ECLI:NL:RBNNE:2025:1894

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
LEE 24/3510
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergoeding immateriële schade door aardbevingsproblematiek in Groningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 16 mei 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de vergoeding van immateriële schade behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigden, is het niet eens met de hoogte van de schadevergoeding die door het Instituut Mijnbouwschade Groningen is toegekend. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag en komt tot de conclusie dat het Instituut geen aanleiding had om maatwerk toe te passen. De gestandaardiseerde methode voor het toekennen van schadevergoeding is terecht toegepast, en de rechtbank oordeelt dat eiseres geen recht heeft op een hogere vergoeding dan de toegekende € 1.500,-. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor vergoeding van immateriële schade, die door het Instituut op 1 mei 2024 is afgewezen. Na bezwaar is een vergoeding van € 1.500,- toegekend, waartegen eiseres in beroep is gegaan. De rechtbank heeft de zaak op 17 april 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar partner aanwezig waren. De rechtbank stelt dat de vergoeding van immateriële schade voortkomt uit civiele procedures en dat de Hoge Raad heeft bepaald dat de aard en ernst van de schade voor bewoners van het Groningenveld voor de hand liggen. De rechtbank concludeert dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres niet voldoende zijn onderbouwd om maatwerk te rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en de vergoeding van € 1.500,- blijft staan. Eiseres krijgt geen terugbetaling van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/3510

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, het Instituut

(gemachtigden: mrs. L. Sijbrandij-Leyten en R. Hoogeveen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen de aan haar toegekende vergoeding van immateriële schade. Eiseres is het niet eens met de hoogte van de vergoeding en is van mening dat in haar situatie maatwerk had moeten worden toegepast. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het Instituut geen aanleiding hoefde te zien voor maatwerk. De gestandaardiseerde methode is terecht toegepast en aan eiseres hoeft geen hogere vergoeding toegekend te worden. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend tot vergoeding van immateriële schade. Het Instituut heeft deze aanvraag met het besluit van 1 mei 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 15 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is het Instituut teruggekomen op het besluit van 1 mei 2024 en is aan eiseres een vergoeding toegekend van € 1.500,-.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Instituut heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar partner en de gemachtigden van het Instituut.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
3. De vergoeding van immateriële schade ten gevolge van gaswinning kent zijn oorsprong in een civiele procedure. De Hoge Raad heeft daarbij gesteld dat de rechter kan oordelen dat de aard en ernst van de aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenis met zich meebrengt dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor bewoners van een bepaald gebied boven het Groningenveld zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen en dat de rechter daarbij aannemelijk kan achten dat de door deze aantasting in de persoon geleden schade voor deze bewoners ten minste een bepaald bedrag beloopt. Dan gaat het om een aantasting in de persoon op andere wijze. [1] Het Instituut heeft, gelet op het grote aantal aanvragen, een methode ontwikkeld waarbij de persoonsaantasting niet door de aanvrager hoeft te worden aangetoond, maar door het Instituut wordt vastgesteld en forfaitaire bedragen worden toegekend.
3.1.
Uit de Procedure en werkwijze van het Instituut (de Werkwijze) volgt dat een aanvraag voor immateriële schade door het Instituut wordt getoetst aan vier bouwstenen, te weten (1) de locatie, (2) de veiligheidssituatie, (3) de omvang van de fysieke schade en (4) de duur van de schadeafhandeling. [2] Dit laat zich -samengevat- naar het volgende schema vertalen.
Bouwstenen
Punten
Locatie
(artikel 4.3)
1: Waardedaling tot 10% tussen 16-8-12 en 1-1-19
2: Waardedaling minimaal 10% tussen 16-8-12 en 1-1-19
Veiligheidssituatie
(artikel 4.4: in de periode dat de aanvrager op het adres woonachtig was)
1: De woning(en) van de aanvrager maakt/maken onderdeel uit van de versterkingsoperatie van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG).
2: Ten aanzien van de woning(en) van de aanvrager is door het bevoegd gezag een noodzaak tot het treffen van versterkingsmaatregelen vastgesteld.
3: Ten aanzien van de woning(en) van de aanvrager is door het bevoegd gezag een acuut onveilige situatie (AOS) door mijnbouwschade vastgesteld.
4: De woning(en) van de aanvrager kon/konden naar het oordeel van het bevoegd gezag tijdelijk niet meer bewoond worden of is/zijn door het bevoegd gezag onbewoonbaar verklaard, als gevolg van een door het bevoegd gezag vastgestelde AOS dan wel als gevolg van de noodzaak tot het treffen van versterkingsmaatregelen.
Omvang fysieke schade
(artikel 4.5)
1: € 1.000 tot € 10.000
2: € 10.000 tot € 25.000
3: € 25.000 tot € 45.000
4: € 45.000 of meer
Duur schadeafhandeling
(artikel 4.6)
1: 2 tot 4 jaar
2: 4 tot 6 jaar
3: 6 tot 8 jaar
4: 8 jaar of meer
3.2.
De toegekende punten op basis van deze vier bouwstenen leiden tot een vergoeding. Hoe meer punten aan een aanvrager worden toegekend, hoe hoger de uitkering per persoon wordt. Dit laat zich als volgt in een tabel vertalen.
Punten op basis van bouwstenen
Toe te kennen bedrag
1 t/m 3
-
4 t/m 6
€ 1.500,-
7 t/m 9
€ 3.000,-
10 t/m 14
€ 5.000,-
3.3.
Het resultaat op basis van de bouwstenen kan door een aanvrager worden aangevuld door middel van het invullen van een Persoonlijke Impact Analyse (PIA). In sommige gevallen kan de uitkomst van deze PIA het toe te kennen bedrag aan schadevergoeding naar boven corrigeren, waarbij het maximumbedrag € 5.000,- blijft. Zo wordt bijvoorbeeld bij een PIA met het profiel 4 (bijzonder ernstig ervaren leed) op grond van de gestandaardiseerde en hiervoor beschreven methode vanaf 8 punten (in plaats van vanaf 10 punten) een bedrag van € 5.000,- toegekend.
3.4.
Het Instituut beoordeelt in afwijking van de gestandaardiseerde methode een aanvraag aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval, als de aanvrager in zijn aanvraag of later stelt dat een correcte toepassing van de gestandaardiseerde methode naar zijn oordeel tot onvoldoende schadevergoeding zou leiden. [3]
3.5.
In de uitspraak van 20 april 2023 heeft deze rechtbank geoordeeld dat het puntensysteem dat het Instituut hanteert, in beginsel passend is om in een groot aantal zaken de immateriële schade te beoordelen. [4]
De toepassing van de methode op de situatie van eiseres
4. Toepassing van de door het Instituut gehanteerde methode levert in de situatie van eiseres het volgende op. Het Instituut heeft met het bestreden besluit voor bouwstenen 1, 2 en 3 (locatie, veiligheidssituatie en omvang van de fysieke schade) in totaal drie punten toegekend (per bouwsteen één punt). Voor bouwsteen 4 zijn geen punten toegekend. Dit zou betekenen dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn om een persoonsaantasting aan te nemen en dat eiseres niet in aanmerking zou komen voor een vergoeding voor immateriële schade. Het resultaat van de PIA kan onder omstandigheden echter leiden tot een correctie naar boven. Uit de door eiseres ingevulde PIA komt naar voren dat eiseres bijzonder ernstig leed heeft ervaren (profiel 4). Op grond van de gestandaardiseerde methode is daarom aan eiseres een vergoeding toegekend van € 1.500,-. Dit laat zich als volgt in een tabel vertalen.
Onderdeel
Resultaat in de situatie van eiseres
Locatie (bouwsteen 1)
1 punt
Veiligheidssituatie (bouwsteen 2)
1 punt
Omvang fysieke schade (bouwsteen 3)
1 punt
Duur schadeafhandeling (bouwsteen 4)
Geen punten
Ingevulde PIA
Profiel 4
Totaal
3 punten i.c.m. PIA profiel 4: € 1.500,-
4.1.
Hoewel aan de hand van de ingevulde PIA is aangenomen dat eiseres de hoogste mate van leed heeft ervaren, is met name het aantal punten bij de bouwstenen (3) bepalend geweest voor de hoogte van de vergoeding. Echter, de ingevulde PIA heeft er wel voor gezorgd dat alsnog een persoonsaantasting kon worden aangenomen.
Had in het geval van eiseres maatwerk toegepast moeten worden?
5. Eiseres stelt dat, gelet op haar persoonlijke omstandigheden, afgeweken had moeten worden van de gestandaardiseerde methode en maatwerk had moeten toegepast. De aardbevingsproblematiek heeft een behoorlijke impact op haar leven. Zo brengt zij naar voren dat zij en haar partner al hun spaargeld hebben gebruikt voor het herstel van schade aan de woning. Alle schade is daarmee echter nog niet hersteld, zoals de lekkage aan het dak. Door de onzekerheid hierover heeft eiseres slapeloze nachten, waarvoor ze medicatie gebruikt. Ze heeft continu stress en dit heeft ook geleid tot spanningen binnen het huwelijk van eiseres. Eiseres kan bijna niet meer ontspannen. Ook de kinderen van eiseres lijden onder de situatie. Eiseres wil weer kunnen leven en genieten zonder stress over de schade aan de woning. De toegekende vergoeding is te laag en doet geen recht aan de situatie van eiseres.
5.1.
De rechtbank merkt allereerst het volgende op. Degene die zich op maatwerk beroept, moet met feiten en omstandigheden aannemelijk te maken, en zo nodig bewijzen, dat de toepassing van de gestandaardiseerde methode zou leiden tot onvoldoende schadevergoeding. [5] Het bewijsvermoeden geldt voor wat betreft immateriële schade immers niet. Het moet dan gaan om bijzonder ernstige persoonlijke omstandigheden waar overduidelijk geen rekening mee is gehouden in de gestandaardiseerde methode. Er moet sprake zijn van geestelijk letsel dat het gevolg is van de aardbevingsproblematiek. Dit moet blijken uit een psychisch of psychiatrisch rapport. Daarbij moet bedacht worden dat de wetgever de lat voor de toekenning van immateriële schadevergoedingen hoog heeft willen leggen. De rechter moet daarbij terughoudend zijn. [6]
5.2.
De rechtbank is het niet eens met de stelling van eiseres dat haar situatie tot maatwerk had moeten leiden. Op basis van de verklaringen van eiseres en het feit dat zij hierover gesprekken heeft gehad met haar huisarts, kan -zonder nadere toelichting die ontbreekt- niet worden aangenomen dat bij eiseres sprake is van een zodanig ernstig geestelijk letsel, veroorzaakt door de aardbevingsproblematiek, dat van de gehanteerde methode had moeten worden afgeweken. Bovendien valt eiseres al in de zwaarste categorie op basis van de door haar ingevulde PIA. Dat de vergoeding in de optiek van eiseres laag uitvalt wordt veroorzaakt door het lage aantal punten dat zij voor de bouwstenen heeft gekregen. Door eiseres is niet gesteld dat het aantal punten voor de bouwstenen te laag zou zijn vastgesteld. Ook is anderszins niet gebleken dat de door eiseres genoemde persoonlijke omstandigheden niet, of onvoldoende zijn meegewogen door het Instituut. Zij heeft immers naar aanleiding van de door haar ingevulde PIA alsnog een vergoeding voor immateriële schade ontvangen. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd waarom deze vergoeding van € 1.500,- niet passend was. Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de gevoelens en ervaringen van eiseres, kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is van bijzonder ernstige persoonlijke omstandigheden die een beroep op maatwerk kunnen doen slagen.
Hoogstpersoonlijk recht
6. Tijdens de zitting heeft eiseres verder nog benoemd dat zij het onbegrijpelijk vindt dat anderen in haar omgeving een hogere vergoeding voor immateriële schade hebben ontvangen, terwijl deze personen volgens eiseres niet zo veel leed als gevolg van de aardbevingsproblematiek hebben ervaren als eiseres.
6.1.
In zijn algemeenheid merkt de rechtbank hier het volgende over op. Het invullen van de PIA heeft bij eiseres geleid tot het ‘zwaarste’ profiel, profiel 4. Een eventuele hogere vergoeding die anderen in haar omgeving zouden hebben ontvangen, kan daarom niet het gevolg zijn van een ‘zwaarder’ profiel dan dat van eiseres. Een hogere vergoeding kan enkel zijn veroorzaakt doordat de bouwstenen meer punten hebben opgeleverd bij deze andere personen. Het aantal punten dat wordt toegekend per bouwsteen is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Met andere woorden, er zijn veel factoren die ervoor hebben kunnen gezorgd dat iemand anders meer punten heeft ontvangen voor een bepaalde bouwsteen dan eiseres. Dit kunnen ook factoren zijn geweest waar eiseres niet bekend mee is. Het recht op vergoeding van immateriële schade is een hoogstpersoonlijk recht, en de vergoeding wordt daarom per persoon vastgesteld. Eventuele hogere vergoedingen die anderen in de omgeving van eiseres hebben ontvangen, maken daarom niet dat de beoordeling van de situatie van eiseres onjuist is geweest.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het Instituut het bezwaar terecht ongegrond heeft verklaard. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Huizenga-Bergsma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In de zin van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 4.1, tweede lid van de Werkwijze.
3.Artikel 4.1a, tweede lid van de Werkwijze.
5.Artikel 4.1a, tweede en derde lid van de Werkwijze.
6.ECLI:NL:RBNNE:2017:715, r.o. 4.4.4.