Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verkeersboete. De zaak betreft een betrokkene die op 17 april 2022 met een personenauto op het trottoir heeft gereden, waarvoor een boete van € 159,00 was opgelegd. Betrokkene heeft aangevoerd dat er geen verbodsbord aanwezig was dat hem zou hebben kunnen waarschuwen voor het niet toegestaan zijn van het rijden op het trottoir. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bebording op de Brink, waar de overtreding plaatsvond, duidelijk en zichtbaar was, en dat betrokkene voldoende gelegenheid had om de bebording te zien. De kantonrechter heeft de gedraging dan ook vastgesteld en de boete in eerste instantie gehandhaafd.
Daarnaast heeft betrokkene een vordering ingediend voor een dwangsom, omdat de officier van justitie niet tijdig had beslist op zijn administratief beroep. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat betrokkene niet voldoende heeft aangetoond dat hij de officier van justitie tijdig in gebreke heeft gesteld, waardoor de vordering voor een dwangsom is afgewezen. Wel heeft de kantonrechter geconstateerd dat betrokkene niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord in het administratief beroep, wat een schending van zijn procesrechten opleverde. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen met 25% tot € 121,50.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, de sanctie verder gematigd tot € 93,37. De beslissing van de officier van justitie is vernietigd en de inleidende beschikking is gewijzigd. Betrokkene krijgt het teveel betaalde aan zekerheidstelling terug. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.