In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 juni 2025 uitspraak gedaan over de terugvordering van bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen. Eiser had op 7 maart 2023 bijzondere bijstand aangevraagd voor griffiekosten in verband met een hoger beroep bij de Raad. Het college had deze bijstand op 25 april 2023 toegekend, maar vorderde op 10 juli 2024 het bedrag van € 134,- terug, omdat eiser volgens hen de inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij een verzoek om betalingsonmacht had ingediend bij de Raad. Eiser betwistte deze claim en stelde dat hij de inlichtingenverplichting niet had geschonden, aangezien de voorlopige beslissing van de Raad nog niet definitief was. De rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte de bijzondere bijstand had teruggevorderd, omdat er geen besluit tot intrekking van de bijstand was genomen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en stelde het terug te vorderen bedrag vast op nihil. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van reiskosten aan eiser en de vergoeding van het griffierecht. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering niet in stand kon blijven, omdat de inlichtingenverplichting niet was geschonden en er geen rechtsgrond was voor de terugvordering.