ECLI:NL:RBOBR:2014:1606
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Venekamp
- H.M.H. de Koning
- J.M.H. Rijken - Lie
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vergaarplicht van bestuursorganen onder de Wet openbaarheid van bestuur
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) over de toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De eiser had verzocht om informatie met betrekking tot een boetebeschikking die hij had ontvangen van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) en had aanvullende documenten gevraagd die volgens hem onder de CVOM zouden moeten berusten. De rechtbank oordeelde dat de Wob een bestuursorgaan niet verplicht om informatie elders te vergaren, tenzij deze informatie bij het bestuursorgaan behoort te berusten. De rechtbank stelde vast dat de CVOM het verzoek om openbaarmaking van documenten die niet bij hen berusten, terecht had afgewezen en deze had doorgestuurd naar de politie. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser niet-ontvankelijk voor zover het gericht was tegen het niet tijdig nemen van een besluit, omdat de CVOM inmiddels een besluit had genomen. Het beroep tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was, behalve voor de kosten die verband hielden met het niet tijdig beslissen. De rechtbank benadrukte dat de Wob enkel van toepassing is op bestaande documenten en dat er geen verplichting bestaat om nieuwe documenten te creëren. De uitspraak bevestigt de grenzen van de vergaarplicht van bestuursorganen onder de Wob.