Op 20 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een omgevingsvergunning voor het realiseren van twee woningen met berging in een bedrijfspand. Eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde W.E. van Bentem, was het niet eens met de verleende vergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier, vertegenwoordigd door gemachtigde M. Beukers. Eiser voerde verschillende beroepsgronden aan, waarop de rechtbank de vergunning beoordeelde. De rechtbank oordeelde dat het bestuursorgaan onvoldoende onderzoek had gedaan naar de af te wegen belangen en dat het besluit niet op een deugdelijke motivering berustte. Hierdoor werd het beroep van eiser gegrond verklaard.
De rechtbank behandelde het beroep op zitting op 12 mei 2025, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat het college bij de verlening van de omgevingsvergunning niet voldoende had onderbouwd waarom de berging tegen de erfgrens was toegestaan, en dat de belangen van eiser onvoldoende waren gewogen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiser.