ECLI:NL:RBNNE:2024:5127
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake standplaats oliebollenkraam nabij boom in Groningen
Op 31 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster uit Groningen en het college van burgemeester en wethouders van Groningen. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de standplaats van een oliebollenkraam die nabij een plataan is geplaatst op de Grote Markt in Groningen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek kennelijk ongegrond verklaard zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De achtergrond van de zaak is dat op 22 september 2021 een standplaatsvergunning is verleend aan een andere partij voor de verkoop van oliebollen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het aanbrengen van markeringen op het wegdek voor de standplaats en heeft later een verzoek ingediend om de oliebollenkraam te verplaatsen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet voldoet aan de criteria voor belanghebbendheid zoals vastgelegd in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Dit houdt in dat iemand een rechtstreeks belang moet hebben bij een besluit. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij een bijzondere band heeft met de boom en dat haar hooggevoeligheid haar belanghebbendheid zou moeten rechtvaardigen.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekster niet in de nabijheid van de boom woont en geen zicht heeft op de boom vanuit haar woning. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verzoekster zich niet voldoende onderscheidt van andere bezoekers van het centrum van Groningen en daarom niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.