In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de weigering van de omgevingsvergunning voor de bewoning van een bedrijfsgebouw op een perceel in Leeuwarden. Eiser had op 31 december 2021 een verzoek ingediend om een omgevingsvergunning, maar de rechtbank concludeert dat dit verzoek niet kon worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de reactie van het college op dit verzoek niet als een besluit kan worden aangemerkt, waardoor het bezwaar van eiser tegen de brief van 20 april 2022 niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk.
Daarnaast behandelt de rechtbank het beroep van eiser wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. De rechtbank oordeelt dat het college dwangsommen verschuldigd is aan eiser, omdat het college niet tijdig heeft beslist. De hoogte van de dwangsom wordt vastgesteld op € 1.082,-. De rechtbank concludeert dat het college het griffierecht aan eiser moet vergoeden, maar wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de gemachtigde van eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een duurzame taakuitoefening.
De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast en is openbaar uitgesproken op 26 januari 2024. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.