Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 november 2013 in de zaken tussen
de stichting Novadic-Kentron, te Vught, eiseres
als vervolg op de tussenuitspraak van 9 april 2013.
Het verdere procesverloop
2 juli 2013. Bij dit besluit heeft verweerder, voor zover hier van belang, ingestemd met de indexatie van de tarieven in 2010, 2011 en 2012 voor in totaal € 226.112,95. Verder heeft verweerder bij dit besluit ingestemd met het vergoeden van de cliëntgebonden kosten 2012 voor de dag- en nachtopvang ad € 243.806,-.
Overwegingen
29 maart 2012 wordt ook vernietigd wegens strijd met artikel 4:39 van de Awb (tussenuitspraak, overweging 24).
4.1. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat verweerder ter zitting alsnog deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij de gevraagde subsidies gedeeltelijk heeft geweigerd.
4.2. Partijen zijn het eens over de indexatie van de subsidiebedragen die is vastgelegd in het besluit van 2 juli 2013.
4.3. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat de verplichting met betrekking tot de maximale beloning van medewerkers van eiseres ongedaan moet worden gemaakt.
4.4. Gelet op het voorgaande laat de rechtbank de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten zoals gewijzigd bij besluit van 2 juli 2013 in stand, met uitzondering van de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de bij besluit van 22 december 2011 opgelegde verplichting met betrekking tot de maximale beloning van medewerkers van eiseres. De rechtbank voorziet op dit punt zelf in de zaak door het primaire besluit van
22 december 2011 gedeeltelijk te herroepen. Dit besluit wordt herroepen voor zover daarbij is bepaald dat
- de beloning van medewerkers (ook directie en inhuur) van eiseres ten hoogste het Wopt-normbedrag bedraagt
- en dat bij overschrijding daarvan het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag bij de subsidievaststelling wordt verminderd.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten zoals gewijzigd bij besluit van 2 juli 2013;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten zoals gewijzigd bij besluit van 2 juli 2013 in stand blijven, met uitzondering van de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de bij besluit van 22 december 2011 opgelegde verplichting met betrekking tot de maximale beloning van medewerkers van eiseres;
- herroept het besluit van 22 december 2011 voor zover dat betrekking heeft op deze verplichting;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van in totaal € 612,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.776,-.
mr. A. Venekamp, leden, in aanwezigheid van P.L.M.M. Mulders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2013.