Uitspraak
[eiser], uit [woonplaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waadhoeke
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
De strijdigheid met betrekking tot de rookgasafvoervoorziening moet binnen zes weken na verzenddatum van de brief worden beëindigd. De overige overtredingen moeten binnen zes maanden na verzenddatum van de brief beëindigd worden.
Wanneer wij constateren dat u niet voldoet aan de last, verbeurt u een dwangsom van € 5.000,- ineens.”
Voor elke week dat wij constateren dat niet aan de last is voldaan, verbeurt u een dwangsom van € 1.500 met een maximum van € 15.000,-”
Het college heeft eiser in de brief van 21 november 2024 ook gelast met onmiddellijke ingang alle sloop- en bouwwerkzaamheden op het perceel aan de [adres] te staken en gestaakt te houden. Het college heeft een dwangsom opgelegd van € 2.000,- per keer dat de overtreding wordt geconstateerd, met een maximum van € 20.000,-.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Als hij wel al het asbest onder het gehele dak moet saneren, is de door het college gestelde termijn daarvoor te kort volgens eiser. Daarnaast stelt eiser dat hij bereidwillig is om de lasten uit te voeren maar dat hij door de besluiten van 20 en 21 november 2024 alle verdere sloop- en bouwwerkzaamheden moet staken en gestaakt moet houden.
Het college heeft de begunstigingstermijn gebaseerd op de mededeling van eiser dat de werkzaamheden die volgen uit het besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, in de week van 19 november 2024 zouden worden afgerond. Volgens het college staan de handhavingsbesluiten van 20 en 21 november 2024, niet in de weg aan de uitvoering van de werkzaamheden uit het besluit van 14 oktober 2024. De handhavingsbesluiten van 20 en 21 november 2024 zien volgens het college onder andere op het niet melden van sloopwerkzaamheden met betrekking tot het gehele dak maar hebben geen betrekking op het dakbeschot.
De voorzieningenrechter constateert dat bij afdoende bedekking van het asbesthoudend dakbeschot er echter niet langer een gevaar bestaat voor verweren en verspreiden van asbestdeeltjes.
Eiser betwist de overtreding, voor zover het het blootliggende asbesthoudende dakbeschot betreft, niet. Eiser is bereid tot herstel van het dak door het afdekken van het blootliggende asbesthoudende dakbeschot met dakpannen zodat het asbesthoudende dakbeschot niet langer kan verweren en daarmee niet langer een gevaar kan vormen voor de gezondheid. Door het college is op de zitting aangegeven dat hij vindt dat die werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een aannemer die gecertificeerd is voor het werken met asbest. Door eiser is verklaard dat hij daartoe bereid is.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt echter uit het advies en het rapport niet dat het niet mogelijk is herstelwerkzaamheden uit te voeren zonder dat het aanwezige asbest beschadigd raakt. Uit het rapport blijkt dat in de brandgang asbestverdacht plaatmateriaal is aangetroffen waarvan na bemonstering is gebleken dat het ook daadwerkelijk asbesthoudend was. In het bijbehorende advies is verder opgenomen dat er geen direct gevaar voor de gezondheid is, maar dat door de slechte staat van het dak van [adres], er bij [naastgelegen woning] een asbestverontreiniging is ontstaan en een asbestverontreiniging per definitie een onwenselijke situatie is. Het Asbestinventarisatiebureau adviseert de brandgang te laten reinigen door een gecertificeerd asbestverwijderaar, de goot te herstellen en de ontbrekende dakpannen te herstellen.
Het Asbestinventarisatiebureau heeft verder in het advies de voorkeur uitgesproken om het asbesthoudend dakbeschot te vervangen “omdat tussentijdsherstel eigenlijk niet mogelijk is” maar uit die voorkeur volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat het vervangen van het asbesthoudend dakbeschot de enige mogelijkheid is om de overtreding van artikel 7.21 van het Bouwbesluit en artikel 1a, eerste lid van de Woningwet ongedaan te maken. De voorzieningenrechter vindt het ook niet aannemelijk dat dat de enige mogelijkheid zou zijn om de overtreding ongedaan te maken. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de deskundigheid van het Asbestinventarisatiebureau waar het de inventarisatie van het aanwezige asbest betreft maar het advies van het Asbestinventarisatiebureau is niet opgesteld voor beantwoording van de vraag naar de bouwtechnische mogelijkheden om de verloren gegane tengels op het dakbeschot te vervangen en de afdekkende werkzaamheden uit te voeren zonder daarbij het bestaande asbesthoudende dakbeschot te beschadigen. Het college heeft niet uit het advies kunnen concluderen dat de enige mogelijkheid voor het ongedaan maken van de overtreding, het verwijderen van het volledige asbesthoudende dakbeschot is. Ook uit overige overgelegde stukken blijkt niet dat de overtreding met betrekking tot het blootliggende deel van het dakbeschot, alleen ongedaan kan worden gemaakt door al het asbesthoudend dakbeschot te verwijderen.
Op de zitting is besproken dat eiser op korte termijn de rookgasafvoervoorziening kan (laten) verplaatsen. De voorzieningenrechter geeft eiser daarom een termijn van vier weken na deze uitspraak waarbinnen die werkzaamheden volledig afgerond moeten zijn.
De voorzieningenrechter houdt bij het bepalen van een termijn voor de overige werkzaamheden rekening met het feit dat een aannemer die met asbestdakbeschot wil werken en daarbij aan de daarvoor toepasselijke regels kan voldoen misschien minder snel beschikbaar zal zijn dan een reguliere aannemer. Ook houdt de voorzieningenrechter rekening met de onduidelijkheid die ten gevolge van de formulering van de last is ontstaan over de uit te voeren werkzaamheden. De voorzieningenrechter heeft echter ook begrip voor het belang van het college om deze overtreding snel ongedaan te maken, met name ook gelet op het belang van de derde-partij. De voorzieningenrechter geeft eiser daarom acht weken de tijd om de werkzaamheden ten aanzien van het dak en de dakgoot volledig uit te laten voeren.
Door het treffen van deze voorziening heeft eiser enige tijd om uitvoering te geven aan de lasten zonder dat hij een dwangsom verbeurt.
Eiser heeft toegelicht dat hij op 20 november 2024 werkzaamheden liet uitvoeren om te voldoen aan de lasten. Het college heeft dat niet weersproken. De voorzieningenrechter constateert dat er slechts sprake zal zijn van sloopwerkzaamheden voor zover die nodig zijn om aan de last te voldoen en dat er geen asbestverwijdering of sloopwerkzaamheden aan het dakbeschot zullen plaats te hoeven vinden en heeft het college gewezen op vaste rechtspraak waaruit volgt dat in beginsel geen omgevingsvergunning is vereist voor het voldoen aan een last [1] . De voorzieningenrechter gaat er dan ook van uit dat het college, gelet op de uitspraak op dit beroep en het verzoek om voorlopige voorziening, het besluit van 20 en 21 november 2024 zal intrekken of niet zal toepassen als eiser werkzaamheden verricht of laat verrichten ter uitvoering van de lasten onder dwangsom zoals die na deze uitspraak zijn komen te luiden. Als het college toch handhaaft op de besluiten van 20 en 21 november 2024 terwijl het gaat om uitvoering van de lasten onder dwangsom zoals die in deze uitspraak nader zijn vastgelegd, kan eiser de voorzieningenrechter een verzoek om een voorlopige voorziening doen hangende het beroep tegen de besluiten van 20 en 21 november 2024.