Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 juni 2013 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
Procesverloop
29 januari 2013, waarna het onderzoek is geschorst teneinde partijen in de gelegenheid te stellen nader te reageren op elkaars standpunten.
Overwegingen
Eiser is geboren op 18 januari 1994 en heeft de Afghaanse nationaliteit. Eiser heeft op
4 mei 2008 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 3 februari 2009 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij uitspraak van 10 december 2009 (AWB 09/6543) heeft de rechtbank het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
16 augustus 2011, 6 oktober 2011 en 4 juni 2012.
“Betrokkene is bekend met een posttraumatische stressstoornis. Volgens informatie van de GZ-psycholoog vertoont hij in hoge mate decompensatie zich uitend in lichamelijke stressreactie met intense en lange aanhoudende hyperventilatie aanvallen, bewustzijnsdalingen soms leidend tot bewustzijnsverlies, verlamming van de spieren en aanhoudende tremor. Bovendien vertoont hij een significant verlies van lichaamsgewicht, apathie, wanhoop met suïcidale gedachten waarbij toenemend structurele persoonlijkheidsproblematiek met vermijdingsgedrag aanwezig is.”
“uit het dossier blijkt niet dat betrokkene afhankelijk is van mantelzorg.”.Ten aanzien van medische noodsituatie op korte termijn is vermeld:
“een medische noodsituatie is niet uit te sluiten bij het uitblijven van de behandeling wegens een mogelijke toename van de aanwezige suïcidaliteit.”
29 augustus 2012 overgelegd. Hierin wordt voor het eerst melding gemaakt dat bovenbedoeld seksueel misbruik door de oom van eiser is gepleegd en dat er geen “andere significante familieleden of vrienden” zijn in het land van herkomst die eiser basale veiligheid zouden kunnen bieden. De facto betekent dit dat een gedwongen terugkeer naar het land van herkomst in grote mate onveiligheid zal oproepen en vrees voor “hertraumatisering”, zodat bij terugkeer niet voldaan kan worden aan de noodzaak van een veilige behandelomgeving. Deze brief van de behandelaar van eiser is niet betrokken bij voormelde advisering door het BMA.
- het vanwege de gezondheidstoestand van de vreemdeling of van één van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen; of
- de stopzetting van de medische behandeling een medische noodsituatie zal doen ontstaan en de medische behandeling van de betreffende medische klachten niet kan plaatsvinden in het land van herkomst of een ander land waar betrokkene naar kan vertrekken.
25 april 2013 ook heeft benadrukt, de BMA-arts blijkens het BMA-advies het eventueel ontstaan van een medische noodsituatie bij het uitblijven van behandeling en de noodzaak van fysieke overdracht uitsluitend koppelt aan een mogelijke toename van de aanwezige suïcidaliteit. Hij brengt dit niet in verband met het door eiser gestelde seksueel misbruik. In dit kader is de BMA-arts in het aanvullend advies, in het licht van wat eiser en zijn behandelaar hebben aangevoerd, gemotiveerd ingegaan op het punt van de effectiviteit van de behandeling in het land van herkomst. Daaruit blijkt dat de uitlatingen van de behandelaar van eiser de BMA-arts geen aanleiding geven om op voorhand te twijfelen aan de effectiviteit van de in Afghanistan aanwezige behandeling. Met betrekking tot de gestelde traumatisering tengevolge van seksueel misbruik is door de behandelaar noch in zijn brief van 16 oktober 2011, noch in de brief van 29 augustus 2012, waarin voor het eerst wordt aangegeven dat het gestelde seksueel misbruik door eisers oom is gepleegd, aangegeven dat geen behandeling mogelijk zou zijn in het land van herkomst. In de laatstgenoemde brief wordt in dit verband enkel ingegaan op afwezigheid van opvang door andere familieleden en vrienden. In deze informatie bestond dan ook geen aanleiding om, kort gezegd, de effectiviteit van de behandeling in het land van herkomst te beoordelen. Voor het overige heeft verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat de inhoud van de brief van 29 augustus 2012 overeenkomt met eerdere informatie van de behandelaar en dat het BMA die informatie bij de advisering heeft betrokken. Verweerder hoefde de brief van eisers behandelaar van 29 augustus 2012 dus niet aan de BMA-arts voor te leggen. In het licht van het vorenstaande hebben eisers stellingen dat in het BMA-advies, noch in het aanvullend advies melding wordt gemaakt van de aard van het trauma en de omstandigheden waaronder dit is veroorzaakt, dat ook in de vraagstelling vanuit BMA richting SOS International geen melding wordt gemaakt van seksueel misbruik en dat concrete informatie over de noodzaak van een veiliger behandelomgeving is aangedragen die op de aard en het ontstaan van de (ernstige) psychische klachten van eiser is toegespitst, geen relevantie.
Beslissing
mr. A. Venekamp, leden, in aanwezigheid van mr. D.S. Arjun Sharma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2013.