [locatie].
Het procesverloop.
De rechtbank 's-Hertogenbosch (thans rechtbank Oost-Brabant) heeft in de strafzaak met parketnummer 01/889059-11 op 20 december 2012 vonnis gewezen.
Het onderhavige vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 december 2012, 3 juni 2013, 3 februari 2014 en 26 augustus 2014.
De aanvankelijke vordering van de officier van justitie van 25 september 2012 strekte tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 981.779,- ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 3 december 2012 beslist tot een schriftelijke procedure ingevolge het bepaalde in artikel 511d van het Wetboek van Strafvordering.
De officier van justitie heeft in haar repliek de vordering gewijzigd in die zin dat een bedrag ad € 143.102,44 wordt gevorderd. Ter terechtzitting van 26 augustus 2014 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij haar gewijzigde vordering.
Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 36e, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, (onderzoek 228B110181) ziet op de door de rechtbank bewezen geachte strafbare feiten. In het onderhavige vonnis wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar de inhoud van dat rapport en de bijlagen.
De rechtbank heeft in de hoofdzaak als strafbare feiten bewezen verklaard:
 deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid van de Opiumwet en
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
  • medeplegen van in de uitoefening van een beroep/bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
  • diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
De rechtbank verwijst voor de bewezenverklaring naar het vonnis van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 20 december 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat van de zijde van de veroordeelde naar voren is gebracht.
De standpunten van de verdediging.
De raadsman heeft in zijn conclusie van antwoord d.d. 9 april 2014 en conclusie van dupliek van 1 juli 2014 onder meer het navolgende aangevoerd.
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat veroordeelde ten onrechte als kernverdachte is aangemerkt. Naar oordeel van de verdediging kan de betrokkenheid van veroordeelde immers slechts worden vastgesteld ten aanzien van het pand gelegen aan de [adres 2] te Dordrecht.
Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat in de onderhavige zaak zes personen ter zake artikel 11a van de Opiumwet zijn veroordeeld. Enkel vijf personen, waaronder [veroordeelde], zijn echter als kernverdachte aangemerkt en worden met een ontnemingsvordering geconfronteerd. De verdediging meent dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden uitgegaan van zes personen die deel uitmaakten van de criminele organisatie.
De beoordeling van de vordering.
De rechtbank beziet achtereenvolgens:
1. De vordering.
2. Het vonnis in de hoofdzaak.
3. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
3.1. Geen hoofdelijkheid.
3.2. De betrokkenheid van veroordeelde.
3.3. Locatie [adres 2] te Dordrecht.
3.4. Locatie [adres 3] te Papendrecht.
3.5. Locatie [adres 4] te Culemborg.
3.6. Locatie [adres 5] te Oss.
3.7. Locatie [adres 6] te Acquoy.
3.8. Locatie [adres 7] te Heteren.
3.9. Bepaling van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel.
3.10. Verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
4. De draagkracht van veroordeelde.
De rechtbank zal, voor zover van belang, bij de hierboven vermelde onderdelen de standpunten betrekken van de verdediging en de officier van justitie uit genoemde schriftelijke procedure en die ter terechtzitting van 26 augustus 2014 nog naar voren zijn gebracht.

1.De vordering.

Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering tijdig ingediend.

2.Het vonnis in de hoofdzaak.

De rechtbank gaat in de beschouwing uit van het vonnis van de rechtbank van 20 december 2012 gewezen tegen veroordeelde.
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde voordeel heeft verkregen uit het strafbare feit deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde lid van de Opiumwet en deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, ter zake waarvan hij is veroordeeld.

3.De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

3.1
Geen hoofdelijkheid
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in de onderhavige ontnemingszaak, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 4 juni 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BX4604), toepassing van artikel 36e, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht achterwege blijft en dat aldus het uitgangspunt is dat slechts het daadwerkelijk door veroordeelde verkregen voordeel kan worden ontnomen.
3.2.
3.2.De betrokkenheid van veroordeelde.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde als deelnemer van de criminele organisatie, behoudens de kwekerij op het adres [adres 2] te Dordrecht geen
enkele betrokkenheid heeft gehad bij de andere aangetroffen kwekerijen.
De rechtbank overweegt dat de ontnemingsvordering is gebaseerd op deelneming aan een criminele organisatie. Voor dat feit is de betrokkene bij vonnis van de rechtbank d.d. 20 december 2012 veroordeeld. Het voordeel dat door die organisatie is verkregen uit concrete strafbare feiten vormt de grondslag voor de ontnemingsvordering jegens veroordeelde. Daarvoor is niet vereist dat veroordeelde steeds zelf bij die door de organisatie gepleegde feiten als (mede)pleger betrokken is geweest. Ook een eventuele vrijspraak van veroordeelde bij een door de organisatie gepleegd strafbaar feit staat niet in de weg aan voordeelsontneming bij betrokkene voor dat door de criminele organisatie gepleegde feit.
(Hoge Raad 8 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD6064).
Uit het veroordelend vonnis van de rechtbank d.d. 20 december 2012 volgt dat de criminele organisatie waarvan veroordeelde deel uit maakte hennepkwekerijen heeft geëxploiteerd op de adressen:
- [adres 2] te Dordrecht,
- [adres 3] te Papendrecht,
- [adres 4] te Culemborg,
- [adres 5] te Oss,
- [adres 7] te Heteren.
Nu veroordeelde blijkens voornoemd vonnis deel uitmaakt van de criminele organisatie, komen de winsten van de gehele organisatie die zijn behaald op voormelde adressen dan ook voor zijn rekening. Het verweer van de verdediging wordt daarom op dit punt verworpen.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat in de onderhavige zaak zes personen zijn veroordeeld ter zake artikel 11a van de Opiumwet. De ontnemingsvordering richt zich slechts tot vijf personen.
De rechtbank overweegt dat uit het vonnis d.d. 20 december 2012 volgt dat de strafbare handelingen van de zesde persoon, de timmerman van de wiethokken, genaamd [medeveroordeelde 1], zich beperkten tot het in opdracht van de anderen verrichten van werkzaamheden voorafgaande aan het in werking stellen van de kwekerijen.
Genoegzaam is gebleken dat het geldbedrag dat [medeveroordeelde 1] heeft gekregen voor zijn werkzaamheden beperkt is gebleven tot een dagloon van 100 tot 150 euro. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het door de criminele organisatie behaalde voordeel is toegekomen aan vijf personen, te weten [medeveroordeelde 2], [medeveroordeelde 3], [medeveroordeelde 4] en [medeveroordeelde 5] en [veroordeelde].
De rechtbank zal hierna bespreken bij welke hennepkwekerijen door de criminele organisatie voordeel is behaald en de hoogte van dat voordeel schatten. Bij de waardering van opbrengsten en kosten zal de rechtbank aansluiten bij het rapport Boom.
3.3.
3.3.Locatie [adres 2] te Dordrecht.
Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij locatie [adres 2] te Dordrecht d.d. 18 oktober 2011 blijkt het navolgende.
Op 6 juni 2011 werd op dit adres een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
Er werden in totaal 1126 hennepplanten aangetroffen. Per m2 stonden 16 hennepplanten.
Bij de ruiming van de hennepkwekerij werden vuilniszakken met hennepresten aangetroffen evenals stof op de koolstoffilters en op de kappen van de assimilatielampen. Medeveroordeelde [veroordeelde] huurde het pand vanaf 26 oktober 2010. De periode 26 oktober 2010 tot 6 juni 2011 (de datum van het aantreffen van de kwekerij) beslaat 32 weken. Veroordeelde [medeveroordeelde 1] heeft verklaard dat hij in 2010 op de betreffende locatie is geweest. Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank het aannemelijk dat er sprake is van (tenminste) één eerdere oogst. Bij haar verdere berekeningen neemt de rechtbank de in de kwekerij op 6 juni 2011 aangetroffen situatie als uitgangspunt.
Bij een bezetting van 16 hennepplanten per m2 is de opbrengst aan hennep per plant 27,7 gram. De totale bruto opbrengst in kilogrammen is derhalve:
1126 hennepplanten x 27,7 gram =31,1902 kilogram.
De verkoopprijs bedraagt minimaal € 3.280,- per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 31,1902 kilogram x € 3.280,- =
€ 102.304,-.
De betaalde huur in de periode van 26 oktober 2010 tot en met 6 juni 2011 bedraagt (afgerond op hele maanden) € 8.155,-.
De inkoopprijs van de stekken bedraagt 2,85 per stek. Nu de rechtbank uitgaat van één gerealiseerde oogst betreft de totale inkoopprijs van de stekken 1126 x € 2,85 = € 3.209,-
De afschrijvingskosten bij de aangetroffen hoeveelheid hennepplanten zijn € 800,- per oogst.
Voor de overige variabele kosten wordt uitgegaan van € 3,33 per hennepplant, hetgeen neerkomt op een totaal aan variabele kosten van 1126 x €3,33 = € 3.750,-.
Uit stukken die ter terechtzitting van 26 augustus 2014 door raadsman mr. van de Corput zijn overgelegd blijkt dat door [veroordeelde] een bedrag is betaald van € 6.000,- aan Stedin Netbeheer B.V. (dochteronderneming van Eneco Energie) betreffende een minnelijke schikking ter zake de kosten van de elektriciteit.
De totale kosten voor één oogst bedragen, gelet op het bovenstaande, € 21.914,-.
Gelet op de voorgaande gegevens berekent de rechtbank het totale wederrechtelijk verkregen voordeel voor de criminele organisatie voor locatie [adres 2] te Dordrecht als volgt:
Totale opbrengst voor één oogst € 102.304,-
Totale kosten voor één oogst -/- € 21.914,-
--------------
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 80.390,-
3.4.
3.4.Locatie [adres 3] te Papendrecht.
Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij locatie [adres 3] te Papendrecht d.d. 19 oktober 2011 blijkt het navolgende.
Op 31 mei 2011 werd op dit adres een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
Er werden in totaal 1091 hennepplanten aangetroffen. (727 hennepplanten in ruimte 1 en 364 hennepplanten in ruimte 2).
Per m2 in ruimte 1 stonden 16 hennepplanten.
Per m2 in ruimte 2 stonden 14 hennepplanten.
Bij de ruiming van de hennepkwekerij werd stof op de koolstoffilters en op de kappen van de assimilatielampen aangetroffen. De huurder van het pand, [persoon 1], heeft verklaard dat hij het pand sinds een half jaar heeft onderverhuurd aan ene [persoon 2] voor een bedrag van
€ 2.000,- per maand.
De rechtbank acht, gelet op de verklaring van [persoon 1] waaruit blijkt dat het pand gedurende een periode van 26 weken is onderverhuurd, aannemelijk dat er twee oogsten zijn gerealiseerd. De rechtbank neemt hierbij als uitgangspunt een gemiddelde kweekcyclus van 10 weken per oogst.
Bij haar verdere berekeningen neemt de rechtbank de in de kwekerij op 6 juni 2011 aangetroffen situatie als uitgangspunt. Bij een bezetting van 16 hennepplanten per m2 is de opbrengst aan hennep per plant 27,7 gram.
Bij een bezetting van 14 hennepplanten per m2 is de opbrengst aan hennep per plant 28,6 gram.
De totale bruto opbrengst in kilogrammen is derhalve:
Ruimte 1: 727 planten x 27,7 gram = 20,1379 kilogram.
Ruimte 2: 364 planten x 28,6 gram = 10,4104 kilogram.
Totaal per oogst voor de twee ruimtes =30,5483 kilogram.
De verkoopprijs bedraagt minimaal € 3.280,- per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 31,1902 kilogram x € 3.280,- =
€ 100.198,-.
De betaalde huur voor een periode van 6 maanden bedraagt € 12.000,-.
De inkoopprijs van de stekken bedraagt 2,85 per stek. Nu de rechtbank uitgaat van twee gerealiseerde oogsten betreft de totale inkoopprijs van de stekken 2x 1091 x € 2,85 =
€ 6.218,70.
De afschrijvingskosten bij de aangetroffen hoeveelheid hennepplanten zijn € 700,- per oogst, dus een totaal bedrag aan afschrijvingskosten voor twee oogsten van € 1.400,-.
Voor de overige variabele kosten wordt uitgegaan van € 3,33 per hennepplant, hetgeen neerkomt op een totaal aan variabele kosten van 2x 1091 x €3,33 = € 7.266,06,-.
De totale kosten voor 2 oogsten bedragen, gelet op het bovenstaande, € 26.884,76,-.
Gelet op de voorgaande gegevens berekent de rechtbank het totale wederrechtelijk verkregen voordeel voor de criminele organisatie voor locatie [adres 3] te Papendrecht als volgt:
Totale opbrengst voor twee oogsten € 200.396,-
Totale kosten voor twee oogsten -/- € 26.884,76
--------------
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 173.511,24
3.5.
3.5.Locatie [adres 4] te Culemborg.
Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij locatie [adres 4] te Culemborg d.d. 19 oktober 2011 blijkt het navolgende.
Op 6 juni 2011 werd op dit adres een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
Er werden in totaal 1172 hennepplanten aangetroffen. Per m2 stonden 17 hennepplanten.
Bij de ruiming van de hennepkwekerij werden hennepresten van volgroeide hennepplanten aangetroffen. Ook werd stof op de koolstoffilters en op de kappen van de assimilatielampen aangetroffen. Tevens werd een schema gevonden, geschreven op een papiertje. [1] Hierop staat aangegeven wat er kennelijk per week met de kweekruimten A en B moet gebeuren.
De huurder van het pand [persoon 3] is medio/eind februari 2011 nog in de loods geweest. Hij heeft toen nog geen in werking zijnde hennepkwekerij gezien.
De rechtbank acht gelet op de voornoemde feiten en omstandigheden aannemelijk dat er op 6 juni 2011 één oogst is gerealiseerd. De rechtbank gaat uit van een gemiddelde kweekcyclus van 10 weken per oogst.
Bij haar verdere berekeningen neemt de rechtbank de in de kwekerij op 6 juni 2011 aangetroffen situatie als uitgangspunt.
Bij een bezetting van 17 hennepplanten per m2 is de opbrengst aan hennep per plant 27,2 gram.
De totale bruto opbrengst in kilogrammen is derhalve:
1172 hennepplanten x 27,2 gram =31,8784 kilogram.
Volgens het rapport BOOM bedraagt de verkoopprijs minimaal € 3.280,- per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 31,8784 kilogram x € 3.280,- =
€ 104.561,-.
Uit de verklaring van [persoon 3] blijkt dat hij per maand € 3000,- contant voor de huur van het pand heeft ontvangen. Bij één gerealiseerde oogst wordt 10 weken gebruik gemaakt van het pand. Afgerond is dit 3 maanden. De totale kosten voor de huur van het pand bedragen derhalve 3 maanden x € 3.000,- = € 9.000,-.
De inkoopprijs van de stekken bedraagt 2,85 per stek. Nu de rechtbank uitgaat van één gerealiseerde oogst betreft de totale inkoopprijs van de stekken 1172 x € 2,85 = € 3.340,-
De afschrijvingskosten bij de aangetroffen hoeveelheid hennepplanten zijn € 750,- per oogst.
Voor de overige variabele kosten wordt uitgegaan van € 3,33 per hennepplant, hetgeen neerkomt op een totaal aan variabele kosten van 1172 x €3,33 = € 3.903,-.
De totale kosten voor 1 oogst bedragen, gelet op het bovenstaande, € 16.993,-.
Gelet op de voorgaande gegevens berekent de rechtbank het totale wederrechtelijk verkregen voordeel voor de criminele organisatie voor locatie [adres 4] te Culemborg als volgt:
Totale opbrengst voor één oogst € 104.561,-
Totale kosten voor één oogst -/- € 16.993,-
--------------
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 87.568,-
3.6.
3.6.Locatie [adres 5] te Oss.
Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij locatie [adres 5] te Oss d.d. 19 oktober 2011 blijkt het navolgende.
Op 6 juni 2011 werd op dit adres geen hennepkwekerij meer aangetroffen.
De bewoner van dit pand, genaamd [persoon 4], heeft verklaard dat er een hennepkwekerij was en dat er twee keer is geoogst. Hij wist niet hoeveel planten er in de hennepkwekerij in zijn woning hebben gestaan. Hij schatte het aantal planten tussen de 70 en 100. “De kamer stond in ieder geval helemaal vol” aldus [persoon 4]. Hij heeft verklaard dat in zijn woning in een ruimte van 2 meter bij 2,5 meter de hennepkwekerij had gezeten. Gelet op zijn verklaring gaat de rechtbank er van uit dat de oppervlakte waarin de hennepkwekerij heeft gezeten, 5m2 bedraagt.
Het BOOM rapport stelt, dat wanneer het aantal planten per m2 niet bekend is, uitgegaan kan worden van 15 hennepplanten per m2. Het totaal aantal hennepplanten is derhalve minimaal 5m2 x 15 hennepplanten= 75 hennepplanten.
Bij een bezetting van 15 hennepplanten per m2 is de opbrengst aan hennep per plant 28,2 gram.
De totale bruto opbrengst in kilogrammen is derhalve:
75 hennepplanten x 28,2 gram =2,115 kilogram.
De verkoopprijs bedraagt minimaal € 3.280,- per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 2,115 kilogram x € 3.280,- =
€ 6.937,-.
De rechtbank acht, gelet op de verklaring van [persoon 4], aannemelijk dat er twee oogsten zijn gerealiseerd. Naar zijn zeggen heeft hij voor de eerste oogst van veroordeelde [medeveroordeelde 5] een bedrag van € 1.250,- ontvangen en voor de tweede € 2.500,-
De betaalde vergoedingen aan [persoon 4] voor de huisvesting van de hennepkwekerij bedragen in totaal € 3.750,-.
De inkoopprijs van de stekken bedraagt 2,85 per stek. Nu de rechtbank uitgaat van twee gerealiseerde oogsten betreft de totale inkoopprijs van de stekken 2x 75 x € 2,85 =
€ 428,-.
De afschrijvingskosten bij de aangenomen hoeveelheid hennepplanten zijn volgens het BOOM rapport € 150,- per oogst, dus een totaal bedrag aan afschrijvingskosten voor twee oogsten van € 300,-.
Voor de overige variabele kosten wordt uitgegaan van € 3,33 per hennepplant, hetgeen neerkomt op een totaal aan variabele kosten van 2x 75 x €3,33 = € 500,-.
De totale kosten voor 2 oogsten bedragen, gelet op het bovenstaande, € 4.978,-.
Gelet op de voorgaande gegevens berekent de rechtbank het totale wederrechtelijk verkregen voordeel voor de criminele organisatie voor locatie [adres 5] te Oss als volgt:
Totale opbrengst voor twee oogsten € 13.874,-
Totale kosten voor twee oogsten -/- € 4.978,-
--------------
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 8.896,-
3.7.
Locatie [adres 6] te Acquoy.
Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij locatie [adres 6] te Acquoy d.d. 19 oktober 2011 blijkt het navolgende.
Er werd op dit adres geen hennepkwekerij aangetroffen, aangezien de hennepkwekerij al geruime tijd geleden opgeruimd was. Derhalve is door de politie geen onderzoek meer verricht op deze locatie. Uit de verklaring van de eigenaar van het betreffend pand volgt dat hij begin maart 2011 in zijn loods kwam en er een “klerezooi ”aantrof. Hij zag onder meer potgrond, een plastic slang, zeil, stukken hout en resten van planten. Uit de tapgesprekken en observaties volgt het vermoeden dat[medeveroordeelde 2] tezamen met anderen de hennepkwekerij op dit adres op 3 maart 2011 heeft opgeruimd.
De rechtbank overweegt dat met de onherroepelijke veroordeling in de hoofdzaak vast staat dat betrokkene in de bewezenverklaarde periode deel heeft uitgemaakt van een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid van de Opiumwet en heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. In het veroordelend vonnis van de rechtbank d.d. 20 december 2012 worden een aantal locaties genoemd waarop de criminele organisatie, waarvan veroordeelde deel uit maakte, hennepkwekerijen heeft geëxploiteerd. Het adres [adres 6] te Acquoy wordt echter in voornoemd vonnis niet vermeld.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat, op basis van de verklaring van [persoon 5], de observaties en tapgesprekken, niet met voldoende zekerheid geconcludeerd kan worden dat er ten bate van de criminele organisatie op het adres [adres 6] te Acquoy een eerdere oogst heeft plaatsgevonden.
Aldus bestaan er naar oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen die dwingend tot de conclusie leiden dat de veroordeelde op voornoemd adres voordeel heeft genoten.
3.8.
Locatie [adres 7] te Heteren.
Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij locatie [adres 7] te Heteren d.d. 19 oktober 2011 blijkt het navolgende.
Op 27 augustus 2010 werd op dit adres een volledig ingerichte hennepkwekerij zonder hennepplanten aangetroffen. Er stonden 1162 potten, waarvan een deel gevuld was met aarde en een deel leeg was met daarbij losse aarde.
Bij de ruiming van de hennepkwekerij werden op de grond hennepresten aangetroffen. Ook werd stof op de kappen van de assimilatielampen en kalkafzetting gevonden. Voorts werd er op dit adres 6335 gram aan gedroogde hennep aangetroffen.
De huurder van het pand was [persoon 6]. Hij heeft het pand vanaf 1 april 2010 gehuurd.
Naar oordeel van de rechtbank zijn er, behalve de duur van de huurovereenkomst, geen nadere aanknopingspunten om uit te gaan van meer dan één gerealiseerde oogst.
De rechtbank daarom uit van één gerealiseerde oogst in dit pand. Bij haar berekeningen neemt de rechtbank de op 27 augustus 2010 aangetroffen situatie als uitgangspunt.
Het rapport van Boom stelt, dat wanneer het aantal planten per m2 niet bekend is, uitgegaan kan worden van 15 hennepplanten per m2.Bij een bezetting van 15 hennepplanten per m2 is de opbrengst aan hennep per plant 28,2 gram.
De bruto opbrengst in kilogrammen is derhalve:
1162 hennepplanten x 28,2 gram =32,7684 kilogram.
De verkoopprijs bedraagt minimaal € 3.280,- per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 32,7684 kilogram x € 3.280,- =
€ 107.480,-. Het is aannemelijk dat de aangetroffen 6335 gram gedroogde hennep afkomstig is uit de laatste oogst.
De totale bruto opbrengst bedraagt derhalve 32,7684 kilogram -6,335 kilogram = 26,4334 kilogram.
26,4334 kilogram x de verkoopprijs van 3.280,- per kilogram resulteert in een bruto opbrengst van € 86.701,-.
De betaalde huur in de periode van 1 april 2010 tot en met 27 augustus 2010 bedraagt (afgerond op hele maanden) € 5.355,-.
De inkoopprijs van de stekken bedraagt 2,85 per stek. De kosten van de stekken van de aangetroffen hennep dienen niet in de berekening meegenomen te worden, aangezien hiervan geen opbrengst is geweest. Het gewicht van de aangetroffen hennep was, zoals hiervoor reeds vermeld, 6,335 kilogram. Uitgaande van 28,2 gram per plant is aldus de gedroogde hennep aangetroffen afkomstig van 225 hennepplanten (6335 gram : 28,2 gram).
1162 hennepplanten – 225 hennepplanten= 937 hennepplanten.
Nu de rechtbank uitgaat van één gerealiseerde oogst betreft de totale inkoopprijs van de stekken 937 x € 2,85 = € 2.670,-.
De afschrijvingskosten bij de aangetroffen hoeveelheid henneppotten zijn € 500,- per oogst.
Voor de overige variabele kosten wordt uitgegaan van € 3,33 per hennepplant. Hetgeen neerkomt op een totaal aan variabele kosten van 937 x €3,33 = € 3.120,-.
De totale kosten voor één oogst bedragen, gelet op het bovenstaande, € 11.645,-.
Gelet op de voorgaande gegevens berekent de rechtbank het totale wederrechtelijk verkregen voordeel voor de criminele organisatie voor locatie [adres 7] te Heteren als volgt:
Totale opbrengst voor één oogst € 86.701,-
Totale kosten voor één oogst -/- € 11.645,-
--------------
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 75.056,-
3.9.
Bepaling van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel.
Gelet op de voorgaande gegevens berekent de rechtbank het totale wederrechtelijk verkregen voordeel voor de criminele organisatie als volgt:
  • Locatie [adres 2] te Dordrecht € 80.390,-
  • Locatie [adres 3] te Papendrecht € 173.511,24
  • Locatie [adres 4] te Culemborg € 87.568,-
  • Locatie [adres 5] te Oss € 8.896,-
  • Locatie [adres 7] te Heteren € 75.056,-
-----------------
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 425.421,24.
3.10.
Verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Veroordeelde en medeveroordeelden [medeveroordeelde 2], [medeveroordeelde 3], [medeveroordeelde 4] en [medeveroordeelde 5] zijn door de rechtbank ’s-Hertogenbosch op 20 december 2012 veroordeeld voor deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid van de Opiumwet en deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Noch uit het procesdossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat veroordeelde een ander aandeel binnen de criminele organisatie heeft gehad dan zijn medeveroordeelden voornoemd. Bovendien heeft veroordeelde hieromtrent ook geen inzicht willen geven.
Gelet hierop komt de rechtbank tot een gelijke verdeling tussen de 5 veroordeelden.
De rechtbank schat derhalve het voordeel van veroordeelde op:
€ 425.421,24 / 5 =
€ 85.084,24.

4.De draagkracht van veroordeelde.

De verdediging heeft aangevoerd dat er bij veroordeelde sprake is van een verminderde draagkracht. De draagkracht van veroordeelde is nu en in de toekomst niet toereikend om substantiële betalingen te verrichten.
De rechtbank overweegt als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie dient de draagkracht in beginsel aan de orde te worden gesteld in de executiefase. In het ontnemingsgeding kan de draagkracht alleen dan met vrucht aan de orde worden gesteld indien aanstonds duidelijk is dat veroordeelde op dat moment en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben (Hoge Raad 27 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ7747). Naar het oordeel van de rechtbank zijn door of namens veroordeelde in het ontnemingsgeding geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan aannemelijk is geworden dat hij geen draagkracht heeft of zal hebben. Gelet hierop verwerpt de rechtbank het draagkrachtverweer.
Toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 85.084,24(vijfentachtigduizendvierentachtig euro en vierentwintig eurocent).
Legt aan [veroordeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 85.084,24(vijfentachtigduizendvierentachtig euro en vierentwintig eurocent), ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, dat hij, door middel van of uit de baten van het feit ter zake waarvan hij is veroordeeld, heeft verkregen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. H.F. van Kregten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 7 oktober 2014.
Mr. Van Kregten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zaaksdossier BRZ181.11HK.07.HZ, pagina 5410