Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, een mondelinge uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene ontving een sanctie van € 169,00 voor het rijden op een fiets/bromfietspad op 2 november 2023 in Roden. Betrokkene betwistte de sanctie en voerde aan dat de borden G12a ter plaatse niet geldig waren omdat er geen verkeersbesluit was genomen. De kantonrechter oordeelde dat dit argument niet opging, verwijzend naar een arrest van de Hoge Raad dat stelt dat het ontbreken van een verkeersbesluit niet automatisch betekent dat een sanctie niet kan worden opgelegd.
De kantonrechter onderzocht ook het verweer van betrokkene dat het niet staande houden van de bestuurder vragen opriep. Volgens artikel 5 van de Wahv moet een ambtenaar de bestuurder staande houden om zijn identiteit vast te stellen, tenzij er geen reële mogelijkheid is om dit te doen. De kantonrechter constateerde dat de verbalisant het voertuig op afstand had waargenomen en geen stopteken had kunnen geven. Er was echter geen aanvullend proces-verbaal aanwezig, en de officier van justitie had om aanvullende informatie gevraagd, die niet was overgelegd. Dit leidde tot de conclusie dat er niet met zekerheid kon worden gesteld dat er geen reële mogelijkheid tot staande houden was geweest.
De kantonrechter oordeelde dat de sanctie ten onrechte aan betrokkene was opgelegd, omdat de verklaring van de verbalisant in deze en twintig andere zaken identiek was en er geen aanvullende informatie was verstrekt. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking, en bepaalde dat betrokkene het teveel betaalde aan zekerheidstelling terugkreeg.