Uitspraak
RECHTBANK Noord-Nederland
hierna te noemen: [gefailleerde],
Rechtbank Noord-Nederland
Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in het faillissement van een gefailleerde, die in bewaring was gesteld wegens het niet voldoen aan zijn inlichtingenplicht. De rechtbank had eerder op 17 oktober 2024 bevolen dat de gefailleerde in bewaring zou worden gesteld voor dertig dagen, omdat hij niet aan zijn verplichtingen voldeed. De gefailleerde werd op 21 maart 2025 in bewaring gesteld, maar verleende geen medewerking aan de curator. Tijdens een hoorzitting op 24 maart 2025 verzocht de gefailleerde om opheffing van de inbewaringstelling, maar de curator stelde dat de gefailleerde nog steeds onvoldoende medewerking verleende. De rechtbank oordeelde dat de inbewaringstelling moest voortduren, omdat de gefailleerde onbereikbaar was voor de curator en niet verscheen op de oproep voor verhoor. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende vertrouwen was dat de gefailleerde zijn verplichtingen zou nakomen bij invrijheidstelling. De rechtbank bepaalde ook dat de inlichtingen die de gefailleerde moest verstrekken, uitsluitend gebruikt mochten worden voor de afwikkeling van zijn faillissement, ter bescherming van zijn recht om niet mee te werken aan zelfincriminatie. Het verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling werd afgewezen.