ECLI:NL:RBOBR:2013:5208
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van bedreiging gericht naar derden in strafzaak tegen verdachte
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is de verdachte vrijgesproken van bedreiging gericht naar derden. De zaak betreft een e-mail die de verdachte naar zijn werkgever heeft gestuurd, waarin hij geweldpleging jegens winkelend publiek en onbekende personen aankondigde. De rechtbank heeft onderzocht of deze bedreiging een vergelijkbare inbreuk op de persoonlijke vrijheid van de werkgever oplevert als een directe bedreiging aan diens adres. De rechtbank concludeert dat er geen voldoende nauwe relatie is tussen de werkgever (vreesobject) en de bedreigde derden (schadeobjecten), waardoor de bedreiging niet als zodanig kan worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inhoud van de e-mail niet voldoende specifiek was en dat er geen bewijs was dat de bedreigde derden op de hoogte waren van de bedreiging. Hierdoor is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en de relevante jurisprudentie, waarbij de rechtbank heeft gekeken naar de vereisten voor een veroordeling op basis van bedreiging volgens artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat de bewijsvoering niet wettig en overtuigend was.