ECLI:NL:RBOBR:2014:2420

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
12 mei 2014
Zaaknummer
SHE 13/4788
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan machtiging en onjuiste stukken

Op 22 april 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in de zaak tussen Fitland Vastgoed II B.V. en de heffingsambtenaar van de gemeente Gemert-Bakel uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit volgde op het feit dat de rechtbank niet in staat was om de machtiging van de gemachtigde van eiseres te verifiëren, omdat de overgelegde stukken niet betrekking hadden op de juiste rechtspersoon. Eiseres had een beroep ingesteld tegen de aanslagen onroerende-zaakbelastingen (OZB) voor het kalenderjaar 2013, waarbij de waarden van twee onroerende zaken in Gemert waren vastgesteld. De rechtbank had eerder de gemachtigde van eiseres in de gelegenheid gesteld om de benodigde documenten aan te leveren, maar de ingediende stukken betroffen een andere rechtspersoon, Fitland Vastgoed I B.V., waardoor de rechtbank niet kon vaststellen of de machtiging correct was afgegeven. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het verzuim niet tijdig was hersteld. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad ter ondersteuning van haar beslissing. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. Y.S. Klerk als voorzitter, en de leden mr. M.M.L. Wijnen en mr. M.P. Schutte. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 13/4788

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

22 april 2014 in de zaak tussen

Fitland Vastgoed II B.V., te [vestigingsplaats], eiseres
(gemachtigden: mr. A.G.M. van Bree en [persoon 1]),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Gemert-Bakel, verweerder.

Procesverloop

Bij beschikking van 28 februari 2013, vervat in een op die datum gedagtekend aanslagbiljet, heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarden van de volgende onroerende zaken, te Gemert, per waardepeildatum 1 januari 2012, naar de toestand op 1 januari 2013, voor het kalenderjaar 2013, vastgesteld op de hierna genoemde waarden:
- [adres 1], waarde € 239.000;
- [adres 2], waarde € 3.817.000;
In dit geschrift zijn tevens de aanslagen onroerende-zaakbelastingen (OZB) voor het kalenderjaar 2013 bekend gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 26 augustus 2013 de bestreden uitspraak op bezwaar) heeft verweerder de waarden van de onroerende zaken als volgt verlaagd:
- [adres 1], verlaagd naar € 216.000;
- [adres 2], verlaagd naar € 3.731.000;
Daarbij zijn tevens de daarop gebaseerde aanslagen OZB dienovereenkomstig verminderd.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft na het verweerschrift nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2014. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 1]. Verweerder is verschenen in de persoon van
drs. K.G. Stenger, bijgestaan door F.T.M. van Neer.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1.
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2.
Ambtshalve ziet de rechtbank zich eerst gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het beroep.
3.
De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift is ingediend namens Fitland Vastgoed II B.V. door mr. A.G.M. van Bree. Bij brief van 7 oktober 2013 heeft de rechtbank de gemachtigde van eiseres in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een recente schriftelijke machtiging, een uittreksel uit het handelsregister en een kopie van de statuten toe te sturen. In deze brief is nadrukkelijk vermeld dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren indien de geconstateerde verzuimen niet tijdig worden hersteld.
4.
Bij brief van 23 oktober 2013 heeft de gemachtigde van eiseres een recente machtiging, een uittreksel uit het handelsregister met betrekking tot Fitland Vastgoed I B.V. en een kopie van de staturen met betrekking tot laatstgenoemde rechtspersoon ingestuurd. De rechtbank constateert dat de twee laatstgenoemde stukken niet zien op eiseres, te weten Fitland Vastgoed II B.V.. Nu niet de juiste stukken zijn overgelegd, kan door de rechtbank niet worden geverifieerd of voormelde machtiging door de daartoe bevoegde persoon is afgegeven. Bij geen machtiging dan wel, zoals in het onderhavige geval, een schriftelijke machtiging waarvan de juistheid niet kan worden gecontroleerd, kleeft er naar het oordeel van de rechtbank een gebrek aan het beroepschrift, omdat niet is voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is vereist. Dit verzuim is niet binnen de daarvoor door de rechtbank geboden termijn hersteld. De rechtbank wijst in dit kader op het arrest van de Hoge Raad van 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:2. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.S. Klerk, voorzitter, en mr. M.M.L. Wijnen en
mr. M.P. Schutte, leden, in aanwezigheid van Z. Selkan, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 april 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.