ECLI:NL:RBNNE:2025:570

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
11249916 BU VERZ 24-1804
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en schending van de redelijke termijn

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een boete die is opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren van een voertuig in een parkeerverbodzone, aangeduid met verkeersbord E1, op 19 december 2022. De verbalisant heeft vastgesteld dat er gedurende vijftien minuten geen laad- en losactiviteiten plaatsvonden, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van parkeren. Betrokkene betwistte de overtreding en voerde aan dat zij bezig was met laden en lossen, onderbouwd met bonnetjes van een nabijgelegen winkel. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende was om de overtreding vast te stellen, en dat betrokkene niet had aangetoond dat het om zware pakketten ging die een uitzondering op het parkeerverbod rechtvaardigden.

De kantonrechter concludeerde dat de sanctie van € 109,00 terecht was opgelegd, maar erkende dat er sprake was van een schending van de redelijke termijn van berechting, aangezien de overtreding meer dan twee jaar geleden had plaatsgevonden. Dit leidde tot een matiging van de boete met 25%, waardoor het sanctiebedrag werd verlaagd naar € 84,00. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de betrokkene kreeg het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling terug.

De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te handelen. De betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 254812906
zaaknummer: 11249916 BU VERZ 24-1804
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van 30 januari 2025 op het beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), ingediend door

[betrokkene] ,

wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.
Zitting hebben
als kantonrechter : mr. P.G. Wijtsma
als griffier : R. de Hoop
Betrokkene is op de zitting verschenen. Als vertegenwoordigster van de officier van justitie is verschenen mr. C. de Meer.
De kantonrechter sluit het onderzoek en doet onmiddellijk mondeling uitspraak. Hij overweegt daarbij als volgt:
De verweten gedraging betreft ‘een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone))’, verricht op 19 december 2022, om 14:31 uur, aan de [pleeglocatie] , met een personenauto met kenteken [kenteken] . De opgelegde sanctie bedraagt € 109,00 (inclusief administratiekosten).
Betrokkene betwist de verweten gedraging en stelt dat er geen sprake was van parkeren, maar dat zij aan het laden en lossen was. Zij heeft bonnetjes overgelegd van het afleveren van pakketten bij de Primera om 14:27 uur. De boete is opgelegd om 14:31 uur. Op het moment van de boete heeft zij de pakketjes afgeleverd en de betaling afgehandeld; zij is niet langer binnen is geweest dan noodzakelijk. Op de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat zij er bewust voor heeft gekozen om op deze plek te staan omdat zij dacht dat haar handelingen onder het laden en lossen vielen.
In Wahv-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders als de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring of als uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
In het dossier zit een aanvullend proces-verbaal van 6 februari 2023. Daarin verklaart de betrokken verbalisant op ambtseed dat het voertuig van betrokkene geparkeerd stond in strijd met het parkeerverbod dat werd aangeduid met het verkeersbord E1. Zij verklaart dat zij ten tijde van de overtreding de bebording heeft waargenomen ter hoogte van de Hoofdweg 1 links en rechts van de weg en ter hoogte van Hoofdweg 15 en 17 links en rechts van de weg. Zij heeft gedurende vijftien minuten geen laad- en losactiviteiten waargenomen en het voertuig had geen ontheffing. Bij het aanvullend proces-verbaal is een foto van de gedraging gevoegd, waarop het voertuig van betrokkene met kenteken [kenteken] zichtbaar is.
Artikel 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 verstaat onder parkeren: “Het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.” Onder “onmiddellijk” wordt verstaan het “onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is, waarbij het gaat om goederen die niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig kunnen worden opgehaald of gebracht.”
In hetgeen door betrokkene is aangevoerd ziet de kantonrechter geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Hieruit blijkt dat zij heeft vastgesteld dat er gedurende een tijd van ongeveer vijftien minuten geen activiteit plaatsvond met betrekking tot het voertuig van betrokkene. Daarmee staat vast dat het laden en lossen niet bij voortduring is geweest. Zoals de gemeente aangeeft op de door betrokkene overgelegde flyer, mag iemand voor het afleveren van zware pakketten wel aan de voorkant van de Primera staan. Maar betrokkene heeft niet aangetoond dat het echt om zware pakketten ging. Verder is er aan twee kanten een aangewezen parkeerplaats op twee minuten lopen. Hier had betrokkene kunnen parkeren om vervolgens de pakketten af te leveren bij de Primera.
Wat betreft het verweer van betrokkene op de zitting dat de verbalisant haar staande had kunnen houden, nu deze haar heeft kunnen zien en de auto niet heeft verlaten, overweegt de kantonrechter als volgt. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat er een pardontijd van vijftien minuten in acht is genomen en dat er niet tot een staandehouding is overgegaan, omdat betrokkene gedurende deze periode niet bij haar voertuig aanwezig was. Hieruit begrijpt de kantonrechter dat, toen betrokkene terug bij haar auto kwam en wegreed, de sanctie al was opgelegd. Daarom heeft de verbalisant terecht met toepassing van artikel 5 van de Wahv de sanctie aan betrokkene als kentekenhouder opgelegd.
Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat er op de pleegdatum met het daarbij behorende tijdstip sprake was van parkeren, waardoor de gedraging kan worden vastgesteld. De sanctie is terecht opgelegd.
Wel heeft de vertegenwoordigster op de zitting terecht aangevoerd dat er sprake is van schending van de redelijke termijn van berechting, nu de verweten gedraging meer dan twee jaar geleden heeft plaatsgevonden. In de jurisprudentie is bepaald dat de redelijke termijn van berechting in eerste aanleg ten hoogste twee jaar bedraagt; die termijn begint op het moment dat vanwege het bestuursorgaan jegens de beboete persoon een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat hem een boete zal worden opgelegd. De procedure in administratief beroep is in deze termijn begrepen; de termijn eindigt met de uitspraak van de kantonrechter. Daarom is er in deze zaak sprake van een schending van de redelijke termijn van berechting. Gelet op het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 28 juli 2023 [1] zal de kantonrechter het sanctiebedrag met 25% matigen.

Beslissing

De kantonrechter:
 verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
 vernietigt die beslissing;
 wijzigt de inleidende beschikking en matigt de sanctie tot € 84,00 (inclusief administratiekosten);
 bepaalt dat betrokkene het teveel betaalde aan zekerheidstelling terugkrijgt.
Waarvan proces-verbaal,
griffier, kantonrechter,

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op: