ECLI:NL:RBNNE:2025:749

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
LEE 24/2759, 25/424, 25/425
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslagen omzetbelasting en verzuimboeten door de Rechtbank Noord-Nederland

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 4 maart 2025, worden de beroepen van eiseres tegen de naheffingsaanslagen omzetbelasting en de daarbij opgelegde verzuimboeten beoordeeld. Eiseres, een onderneming die zich bezighoudt met de handel in en reparatie van personenauto's, heeft bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslagen die door de inspecteur van de Belastingdienst zijn opgelegd voor de kwartalen van 2023. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag voor het tweede kwartaal van 2023 niet te hoog is vastgesteld en dat de verzuimboeten voor het niet tijdig betalen van belasting en het niet tijdig indienen van aangiften passend zijn. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet de vereiste aangifte heeft gedaan, wat leidt tot een omkering van de bewijslast. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag gebaseerd op een redelijke schatting van de verschuldigde omzetbelasting, en de rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft aangetoond dat deze schatting te hoog is. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat de naheffingsaanslagen en verzuimboeten in stand blijven. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 24/2759, 25/424 en 25/525

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 4 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam 1] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Midden- en Kleinbedrijf/kantoor Leeuwarden, de inspecteur
(gemachtigde: drs. [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 11 juni 2024.
Zaaknummer LEE 24/2759:
1.1.
Met dagtekening 30 augustus 2023 heeft de inspecteur aan eiseres over het tijdvak 1 [datum in 2023] tot en met 30 juni 2023 (het tweede kwartaal van 2023) een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 5.000. De inspecteur heeft bij beschikking tevens een verzuimboete opgelegd van € 150 vanwege het niet betalen van de omzetbelasting (betaalverzuimboete) en een verzuimboete opgelegd van € 68 vanwege het niet (tijdig) doen van aangifte (aangifteverzuimboete).
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar van 11 juni 2024 heeft de inspecteur het bezwaar van eiseres afgewezen, de naheffingsaanslag gehandhaafd, en de betaalverzuimboete en de aangifteverzuimboete in stand gelaten.
Zaaknummer LEE 25/424:
1.3.
Met dagtekening 25 november 2023 heeft de inspecteur aan eiseres over het tijdvak 1 juli 2023 tot en met 30 september 2023 (het derde kwartaal van 2023) een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 5.000. De inspecteur heeft bij beschikking tevens een verzuimboete opgelegd van € 150 vanwege het niet betalen van de omzetbelasting (betaalverzuimboete) en een verzuimboete opgelegd van € 68 vanwege het niet (tijdig) doen van aangifte (aangifteverzuimboete).
1.4.
De inspecteur heeft - naar aanleiding van een op 12 april 2024 door hem ontvangen suppletieaangifte - bij beschikking van 26 april 2024 de naheffingsaanslag voor het derde kwartaal van 2023 en de daarbij opgelegde betaalverzuimboete verminderd tot nihil.
1.5.
Bij uitspraak op bezwaar van 11 juni 2023 heeft de inspecteur het bezwaar van eiseres afgewezen en de aangifteverzuimboete in stand gelaten.
Zaaknummer LEE 25/425:
1.6.
Met dagtekening 28 februari 2024 heeft de inspecteur aan eiseres over het tijdvak 1 oktober 2023 tot en met 31 december 2023 (het vierde kwartaal 2023) een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 6.500. De inspecteur heeft bij beschikking tevens een verzuimboete opgelegd van € 195 vanwege het niet betalen van de omzetbelasting (betaalverzuimboete) en een verzuimboete opgelegd van € 68 vanwege het niet (tijdig) doen van aangifte (aangifteverzuimboete).
1.7.
De inspecteur heeft - naar aanleiding van een op 12 april 2024 door hem ontvangen suppletieaangifte - bij beschikking van 26 april 2024 de naheffingsaanslag voor het vierde kwartaal van 2023 en de daarbij opgelegde betaalverzuimboete verminderd tot nihil.
1.8.
Bij uitspraak op bezwaar van 11 juni 2024 heeft de inspecteur het bezwaar van eiseres afgewezen en de aangifteverzuimboete in stand gelaten.
Alle zaaknummers:
1.9.
De inspecteur heeft op beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.10.
Eiseres heeft nadere stukken overgelegd.
1.11.
De rechtbank heeft de beroepen op 5 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de inspecteur, bijgestaan door mr. R. Kamphuis. Namens eiseres is niemand op de zitting verschenen, hoewel eiseres op de juiste wijze is uitgenodigd voor de zitting.

Feiten

2.1.
Eiseres is in [datum in 2023] opgericht. Volgens het uittreksel uit de Kamer van Koophandel bestaan haar activiteiten uit: “
de handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s (geen import van nieuwe)
.
2.2.
Enig aandeelhouder van eiseres is de heer [naam 3] .
2.3.
Eiseres is gevestigd op het adres [adres] te [vestigingsplaats] . Volgens de basisregistratie persoonsgegevens zijn op dit adres ook de heer [naam 3] en mevrouw [naam 4] ingeschreven.
2.4.
Eiseres heeft vanaf [datum in 2023] met omzetbelasting belaste activiteiten verricht.
2.5.
Bij brief van 30 juni 2023 heeft de inspecteur eiseres gewezen op haar verplichting om aangifte voor de omzetbelasting te doen. In deze brief staat dat eiseres per kwartaal aangifte voor de omzetbelasting moet doen en dat eiseres uiterlijk 31 juli 2023 aangifte omzetbelasting voor het tijdvak 1 [datum in 2023] tot en met 30 juni 2023 moet doen, uiterlijk 31 oktober 2023 aangifte omzetbelasting moet doen voor het tijdvak 1 juli 2023 tot en met 31 augustus 2023 en uiterlijk 31 januari 2024 aangifte omzetbelasting moet doen voor het tijdvak 1 september 2023 tot en met 31 december 2023.
2.6.
Eiseres heeft op 12 april 2024 en 7 juni 2024 suppleties omzetbelasting ingediend voor het tweede, derde en vierde kwartaal van 2023.

Vooraf

3. De rechtbank merkt vooraf op dat deze beroepen enkel betrekking hebben op de in het procesverloop genoemde naheffingsaanslag over het tweede kwartaal van 2023, de daarbij opgelegde boeten en de aangifteverzuimboeten opgelegd bij de naheffingsaanslagen over het derde en vierde kwartaal van 2023. De naheffingsaanslagen over het derde en vierde kwartaal van 2023, en de daarbij opgelegde betaalverzuimboeten, heeft de inspecteur reeds voor de uitspraak op bezwaar verminderd tot nihil.
4. Eiseres heeft ter zake het tweede, derde en vierde kwartaal van 2023 middels de door haar ingediende suppleties (zie 2.6.) verzocht om teruggaven van OB. De inspecteur moet nog beslissen op die teruggaafverzoeken. Deze beroepen hebben, anders dan eiseres lijkt te veronderstellen, daarom geen betrekking op die teruggaafverzoeken. Ten slotte heeft eiseres in haar nadere stuk van 10 december 2024 de rechtbank verzocht om ook de naheffingsaanslag OB over het tijdvak 1 juli 2024 tot en met 30 september 2024 (dagtekening 28 november 2024) ‘mee te nemen’ op de zitting van 5 februari 2025. De rechtbank kan dat niet doen. De inspecteur moet eerst beslissen op het bezwaar van eiseres tegen die naheffingsaanslag. Daarna kan eiseres - mocht zij daar nog aanleiding toe zien - beroep instellen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt:
of de inspecteur terecht aan eiseres een naheffingsaanslag over het tweede kwartaal van 2023 heeft opgelegd en of die naheffingsaanslag niet te hoog is;
of de inspecteur terecht aan eiseres een betaalverzuimboete van € 150 heeft opgelegd voor het niet betalen van de verschuldigde omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2023;
of de inspecteur terecht aan eiseres aangifteverzuimboeten van € 68 heeft opgelegd voor het niet (tijdig) doen van aangiften omzetbelasting voor het tweede, derde en vierde kwartaal van 2023.
Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank is van oordeel:
dat de inspecteur de naheffingsaanslag over het tweede kwartaal van 2023 terecht en niet naar een te hoog bedrag heeft vastgesteld;
dat de inspecteur terecht aan eiseres een betaalverzuimboete heeft opgelegd voor het niet betalen van de omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2023;
dat de inspecteur terecht aan eiseres aangifteverzuimboeten heeft opgelegd voor het niet (tijdig) doen van aangiften omzetbelasting voor het tweede, derde en vierde kwartaal van 2023.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
i. De naheffingsaanslag over het tweede kwartaal van 2023
7. Uit het standpunt van eiseres dat zij voor het tweede kwartaal van 2023 recht heeft op een teruggaaf van omzetbelasting begrijpt de rechtbank dat eiseres zich op het standpunt stelt dat de naheffingsaanslag over het tweede kwartaal van 2023 moet worden vernietigd.
8. De inspecteur stelt dat hij de naheffingsaanslag over het tweede kwartaal van 2023 terecht en niet te hoog heeft vastgesteld. De inspecteur stelt daarbij dat de bewijslast omgekeerd en verzwaard moet worden, omdat eiseres niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Dat leidt ertoe dat de inspecteur in beginsel kan volstaan met een redelijke schatting van de verschuldigde omzetbelasting. Volgens de inspecteur is in dit geval sprake van een redelijke schatting. Eiseres heeft volgens de inspecteur verder niet doen blijken dat de naheffingsaanslag te hoog is.
9. De rechtbank overweegt als volgt. De inspecteur heeft eiseres uitgenodigd om aangifte omzetbelasting voor het tweede kwartaal van 2023 te doen. Deze aangifte moest eiseres uiterlijk 31 juli 2023 doen (zie 2.5.). Eiseres heeft niet voor deze datum een aangifte omzetbelasting voor het tweede kwartaal van 2023 gedaan. Dit betekent dat eiseres niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Dat eiseres alsnog een suppletie heeft ingediend, nadat de inspecteur een naheffingsaanslag over het tweede kwartaal had opgelegd, maakt dat niet anders.
10. Omdat eiseres voor het tweede kwartaal van 2023 de vereiste aangifte niet heeft gedaan moet de rechtbank het beroep tegen de naheffingsaanslag over het tweede kwartaal van 2023 ongegrond verklaren, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. [1] Deze zogenaamde omkering van de bewijslast laat echter onverlet dat de inspecteur gehouden is om bij het vaststellen van de naheffingsaanslag uit te gaan van een redelijke schatting van de verschuldigde omzetbelasting. De rechtbank beoordeelt daarom hierna eerst of de schatting van de inspecteur redelijk is.
11. De inspecteur heeft aan de hand van de door eiseres in bezwaar overgelegde omzetgegevens de door eiseres af te dragen omzetbelasting voor het tweede kwartaal van 2023 berekend op € 8.942. De in aanmerking te nemen voorbelasting voor dit kwartaal heeft de inspecteur berekend op € 352. Deze voorbelasting heeft de inspecteur berekend aan de hand van de door eiseres in de bezwaarfase overgelegde facturen waarvan hij een overzicht heeft gemaakt. Uit dit overzicht volgt dat de inspecteur facturen die ogenschijnlijk niet betrekking hebben op zakelijk kosten van eiseres, zoals de aanschaf van een e-bike, scheerartikelen, batterijen, levensmiddelen, tuinartikelen en medicijnen, buiten beschouwing heeft gelaten. Ook facturen gericht aan anderen dan eiseres en facturen opgesteld buiten het aangiftetijdvak of vóór de oprichting van eiseres heeft de inspecteur niet in aanmerking genomen. Tot slot heeft de inspecteur de omzetbelasting op inkoopfacturen voor auto’s afkomstig van [naam 4] buiten beschouwing gelaten. De inspecteur heeft daaraan ten grondslag gelegd dat (i) op deze facturen omzetbelasting in rekening wordt gebracht, terwijl eiseres zich bij de verkoop van deze auto’s op het standpunt stelt dat deze auto’s verkocht zijn als margevoertuigen, (ii) dat [naam 4] reeds op 24 november 2022 heeft verzocht om haar btw-aangifteplicht per 1 januari 2023 te beëindigen in verband met bedrijfsbeëindiging en de facturen dateren van na deze datum, (iii) dat mevrouw [naam 4] de op de facturen vermelde omzetbelasting niet heeft afgedragen, en (iv) dat de overdracht van de auto’s waarop de facturen zien onderdeel zijn van een overdracht van een algemeenheid van goederen, zodat op grond van artikel 37d van de Wet OB voor de omzetbelasting onderling geen leveringen of diensten plaatsvinden.
12. De rechtbank is, gelet op de uitvoerige en volgbare onderbouwing van de inspecteur, van oordeel dat de naheffingsaanslag berust op een redelijke schatting. Het is dan vervolgens aan eiseres om te doen blijken dat de naheffingsaanslag te hoog is.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet doen blijken dat de naheffingsaanslag te hoog is. Eiseres heeft enkel verwezen naar de door haar ingediende suppleties en een hoop ongeordende facturen en bonnetje overgelegd. Een nadere toelichting daarop heeft eiseres verder niet gegeven. De rechtbank zal het beroep tegen de naheffingsaanslag daarom ongegrond verklaren.
ii. De betaalverzuimboete
14. Het niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn betalen van belasting welke op aangifte moet worden voldaan vormt een verzuim ter zake waarvan de inspecteur de belastingplichtige een boete kan opleggen. [2] Alleen in geval van afwezigheid van alle schuld wordt geen verzuimboete opgelegd.
15. Omdat de rechtbank van oordeel is dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd (zie 7. t/m 13.), is sprake van een betaalverzuim als hiervoor bedoeld. De inspecteur kon voor dit verzuim een boete opleggen.
16. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden aangevoerd ten aanzien van de betaalverzuimboete. De rechtbank ziet ook (ambtshalve) geen aanleiding om de betaalverzuimboete te vernietigen of te verlagen. Alles overwegend acht de rechtbank de betaalverzuimboete passend en geboden.
iii. De aangifteverzuimboeten
16. Vast staat dat eiseres, na door de inspecteur daartoe uitgenodigd, niet tijdig aangifte omzetbelasting heeft gedaan voor het tweede, derde en vierde kwartaal van 2023. De inspecteur kon daarom aangifteverzuimboeten opleggen.
18. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd ten aanzien van de aangifteverzuimboeten. De rechtbank ziet ook (ambtshalve) geen aanleiding om de aangifteverzuimboeten te vernietigen of te verlagen. Alles overwegend acht de rechtbank de aangifteverzuimboeten passend en geboden.
Onjuist dictum uitspraken op bezwaar
19. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur de bezwaren voor zover die betrekking hadden op de naheffingsaanslagen en daarbij opgelegde betaalverzuimboeten over het derde en vierde kwartaal van 2023 ten onrechte heeft afgewezen. Gelet op de vermindering van die naheffingsaanslagen en boeten lopende de bezwaarprocedure, had de inspecteur die bezwaren gegrond moeten verklaren.
20. De rechtbank is enkel gehouden een dergelijk onjuist dictum aan te passen als eiseres daar een belang bij heeft. [3] Eiseres heeft dat niet gesteld en de rechtbank is een dergelijk belang niet gebleken. De rechtbank merkt hierbij op dat zij in de stukken uit de bezwaarprocedure geen verzoek om een kostenvergoeding heeft gezien, zodat ook in het verkrijgen van een kostenvergoeding voor bezwaar geen belang kan zijn gelegen. De rechtbank zal het onjuiste dictum in de uitspraken op bezwaar ten aanzien van de naheffingsaanslagen en daarbij opgelegde betaalverzuimboeten over het derde en vierde kwartaal van 2023 daarom niet corrigeren. Ook in zoverre zijn de beroepen ongegrond.

Conclusie en gevolgen

21. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag over het tweede kwartaal van 2023, de betaalverzuimboete en de aangifteverzuimboeten in stand blijven. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.R. van der Heide, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2025.
w.g. griffier
w.g. rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 27e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
2.Artikel 67c van de AWR.
3.Zie Hoge Raad 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1033 en Hoge Raad 8 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:238.