ECLI:NL:RBOBR:2014:4073

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2014
Publicatiedatum
21 juli 2014
Zaaknummer
AWB-13_797
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsuitkering wegens niet meewerken aan huisbezoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. De eiser had een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat hij niet had meegewerkt aan een huisbezoek dat was gepland om zijn recht op bijstand vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat er redelijke grond was voor het huisbezoek, gezien de eerdere afwijzing van een WWB-aanvraag en de informatie die verweerder had verkregen over de activiteiten van eiser als acupuncturist. Eiser had eerder verklaard gestopt te zijn met zijn acupunctuurpraktijk, maar er waren aanwijzingen dat hij nog steeds actief was. Tijdens het huisbezoek op 16 juli 2012 weigerde eiser het formulier voor toestemming te ondertekenen, wat door de rechtbank werd geïnterpreteerd als een weigering om medewerking te verlenen aan het huisbezoek zelf. Eiser voerde aan dat hij in een emotionele gemoedstoestand verkeerde en dat hem een afkoelingsperiode had moeten worden gegund, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat zijn gemoedstoestand hem belette om mee te werken. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht de aanvraag voor bijstand had afgewezen en dat het beroep van eiser ongegrond was.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 13/797

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 juli 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. J. van de Wiel),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Linders).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag voor een bijstandsuitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) afgewezen.
Bij besluit, verzonden op 21 januari 2013, (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2014. Eiser en verweerder zijn verschenen bij hun gemachtigde.

Overwegingen

1.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
2.
Eiser heeft eerder gedurende lange tijd een bijstandsuitkering genoten. Eiser heeft voorts inkomsten gehad uit een eigen acupunctuurpraktijk. Na eerdere beëindiging van de uitkering is een aanvraag van eiser van februari 2011 om een WWB-uitkering bij besluit van 30 september 2011 afgewezen, omdat eiser onvoldoende inlichtingen kon verschaffen over de inkomsten uit zijn praktijk. Een verzoek om een voorlopige voorziening van eiser is afgewezen bij uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 3 mei 2012. Op 3 november 2011 heeft eiser zich bij verweerder gemeld voor het aanvragen van een bijstandsuitkering. Bij deze gelegenheid heeft hij aangegeven dat hij geen zelfstandige meer is. Op 3 februari 2012 heeft een spreekkamergesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft eiser verklaard dat hij sinds eind november 2011 geen inkomsten uit zelfstandigheid meer heeft, omdat hij vanaf dat moment is gestopt met zijn eigen acupunctuurpraktijk. Op 3 februari 2012 heeft er aansluitend aan het gesprek een huisbezoek plaatsgevonden, waarbij is gebleken dat eiser op dat moment geen behandelingen voor zijn acupunctuurpraktijk kon uitvoeren in zijn woning, aangezien alle benodigde materialen waren verwijderd voor een openbare executieverkoop.
3.
Eind februari 2012 is bij het Werkleerbedrijf, waar eiser op dat moment een re-integratietraject volgde, een door eiser op de printer achtergelaten e-mailwisseling van hem - gedateerd 26 februari 2012 - aangetroffen, waarin eiser aan een collega-acupuncturist vertelt dat hij praktiseert in de avonduren, maar dat goed wil gaan aanpakken in de vorm van een maatschap of een pand huren met meerdere collega’s. Ook heeft hij in deze email medegedeeld dat zijn website, www.acupurepainless.nl, in maart 2012 online gaat.
Verweerder heeft vervolgens een aantal (oude) klanten van eiser gehoord en heeft contact opgenomen met zorgverzekeraar VGZ. Voorts heeft een medewerker van verweerder met eiser een afspraak gemaakt voor een acupunctuurbehandeling op 16 juli 2012, dit om te verifiëren of eiser ook inderdaad afspraken maakt met klanten. Vlak voor het tijdstip van de afspraak hebben twee medewerkers van verweerder bij eisers woning aangebeld met het verzoek om een huisbezoek te mogen afleggen. Eiser heeft geweigerd het formulier Toestemming-Huisbezoek te tekenen. De medewerkers hebben daarop de woning verlaten. Verweerder heeft vervolgens eisers aanvraag voor een bijstandsuitkering afgewezen omdat hij niet heeft meegewerkt aan het huisbezoek op 16 juli 2012, waardoor het recht op bijstand niet is vast te stellen.
4.
Bij het bestreden besluit is eisers bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag door verweerder ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich hiertoe in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat de lange termijn voor de afhandeling van de aanvraag geen reden kan zijn om over te gaan tot bijstandsverlening. Voorts meent verweerder dat de bij het Werkleerbedrijf aangetroffen mailwisseling met eisers collega-acupuncturist in de gegeven omstandigheden gebruikt kan worden in de procedure. Er is volgens verweerder geen sprake van een bewijsmiddel dat is verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Verweerder stelt dat de mailwisseling geen persoonlijke informatie bevat, maar wel informatie die in het kader van het recht op bijstand van belang is. Ten aanzien van het huisbezoek op 16 juli 2012 stelt verweerder zich op het standpunt dat hiervoor een redelijke grond aanwezig was. Er hadden volgens verweerder geen minder belastende controlemiddelen zoals een buurtonderzoek of waarnemingen ingezet kunnen worden. Een buurtonderzoek zou juist meer belastend zijn geweest, omdat dit de buurtbewoners op de hoogte had gebracht van een onderzoek naar eiser. Waarnemingen waren in de gegeven omstandigheden evenmin een geëigend onderzoeksmiddel omdat daarbij niet duidelijk zou zijn of iemand die de woning in gaat een klant dan wel gewoon bezoek is van eiser. Daarbij wijst verweerder erop dat eiser herhaaldelijk heeft beweerd dat hij geen of heel weinig klanten heeft. Verweerder stelt verder dat het huisbezoek in alle rust is verlopen. Verweerder acht het in de gegeven omstandigheden niet in strijd met de zorgvuldigheid dat eiser geen afkoelingsperiode is gegund. Eiser is meerdere malen gewezen op de gevolgen van het niet meewerken aan het huisbezoek. Het niet meewerken aan het huisbezoek had volgens verweerder geen gegronde reden en was dus verwijtbaar.
5.
Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij wijst op een rapport van medisch adviesbureau Argonaut Advies van 24 oktober 2012. Eiser stelt dat het rapport het beeld laat zien van een psychisch zwaar beschadigde man die zich niet kan redden in moeilijke situaties. Volgens eiser is het bijna onvoorstelbaar dat hij tijdens een onverwacht huisbezoek - het zoveelste - en nadat hij heeft ontdekt dat hij erin geluisd is door een medewerker van verweerder, rustig, rationeel en weloverwogen tot de afweging komt dat hij hier niet aan mee wil werken. Eiser wijst erop dat zijn verwarring duidelijk naar voren komt in het verslag van het huisbezoek. Volgens eiser valt, gelet op zijn persoonlijkheid, zijn reactie en de manier waarop het huisbezoek is ingeleid, in alle redelijkheid niet staande te houden dat hij niet in emotionele verwarring verkeerde. Eiser stelt dat daarmee de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op hem van toepassing is waarin is bepaald dat in een dergelijk geval het onderzoek onzorgvuldig is indien niet na een herstelperiode wordt gepoogd het huisbezoek te hervatten (uitspraken van 1 maart 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP7678, en van 24 april 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW3994). In het verlengde hiervan acht eiser het eveneens onbegrijpelijk waarom nadien niet alsnog is geprobeerd hem uit te nodigen de situatie te verduidelijken of nadere stukken in te dienen. Eiser wijst erop dat verweerder wel stelt dat de omvang van de activiteiten als acupuncturist alleen met een huisbezoek geverifieerd kon worden, maar in wezen kan met een huisbezoek alleen worden waargenomen of eisers woning als praktijkruimte is ingericht of niet. Verweerders standpunt staat volgens eiser lijnrecht tegenover het feit dat men na een huisbezoek in februari 2012, waarbij is gezien dat in de woning met geen mogelijkheid behandelingen konden plaatsvinden, toch weer verder is gaan rechercheren naar de bedrijfsactiviteiten. Voorts wijst eiser erop dat hij in november 2011 een paar behandelingen heeft gedeclareerd bij zorgverzekeraar VGZ, maar dat wil volgens hem niet zeggen dat die behandelingen ook in die maand zijn verricht. Bovendien betroffen de meeste declaraties behandelingen van zichzelf. Eiser stelt dat hij, gelet op zijn forse beperkingen ten aanzien van het werken met en voor anderen, helemaal niet met succes een acupunctuurpraktijk in stand kan houden. Dat hij een website heeft en interesse-mailtjes stuurt aan andere acupuncturisten doet daar volgens hem niet aan af.
6.
De rechtbank overweegt als volgt.
7.
Volgens vaste rechtspraak van de CRvB bestrijkt de door de bestuursrechter te beoordelen periode in geval van een aanvraag om bijstand in beginsel de periode vanaf de datum van de aanvraag, of de datum met ingang waarvan bijstand wordt aangevraagd, tot en met de datum van het primaire besluit. Dat betekent dat in dit geval de te beoordelen periode loopt van 3 november 2011 tot en met 18 juli 2012.
8.
Artikel 17, tweede lid, van de WWB bepaalt dat de belanghebbende verplicht is aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet. Indien de belanghebbende niet aan de medewerkingsverplichting voldoet is dat een grond voor weigering, intrekking of beëindiging van de bijstand indien als gevolg van het niet nakomen van die verplichting niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in welke mate, betrokkene recht op bijstand heeft.
9.
Volgens vaste rechtspraak van de CRvB (uitspraak van 19 juni 2012, ECLI:NL:CRVB: 2012:BW9756) kunnen aan het niet meewerken aan een huisbezoek eerst gevolgen worden verbonden, in de vorm van het weigeren, beëindigen of intrekken van de bijstand, indien
voor dat huisbezoek in het individuele geval een redelijke grond bestaat. Van een dergelijke grond is sprake indien voorafgaand aan - dat wil zeggen: vóór of uiterlijk bij de aanvang van - het huisbezoek duidelijk is dát en op grond van welke concrete feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van de door betrokkene omtrent zijn woon- en leefsituatie verstrekte inlichtingen, voor zover deze gegevens onmiskenbaar van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand en deze gegevens niet op een andere effectieve en voor betrokkene minder belastende wijze kunnen worden geverifieerd.
10.
Blijkens de gedingstukken en het verhandelde ter zitting heeft verweerder deze redelijke grond aanwezig geacht op grond van de volgende gegevens:
1.
Eiser heeft tijdens de aanvraag verklaard gestopt te zijn met zijn activiteiten als acupuncturist.
2.
Uit een mail die eiser bij het Werkleerbedrijf heeft achtergelaten blijkt dat hij contact zoekt met collega’s met het oog op samenwerking in een praktijk.
3.
Eiser heeft een professionele internetsite waaruit blijkt dat hij weer actief is en dat er afspraken met hem gemaakt kunnen worden.
4.
Op internet zijn veel sites te vinden waarop verwijzingen worden gemaakt naar eiser en zijn praktijk.
5.
Eiser heeft een afspraak gemaakt met een medewerker van verweerder voor het spreekuur in zijn praktijk, het inloopspreekuur.
Redelijke grond
11.
Eiser heeft aangegeven dat het gebruik van de mailwisseling en het maken van een afspraak onder het voorwendsel dat men een acupunctuurbehandeling wil ondergaan ongeoorloofde onderzoeksmethoden zijn. Verweerder mocht de daardoor verkregen informatie dan ook niet ten grondslag leggen aan het huisbezoek op 16 juli 2012. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Daarbij wordt een doorslaggevend belang gehecht aan het feit dat het stuk is aangetroffen op een printer binnen verweerders organisatie, waar eiser een door verweerder ingezet re-integratietraject volgde. Het stuk bevatte bovendien gegevens die van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand en voor verweerder aanleiding konden zijn nader onderzoek te verrichten. Niet valt in te zien dat verweerder van een op een dergelijke plaats achtergelaten stuk geen gebruik zou hebben mogen maken. Evenmin valt in te zien dat het maken van een afspraak met eiser om te achterhalen of hij afspraken maakt voor behandeling ongeoorloofd moet worden geacht, nu eiser zelf op het internet onder vermelding van zijn telefoonnummer adverteerde als acupuncturist. Ook kan verweerder worden gevolgd in zijn standpunt dat er geen andere en minder ingrijpende methoden waren dan een huisbezoek om eisers situatie te onderzoeken. Eiser heeft de door verweerder aan die keuze ten grondslag gelegde overwegingen niet betwist. Gelet op de onder rechtsoverweging 2. omschreven voorgeschiedenis en nu niet op een andere, minder aangrijpende manier te controleren was of eiser werkzaamheden verrichtte, kon voor verweerder naar het oordeel van de rechtbank in de hiervoor opgesomde gegevens voldoende redelijke grond worden gevonden om tot een huisbezoek over te gaan.
Weigering toestemming te geven voor het huisbezoek?
12.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of moet worden geoordeeld dat eiser heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het huisbezoek. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
13.
Uit het rapport van 18 juli 2012 dat van het huisbezoek is opgemaakt is af te leiden dat verweerders sociaal rechercheurs vooraf de reden en het doel van hun komst hebben medegedeeld en dat eiser in eerste instantie niet wilde toestaan dat een huisbezoek zou plaatsvinden. Eiser gaf aan eerst te willen spreken met zijn advocaat, die echter op dat moment met vakantie was. De rechercheurs antwoordden daarop dat het niet verlenen van medewerking tot gevolg zou hebben dat de uitkering zou worden geweigerd. Zij hebben uitgelegd dat zij de feitelijke situatie in eisers woning dienden te beoordelen. Eiser deelde daarop mede dat het dan toch goed was en dat de rechercheurs dan maar binnen moesten komen. Daarop is door een van de rechercheurs uitgelegd dat hij dan graag had dat eiser het meegebrachte formulier Toestemming-Huisbezoek zou ondertekenen. Na voorlezing ervan kreeg eiser een pen overhandigd, waarna eiser de woning inliep en een gebaar maakte waaruit de sociaal rechercheurs opmaakten dat zij eiser mochten volgen. Eiser zei: “Kom maar even”. Nadat de rechercheurs de woonkamer hadden betreden en eiser het formulier nogmaals was voorgelezen en verzocht te ondertekenen antwoordde eiser: “Volgens mij heb ik nog niets getekend en jullie zijn wel in mijn woning”. De rechercheurs hebben eisers woning hierop verlaten en bij de voordeur nogmaals gevraagd of eiser wel of niet zijn medewerking aan het huisbezoek wilde verlenen. Eiser werd nogmaals gevraagd schriftelijk toestemming te verlenen voor het huisbezoek. Eiser deelde mede dat dit toch geen zin had omdat de aanvraag toch afgewezen zou worden. Na dit herhaald te hebben en nadat eiser nogmaals geweigerd had te tekenen is eiser andermaal duidelijk gemaakt dat niet meewerken aan het huisbezoek afwijzing van de aanvraag zou betekenen. Eiser heeft hierop de voordeur gesloten. Korte tijd nadien is hij zijn huis uitgegaan en is weggefietst, waarbij hij de rechercheurs die nog buiten stonden, heeft gezien.
14.
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank uit een weigering een formulier betreffende een huisbezoek te tekenen op zichzelf niet kan worden afgeleid dat ook geen toestemming voor een huisbezoek wordt verleend, blijkt in dit geval uit eisers houding en gedrag dat hij ook geen toestemming wilde geven voor het huisbezoek zelf. Voor zover eiser heeft gesteld dat uit het niet-tekenen van het formulier niet kan worden geconcludeerd dat verweerders medewerkers niet welkom waren voor een huisbezoek kan dit betoog in dit geval dus niet slagen. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat eiser al vaker huisbezoeken had meegemaakt en hij dus geacht kon worden te weten wat er ging gebeuren. Bovendien, ook indien zou moeten worden aangenomen dat eisers bezwaren zich beperkten tot het ondertekenen van het formulier en dus geen betrekking hadden op het huisbezoek zelf, had het op zijn weg gelegen dit aan de sociaal rechercheurs met zoveel woorden duidelijk te maken. Het moet eiser immers door het vertrek van de sociaal rechercheurs duidelijk zijn geweest dat de sociaal rechercheurs de weigering het formulier te ondertekenen hadden opgevat als een weigering tot medewerking aan het huisbezoek zelf. Eiser had de sociaal rechercheurs op dat moment, en ook nadien, toen hij de woning verliet en de sociaal rechercheurs nog bij de woning aantrof, op het kennelijk bestaande misverstand kunnen wijzen. Gelet op de consequenties die - naar hem duidelijk was meegedeeld - aan het weigeren van het huisbezoek zelf waren verbonden had hij dat ook moeten doen.
Rapport Argonaut Advies
15.
Eiser heeft aangevoerd dat, voor zover moet worden gezegd dat hij het huisbezoek heeft geweigerd, dit hem niet kan worden verweten gezien de gemoedstoestand waarin hij toen verkeerde. Daarbij is verwezen naar eerdergenoemd rapport van Argonaut Advies van 24 oktober 2012. Betoogd is dat bij oplopende druk, en aangenomen mag worden dat daar wel sprake van is geweest ten tijde van belang, spanningen, angsten en wantrouwen reële risico’s zijn. Naar eiser meent is hij hierdoor destijds geblokkeerd en had eiser - zoals volgens de jurisprudentie ook moet bij woede-uitbarstingen tijdens een huisbezoek - een afkoelingsperiode moeten worden gegund om alsnog met een huisbezoek in te stemmen. Volgens het rapport is eiser bovendien niet in staat te werken op de reguliere arbeidsmarkt en evenmin in staat deel te nemen aan een WLB-traject en is het dus onwaarschijnlijk dat hij in die tijd een acupunctuurpraktijk heeft gehad. Verweerders onderzoek is daarom eens te meer onzorgvuldig geweest.
16.
De rechtbank kan eiser hierin niet volgen, reeds omdat de inhoud van het rapport van Argonaut Advies geen betrekking heeft op de hier te beantwoorden vraag of eiser op het moment dat men een huisbezoek bij hem wilde afleggen verkeerde in een gemoedstoestand die hem belette aan het huisbezoek mee te werken. Nu het rapport geen antwoord geeft op deze vraag en ook anderszins geen aanwijzingen van een dergelijke gemoedstoestand uit het dossier zijn af te leiden, was verweerder niet gehouden eiser een afkoelingsperiode te gunnen en hem nogmaals in de gelegenheid te stellen mee te werken aan het huisbezoek. De enkele stelling dat uit het rapport (wel) blijkt dat het onwaarschijnlijk is dat eiser in de betreffende tijd een acupunctuurpraktijk heeft gehad, maakt niet dat verweerder geen aanleiding mocht zien een huisbezoek af te leggen, gelet op de aanwijzingen waarover verweerder beschikte.
17.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder bij het bestreden besluit eisers bezwaren tegen het afwijzen van zijn aanvraag voor een WWB-uitkering terecht heeft afgewezen.
18.
Hetgeen overigens is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
19.
Het beroep is ongegrond. Voor een veroordeling van een van de partijen in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F.E. van Olden-Smit, voorzitter, en mr. A.F.C.J. Mosheuvel en mr. I. Ravenschlag, leden, in aanwezigheid van drs. M.T. Petersen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.