Uitspraak
RECHTBANK Noord-Nederland
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 18 februari 2025;
- de pleitnota van het Waterschap.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:320).
In artikel 257 Rv wordt bepaald dat een kort gedingvonnis een beslissing van de bodemrechter op geen enkele wijze behoort te prejudiciëren. Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 11 februari 1994, NJ 1994, 651) richt deze regel zich tegen de bodemrechter en niet tegen de voorzieningenrechter. De rechter in kort geding kan ook een beslissing nemen waarvan de gevolgen in feite niet meer herstelbaar zijn, indien die beslissing en de gevolgen daarvan wordt gerechtvaardigd door een billijke afweging van de belangen van partijen. Tegenover het belang van [eiser 1] en [eiser 2] staat immers het belang van het Waterschap om met de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis de ontruiming door [eiser 1] en [eiser 2] van het bedrijfsgebouw/perceel aan [adres] te kunnen bewerkstelligen.