ECLI:NL:RBNNE:2025:748

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
LEE 24/2410
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvanger van de Belastingdienst over betekeningskosten voor een dwangbevel

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt de zaak behandeld tussen eiseres, een dokterspraktijk, en de ontvanger van de Belastingdienst. De rechtbank beoordeelt of de ontvanger terecht betekeningskosten voor een dwangbevel in rekening heeft gebracht. De ontvanger had een dwangbevel verzonden naar eiseres voor een openstaand bedrag van de vennootschapsbelasting (Vpb) voor het jaar 2021, inclusief kosten van € 3.206. Eiseres betwist de ontvangst van de aanmaning en het dwangbevel, en stelt dat zij problemen heeft gehad met de postbezorging na haar verhuizing. De rechtbank oordeelt dat de ontvanger niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de aanmaning daadwerkelijk is ontvangen door eiseres. De rechtbank concludeert dat de betekeningskosten ten onrechte in rekening zijn gebracht, omdat eiseres niet is aangemaand. De uitspraak vernietigt de beschikking van de ontvanger en bepaalt dat deze de proceskosten en het griffierecht aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/2410

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 4 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. [naam 1] ),
en

de ontvanger van de Belastingdienst/Midden- en kleinbedrijf/kantoor Groningen,

de ontvanger
(gemachtigde: mr. [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van 10 april 2024.
1.1.
De ontvanger heeft met dagtekening 13 september 2023 aan eiseres per post een dwangbevel betekend, met bevel tot betaling van het nog openstaande bedrag van de aan eiseres opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting (Vpb) voor het jaar 2021 en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente. In dat dwangbevel heeft de ontvanger voor de betekening bij beschikking een bedrag aan kosten in rekening gebracht van € 3.206.
1.2.
De ontvanger heeft het bezwaar van eiseres tegen de betekeningskosten ongegrond verklaard.
1.3.
De ontvanger heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres haar gemachtigde bijgestaan door [naam 3] en mevrouw [naam 4] , en namens de ontvanger zijn gemachtigde bijgestaan door mr. [naam 5] en mr. [naam 6] .

Feiten

2. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
2.1.
Eiseres heeft een dokterspraktijk. Deze praktijk werd tot de oprichting van eiseres op [datum in 2021] als eenmanszaak gedreven door [naam 4] . [naam 4] houdt indirect alle aandelen in eiseres.
2.2.
De dokterspraktijk is per [datum in 2022] verhuisd naar een nieuw pand. Dit pand betreft een gezondheidscentrum, waarvan de inrichting op dat moment nog niet geheel was voltooid. Eiseres heeft de wijziging van haar vestigingsadres doorgegeven aan de Belastingdienst. Het nieuwe adres is per 30 september 2022 in de systemen van de Belastingdienst geregistreerd.
2.2
Met dagtekening 27 mei 2023 heeft de inspecteur de aanslag Vpb 2021 vastgesteld. Uit de aanslag volgt een te betalen bedrag van € 35.261, bestaande uit een bedrag van € 32.929 aan belasting en een bedrag van € 2.692 aan belastingrente.
2.3.
Met dagtekening 22 juli 2023 heeft de ontvanger aan eiseres ter zake van de aanslag Vpb 2021 een betalingsherinnering verzonden.
2.4.
Met dagtekening 19 augustus 2023 heeft de ontvanger aan eiseres ter zake van de aanslag Vpb 2021 een aanmaning verzonden.
2.5.
Met dagtekening 13 september 2023 heeft de ontvanger aan eiseres ter zake van de aanslag Vpb 2021 een dwangbevel verzonden.
2.6.
Zowel de betalingsherinnering, de aanmaning als het dwangbevel zijn verzonden naar het adres dat per 30 september 2022 in de systemen van de Belastingdienst is geregistreerd.
2.7.
Eiseres heeft op 19 september 2023 het op de aanslag Vpb 2021 vermelde bedrag van € 35.261 betaald.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de ontvanger terecht de betekeningskosten van het dwangbevel in rekening heeft gebracht. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank oordeelt dat de ontvanger de betekeningskosten van het dwangbevel ten onrechte in rekening heeft gebracht
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Eiseres stelt dat zij de aanslag, de betalingsherinnering en de aanmaning niet heeft ontvangen. Volgens eiseres is dit te wijten aan problemen met de postbezorging die zich vanaf de verhuizing van de dokterspraktijk naar het nieuwe pand hebben voorgedaan. Eiseres heeft dit ter zitting nader toegelicht. Eiseres wijst er verder op dat zij direct na ontvangst van het dwangbevel, het op dwangbevel vermelde bedrag van de aanslag Vpb 2021 heeft betaald en nooit eerder betalingsachterstanden heeft gehad bij de Belastingdienst.
6. De ontvanger stelt dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres de aanslag, de betalingsherinnering en de aanmaning niet heeft ontvangen. De ontvanger voert daartoe aan dat de aanslag, de betalingsherinnering en de aanmaning op verschillende tijdstippen, geruime tijd na de verhuizing, zijn verzonden. Eiseres heeft verder onvoldoende aangetoond dat sprake was van fouten bij PostNL. De ontvanger stelt verder dat het niet ontvangen van de aanmaning aan eiseres zelf te wijten is. Omdat de door eiseres gestelde problemen met de postbezorging al vanaf [datum in 2022] speelden, had eiseres ten tijde van de verzending van de aanmaning - bijna een jaar later - die problemen al moeten hebben opgelost, aldus de ontvanger.
7. De rechtbank stelt voorop dat een dwangbevel slechts kan worden uitgevaardigd indien de belastingschuldige is aangemaand en daarna in gebreke blijft. [1] De rechtbank moet daarom in dit geval beoordelen of de ontvanger eiseres heeft aangemaand. Als niet vast komt te staan dat de ontvanger eiseres heeft aangemaand, moeten de betekeningskosten van het dwangbevel komen te vervallen. Bij deze beoordeling is het eerst aan de ontvanger om aannemelijk te maken dat de aanmaning verzonden is naar het juiste adres. Slaagt de ontvanger daarin, dan rechtvaardigt dat het vermoeden dat de aanmaning is ontvangen of aangeboden op dat adres. Het is dan vervolgens aan eiseres om dat vermoeden van ontvangst te ontzenuwen. Hiertoe is niet vereist dat zij aannemelijk maakt dat de aanmaning niet op haar adres is ontvangen of aangeboden. Voldoende is dat op grond van hetgeen zij aanvoert de ontvangst of aanbieding redelijkerwijs moet worden betwijfeld. Slaagt eiseres daarin, dan zal de ontvangst of aanbieding slechts aannemelijk geoordeeld kunnen worden indien de ontvanger daarvan nader bewijs levert. Indien niet aannemelijk wordt dat de aanmaning op het adres van eiseres is ontvangen of aangeboden, en evenmin dat de aanmaning haar anderszins heeft bereikt, dan ligt het op de weg van de ontvanger om aannemelijk te maken dat zulks het gevolg is van aan eiseres toe te rekenen omstandigheden. [2]
8. Eiseres heeft ter zitting bevestigd dat zij de verzending van de aanmaning niet betwist. Gelet op het hiervoor bij 7. weergegeven beoordelingskader is het daarom eerst aan eiseres om het vermoeden van de ontvangst van de aanmaning te ontzenuwen. Anders dan de ontvanger heeft gesteld, hoeft eiseres daarbij dus niet aannemelijk te maken dat zij de aanmaning niet heeft ontvangen, maar enkel het vermoeden van ontvangst van de aanmaning te ontzenuwen. Een geloofwaardige ontkenning door eiseres dat de aanmaning niet op haar adres is ontvangen of aangeboden kan daarvoor voldoende zijn. [3]
9. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met haar toelichting ter zitting de ontvangst van de aanmaning geloofwaardig heeft ontkend. De rechtbank acht voor dit oordeel van belang dat zowel eiseres als [naam 4] , die de dokterspraktijk voorheen in de vorm van een IB-onderneming dreef – uitgezonderd de aanslag Vpb 2021 – hun belastingaanslagen altijd tijdig hebben betaald. Verder acht de rechtbank bij dit oordeel van belang dat het, gelet op het tijdstip waarop de ontvanger de betaling van eiseres op de aanslag Vpb 2021 heeft ontvangen, aannemelijk is dat eiseres direct na ontvangst van het dwangbevel het bedrag van de aanslag Vpb 2021 heeft betaald. Ten slotte betrekt de rechtbank bij dit oordeel dat uit niets is gebleken dat, indien moet worden aangenomen dat eiseres wel bekend zou zijn geweest met het bedrag van de aanslag Vpb 2021, er voor eiseres redenen waren om deze aanslag niet tijdig te betalen.
10. Omdat de rechtbank van oordeel is dat eiseres het vermoeden van ontvangst van de aanmaning heeft ontzenuwd, is het aan de ontvanger om nader bewijs te leveren van de ontvangst of aanbieding van de aanmaning. De ontvanger heeft daar geen bewijs van geleverd en evenmin gesteld dat de aanmaning eiseres anderszins heeft bereikt. Dat betekent dat het er voor gehouden moet worden dat eiseres de aanmaning niet heeft ontvangen.
11. Het ligt dan op de weg van de ontvanger om aannemelijk te maken dat zulks het gevolg is van aan de eiseres toe te rekenen omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat de ontvanger daarin niet is geslaagd. De rechtbank overweegt daartoe dat eiseres ter zitting onweersproken heeft gesteld dat zij over de problemen met de postbezorging verschillende instanties heeft benaderd, een briefje op de deur heeft gehangen met het verzoek de post voor de praktijk bij de balie af te geven, een klacht heeft ingediend bij de gemeente, telefonisch contact heeft gehad met PostNL, en app-contact heeft onderhouden met de nieuwe huurders van haar vorige adres over post voor eiseres die daar nog werd bezorgd. De ontvanger heeft niet gesteld dat deze door eiseres ondernomen acties in dit geval onvoldoende waren. Verder heeft de ontvanger ook niet gesteld wat eiseres in dit geval dan – nog meer – had kunnen en moeten doen om ervoor te zorgen dat zij de aanmaning zou hebben ontvangen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar en de beschikking waarbij de betekeningskosten van het dwangbevel van € 3.206 in rekening zijn gebracht.
13. Omdat het beroep gegrond is, moet de ontvanger het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. De ontvanger moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de beschikking waarbij de betekeningskosten van het dwangbevel in rekening zijn gebracht;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de ontvanger het griffierecht van € 371 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de ontvanger tot betaling van € 1.814 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.R. van der Heide, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2025.
w.g. griffier
w.g. rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG4156, r.o. 3.3.2.
2.Hoge Raad 15 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ4416, r.o. 3.2.2. en 3.2.3.
3.Zie Hoge Raad 15 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ4416, r.o. 3.2.3.