14.2De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond, wat hier verder ook van zij, niet kan leiden tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Dit door verweerder genomen besluit dient door de rechtbank te worden getoetst, niet het handelen van vergunninghoudster.
15. Gelet op het bovenstaande zijn de beroepen gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking, voor zover het betreft voorschrift 1 in bijlage III alsmede
voor zover verweerder heeft nagelaten toereikende voorschriften te verbinden aan de vergunning voor wat betreft het voorkomen van vliegenoverlast.
16. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de rechtbank de volgende voorschriften aan de vergunning zal verbinden:
Voorschrift 1 bijlage III: Om de grondgebondenheid van het bedrijf te waarborgen moet minimaal 80% van de ruwvoerderwinning voor het agrarisch bedrijf [adres 1] afkomstig zijn van gronden die zijn gelegen binnen een straal van circa 15 kilometer, hemelsbreed gemeten vanaf de grens van de inrichting en die duurzaam ter beschikking staan van het bedrijf [adres 1]. Hiertoe dient het bedrijf de gronden in eigendom te hebben, dan wel hierover te beschikken op basis van erfpacht, reguliere pacht of geliberaliseerde pacht voor de duur van minimaal 5 jaar. De betreffende gronden mogen niet tevens ter beschikking staan ten behoeve van een ander agrarisch bedrijf respectievelijk een andere bedrijfslocatie. Voorts dient het bedrijf op verzoek van het bevoegd gezag de opbrengst van de gronden aan te kunnen tonen.
Voorschrift 1.1.7 bijlage II: Vergunninghoudster is verplicht voorafgaand aan het in werking stellen van de inrichting een beheersplan ter voorkoming van vliegenoverlast op de gronden buiten de inrichting ter goedkeuring aan verweerder te overleggen. De inrichting kan pas in werking worden gesteld nadat verweerder het beheersplan heeft goedgekeurd. Vergunninghoudster is verplicht het beheersplan na te leven.
17. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hun betaalde griffierecht vergoedt.
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde aan eisers sub 1 beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.704,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 2 punten voor het twee keer verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen op een inlichtingencomparitie met een waarde per punt van
€ 487,- en een wegingsfactor 1). De kosten van de door eisers 2 ingeschakelde deskundige komen voor vergoeding in aanmerking, voor zover het een bedrag van € 556,00 betreft. De rechtbank acht deze kosten redelijk en redelijkerwijs gemaakt. De overige opgevoerde deskundigenkosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat zij zijn gemaakt voordat het bestreden besluit is genomen. Verder komen ook de door eisers 2 gemaakte reiskosten, ten bedrage van € 25,00, en de verletkosten, ten bedrage van € 140,00, voor vergoeding in aanmerking.
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt voorschrift 1 van bijlage III van het bestreden besluit alsmede het bestreden besluit voor zover hieraan geen voorschriften ter voorkoming van vliegenoverlast zijn verbonden;
- verbindt de volgende voorschriften aan het bestreden besluit;
Voorschrift 1 bijlage III: Om de grondgebondenheid van het bedrijf te waarborgen moet minimaal 80% van de ruwvoerderwinning voor het agrarisch bedrijf [adres 1] afkomstig zijn van gronden die zijn gelegen binnen een straal van circa 15 kilometer, hemelsbreed gemeten vanaf de grens van de inrichting en die duurzaam ter beschikking staan van het bedrijf [adres 1]. Hiertoe dient het bedrijf de gronden in eigendom te hebben, dan wel hierover te beschikken op basis van erfpacht, reguliere pacht of geliberaliseerde pacht voor de duur van minimaal 5 jaar. De betreffende gronden mogen niet tevens ter beschikking staan ten behoeve van een ander agrarisch bedrijf respectievelijk een andere bedrijfslocatie. Voorts dient het bedrijf op verzoek van het bevoegd gezag de opbrengst van de gronden aan te kunnen tonen.
Voorschrift 1.1.7 bijlage II: Vergunninghoudster is verplicht voorafgaand aan het in werking stellen van de inrichting een beheersplan ter voorkoming van vliegenoverlast op de gronden buiten de inrichting ter goedkeuring aan verweerder te overleggen. De inrichting kan pas in werking worden gesteld nadat verweerder het beheersplan heeft goedgekeurd. Vergunninghoudster is verplicht het beheersplan na te leven.
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,- aan eisers 1 en aan eisers 2 te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.704,50 te betalen aan eisers 1 en € 721,- te betalen aan eisers 2.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. D.J. de Lange en mr. J. Heijerman-Verbeet, leden, in aanwezigheid van mr. M.P.C. Moers-Anssems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.