6.7.De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunt om te oordelen dat bij de voorbereiding van de bestreden omgevingsvergunning vanwege rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn inspraak had moeten worden verleend aan een ieder. De door eiseres aangehaalde jurisprudentieziet op een situatie waarbij een natuurvergunning bestreden werd. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
7. Eiseres stelt dat bij de beoordeling van de aanhaakverplichting, ten onrechte geen rekening is gehouden met de emissies die vrijkomen bij het uitrijden van digestaat, het affakkelen en de gaswasser. Volgens eisers maken deze activiteiten onderdeel uit van het project en is ten onrechte afgezien van het verplicht aanhaken van een natuurtoestemming. Toestemming voor dit project kan alleen worden gegeven wanneer voor het gehele project uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat zich geen significante effecten op Natura 2000-gebieden kunnen voordoen.
8. Het college voert aan dat eiseres niet heeft onderbouwd dat het project significante gevolgen heeft. De verleende vergunning betreft alleen het bouwen van een vergister, het afwijken van regels voor ruimtelijke ordening en een OBM voor de mestvergister. De vergunning heeft geen betrekking op het uitrijden van digestaat. Het college benadrukt dat, omdat dagverse mest vergist wordt, de emissie als gevolg van langdurige opslag van die mest wordt voorkomen en de emissie uit de stallen gereduceerd zal worden.
9. De rechtbank overweegt dat artikel 2.7 van de Wabo bepaalt dat de aanvrager van een omgevingsvergunning er zorg voor draagt dat de aanvraag betrekking heeft op alle onlosmakelijke activiteiten binnen het betrokken project. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo is een omgevingsvergunning vereist voor een project dat bestaat uit het verrichten van een activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn de activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving aangewezen. Eén van de in artikel 2.2aa, aanhef en onder a, van het Bor opgenomen activiteiten is het realiseren van een project als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb, voor zover voor dat project geen vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb is aangevraagd of verleend.
Op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb is het verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.