ECLI:NL:RBNNE:2025:1198

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
C/17/ 242884 FT RK 25-233
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot benoeming herstructureringsdeskundige en afkondiging van een afkoelingsperiode

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van een besloten vennootschap tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige en het afkondigen van een afkoelingsperiode. De verzoeker, een holdingstructuur met twee dochterbedrijven, heeft op 28 februari 2025 startverklaringen gedeponeerd en op 7 maart 2025 verzoekschriften ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker verkeert in een toestand waarin het aannemelijk is dat zij insolvent zal raken, mede door een hoge schuldenlast die voortvloeit uit verschillende incidenten, waaronder een teruglopende orderportefeuille en de impact van de COVID-19 pandemie.

De rechtbank heeft de verzoeken tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige en het afkondigen van een afkoelingsperiode toegewezen. De rechtbank heeft [deskundige 2] aangewezen als herstructureringsdeskundige en een afkoelingsperiode van vier maanden afgekondigd. Dit houdt in dat gedurende deze periode de bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen van de verzoeker niet kan worden uitgeoefend zonder machtiging van de rechtbank. De rechtbank heeft ook het bedrag vastgesteld dat de herstructureringsdeskundige maximaal mag kosten, zijnde € 3.900,- exclusief btw per maand. De beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

Rechtbank NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
verzoek aanwijzing herstructureringsdeskundige en afkondiging afkoelingsperiode
rekestnummers: C/17/ 242884 FT RK 25-233 e.a.
uitspraakdatum: 21 maart 2025
beschikking op de ingekomen verzoekschriften met bijlagen van
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
[verzoeker 1] ,
[verzoeker 2]
[verzoeker 3] ,
alle statutair gevestigd te [plaats] ,
advocaat: mr. P. van Wijngaarden, kantoorhoudende te Groningen,
hierna afzonderlijk te noemen: [verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verzoeker 3] en tezamen te noemen [verzoeker]

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft op 28 februari 2025 ter griffie van deze rechtbank een drietal startverklaringen als bedoeld in artikel 370 lid 3 Faillissementswet (Fw) gedeponeerd.
1.2.
Op 7 maart 2025 heeft [verzoeker] drie verzoekschriften met bijlagen ingediend strekkende tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige en het afkondigen van een afkoelingsperiode.
1.3.
Het verzoek is op 17 maart 2025 middels een digitale verbinding behandeld. Namens [verzoeker] is [bestuurder] verschenen, vergezeld van [belanghebbende] , werkzaam bij [bedrijf] en mr. P. van Wijngaarden, voornoemd.
1.4.
Voorafgaand aan de zitting heeft de Belastingdienst desgevraagd laten weten dat zij geen gebruik maakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen.
1.5.
[verzoeker] heeft conform het Procesreglement offertes overgelegd van mogelijk te benoemen herstructureringsdeskundigen, te weten [deskundige 1] en [deskundige 2] .
1.6.
De rechtbank heeft ter zitting de uitspraak vastgesteld op vandaag.

2.Het verzoek en de onderbouwing daarvan

Achtergrond
2.1.
[verzoeker] is in 2010 opgericht als holdingstructuur met [verzoeker 2] en [verzoeker 3] als dochterbedrijven van [verzoeker 1] . Middellijk bestuurder is [bestuurder] . [verzoeker] houdt zich bezig met [werkzaamheden] . [verzoeker] heeft 13 werknemers in dienst.
2.2.
De huidige schuldenlast van [verzoeker] is het gevolg van een aantal cumulerende incidenten. In de boekjaren 2017 tot en met 2019 heeft [verzoeker] matige resultaten behaald door een teruglopende orderportefeuille vanwege de ophef en regelgeving rond PFAS. Dit was voor de huisbankier aanleiding om in 2019 het krediet op te zeggen. De particuliere investeerder die vervolgens door [verzoeker] is aangezocht om de onderneming te herfinancieren, heeft [verzoeker] ‘leeg geplukt’. Nadien heeft wederom een herfinanciering plaatsgevonden waardoor de liquiditeits-en vermogenspositie opnieuw is aangetast. Met daarbovenop de covid-pandemie, waardoor [verzoeker] te kampen kreeg met een hoog ziekteverzuim, en de oorlog in Oekraïne met stijgende energieprijzen als gevolg, hebben voornoemde omstandigheden ervoor gezorgd dat [verzoeker] momenteel gebukt gaat onder een hoge schuldenlast die niet langer door haar kan worden gedragen.
2.3.
Deze schuldenlast bestaat voor tweederde gedeelte uit fiscale schulden en de Belastingdienst heeft op 23 januari 2025 beslag gelegd ten laste van de afzonderlijke vennootschappen op diverse bedrijfsmiddelen, met name voertuigen.
De verzoeken
2.4.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank om tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige en tot het afkondigen van een afkoelingsperiode over te gaan. In de verzoekschriften en ter zitting heeft [verzoeker] aan deze verzoeken ten grondslag gelegd dat zij momenteel in een toestand verkeert waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij insolvent zal raken. Het beslag van de Belastingdienst op de bedrijfsmiddelen van de afzonderlijke vennootschappen heeft, indien de Belastingdienst tot verkoop daarvan overgaat, tot gevolg dat [verzoeker] een substantieel deel van haar dagelijkse werkzaamheden niet kan voortzetten. Voor [verzoeker] rest dan niets anders dan haar eigen faillissement aan te vragen. Hoewel de Belastingdienst schriftelijk kenbaar heeft gemaakt dat zij tot 9 juni 2025 geen invorderingsmaatregelen zal nemen, is door en namens [verzoeker] ter zitting verklaard dat de overige crediteuren dit geduld niet kunnen opbrengen. De liquiditeitsprognose voor de komende vier maanden laat een positief beeld zien. [verzoeker] heeft verklaard dat de cijfers als weergegeven in die prognose gebaseerd zijn op cijfers uit het verleden die zijn gecontroleerd en waar nodig gecorrigeerd door de administrateur van [verzoeker] en de accountant. Ook die cijfers werden in eerste instantie in het zwart geschreven, zij het dat aandringende crediteuren anders dan de Belastingdienst, door [verzoeker] betaald werden waardoor het resultaat uiteindelijk toch vaak weer onderuit gehaald werd. Wanneer een herstructureringsdeskundige benoemd wordt in combinatie met een af te kondigen afkoelingsperiode, wordt een periode van rust gecreëerd gedurende welke de herstructureringsdeskundige een akkoord kan voorbereiden op grond waarvan een redelijke uitdeling kan plaatsvinden aan alle schuldeisers, aldus [verzoeker]

3.De beoordeling

Eerste verzoek
3.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de onderhavige verzoeken tot het aanwijzen van een herstructureringsdeskundige en het afkondigen van een afkoelingsperiode de eerste verzoeken zijn die door [verzoeker] aan de rechtbank worden voorgelegd na het deponeren van de startverklaringen. Dat betekent dat de rechtbank nu moet vaststellen welk soort akkoordprocedure als bedoeld in artikel 369 lid 6 Fw door [verzoeker] is gekozen bij de voorbereiding van het akkoord. Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of aan haar de rechtsmacht en relatieve bevoegdheid toekomt om van de verzoeken kennis te nemen.
3.2.
Volgens de gedeponeerde startverklaringen kiest [verzoeker] voor een besloten akkoordprocedure.
Rechtsmacht
3.3.
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 369 lid 7 aanhef en onder b Fw jo artikel 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) jo artikel 1:10 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) bevoegd deze procedure te openen, nu [verzoeker] in Nederland is gevestigd. De rechtbank Noord-Nederland is relatief bevoegd. De besloten akkoordprocedure en de bevoegdheid van de rechtbank liggen hiermee voor de volledige duur van de akkoordprocedure vast.
Startverklaring en ontvankelijkheid
3.4.
[verzoeker] heeft op 28 februari 2025 verklaringen als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw gedeponeerd ter griffie van de rechtbank [verzoeker] kan dan ook worden ontvangen in haar verzoeken.
3.5.
De onderhavige verzoeken zijn gebaseerd op de tweede afdeling van titel IV van de Faillissementswet (Homologatie van een onderhands akkoord, artikel 369 e.v. Fw).
De verdere beoordeling
3.6.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 371 lid 3 Fw in samenhang gelezen met artikel 370 lid 1 Fw een door een schuldenaar ingediend verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige wordt toegewezen als de schuldenaar verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan. Deze zogenoemde ‘WHOA-toestand’ komt er in dit geval op neer dat [verzoeker] nog in staat is om aan haar lopende verplichtingen te voldoen, maar dat er geen realistisch vooruitzicht bestaat dat een toekomstige insolventie kan worden afgewend als haar schulden niet worden geherstructureerd. Uit de overgelegde liquiditeitsprognose en de daarop gegeven toelichting ter zitting, zoals hiervoor onder 2.4 weergegeven, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [verzoeker] in staat is om aan haar lopende verplichtingen te voldoen. Verder volgt uit de onderbouwing van het verzoek, met name de verdeling van de schuldenlast en het gelegde beslag door de Belastingdienst, voldoende dat [verzoeker] verkeert in de ‘WHOA-toestand’. Dit betekent dat aan de vereisten voor het benoemen van een herstructureringsdeskundige is voldaan. De rechtbank zal dit verzoek daarom toewijzen met inachtneming van het navolgende.
3.7.
Bij de aanwijzing van een herstructureringsdeskundige stelt de rechtbank voorop dat deze, ingevolge artikel 376 lid 6 Fw, zijn taak doeltreffend, onpartijdig en onafhankelijk uitvoert. Het is ook om deze reden dat in artikel 3.2. van het Landelijk Procesreglement WHOA-zaken rechtbank (hierna: het Procesreglement) is opgenomen dat in het verzoekschrift twee of drie namen van mogelijk te benoemen herstructureringsdeskundigen worden vermeld. De aanwijzing van een herstructureringsdeskundige moet dienstig zijn aan het onderzoek naar de mogelijkheden van een reorganisatie of liquidatie van een onderneming. De aanwijzing van een herstructureringsdeskundige kan bijdragen aan het voorkomen van een schijn van belangenvermenging of om het vertrouwen van de schuldeisers in het proces en daarmee de slagingskansen te vergroten.
3.8.
[verzoeker] heeft in overeenstemming met het Procesreglement twee offertes overgelegd van mogelijk te benoemen herstructureringsdeskundigen. Ter zitting is door en namens [verzoeker] verklaard dat zij geen voorkeur heeft voor een van deze twee mogelijk te benoemen herstructureringsdeskundigen. De rechtbank acht in beginsel beide voorgestelde herstructureringsdeskundigen geschikt. Echter, gelet op de door [verzoeker] geschetste problematiek, de verschillende belanghebbenden, de verwachte tijdsbesteding en de behoefte aan een herstructureringsdeskundige die op korte termijn beschikbaar is en wat ruimer in zijn tijd zit, acht de rechtbank [deskundige 2] de meest aangewezen persoon om in deze zaak als herstructureringsdeskundige benoemd te worden.
3.9.
Vervolgens dient de rechtbank het bedrag vast te stellen dat de werkzaamheden van de herstructureringsdeskundige en de door hem in te schakelen derden ten hoogste mogen kosten. Het door de herstructureringsdeskundige in zijn offerte genoemde tarief van
€ 3.900,- exclusief btw per maand bij vooruitbetaling te voldoen, komt de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank zal de kosten dienovereenkomstig vaststellen. De rechtbank stelt vast dat dit een bedrag betreft exclusief de kosten van eventueel in te schakelen deskundigen. Die kosten kunnen dus nog niet worden vastgesteld. Het vast te stellen bedrag van € 3.900,- exclusief btw per maand kan, indien nodig, gedurende het proces door de rechtbank op verzoek van de herstructureringsdeskundige worden verhoogd.
Afkoelingsperiode
3.1
Op grond van artikel 3d lid 2 Fw kondigt de rechtbank, als zij het verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige toewijst, tevens een afkoelingsperiode af zoals bedoeld in artikel 376 Fw. Gelet daarop zal de rechtbank een afkoelingsperiode afkondigen van vier maanden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst [deskundige 2] , juridisch adviseur te Groningen, aan tot herstructureringsdeskundige in de besloten akkoordprocedure van [verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verzoeker 3] ;
- stelt het bedrag dat de werkzaamheden van de herstructureringsdeskundige ten hoogste mogen kosten ten titel van voorschot vast op een bedrag van € 3.900,- exclusief btw;
- bepaalt dat voornoemde kosten ten laste van [verzoeker] komen en dat zij voor betaling daarvan ten genoegen van de herstructureringsdeskundige vóór aanvang van haar werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
- kondigt met ingang van heden een afkoelingsperiode af als bedoeld in artikel 376 Fw voor de periode van vier maanden, die inhoudt:
dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van [verzoeker] behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van [verzoeker] bevinden, gedurende deze periode niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt voorbereid.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Idzenga, voorzitter, mr. D.J. Klijn en
mr. C.H. Rombouts, rechters, en in aanwezigheid van mr. M. Blom, griffier, in het openbaar uitgesproken door mr. H.J. Idzenga op 21 maart 2025.
De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.