ECLI:NL:RBNNE:2024:4996

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
LEE 22/2185
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WIA-uitkering in verband met strafrechtelijk onderzoek naar criminele activiteiten

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de herziening en terugvordering van zijn WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, die sinds 16 juli 2007 een WIA-uitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Uwv die zijn uitkering herzien over de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 juni 2019. De herziening en terugvordering zijn gebaseerd op een strafrechtelijk onderzoek naar eiser, die verdacht werd van deelname aan een criminele organisatie en andere strafbare feiten. Het Uwv heeft vastgesteld dat eiser de feitelijk leidinggevende was van verschillende ondernemingen en heeft op basis van verzamelde documenten en rapporten de herziening en terugvordering van in totaal € 113.284,79 doorgevoerd.

De rechtbank heeft op 12 november 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Eiser heeft verzocht om aanhouding van de procedure tot na de strafzaak, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht heeft gehandeld en dat de herziening en terugvordering niet afhankelijk zijn van de uitkomst van de strafprocedure. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat eiser niet heeft aangetoond dat het Uwv onjuiste gegevens heeft gebruikt of dat de besluiten niet zorgvuldig zijn voorbereid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de besluiten van het Uwv.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2185

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L. de Leon),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

(gemachtigde: A.B. Froentjes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de herziening en terugvordering van zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
1.1.
Met besluiten van 3 en 11 november 2021 heeft het Uwv de uitkering herzien over de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 juni 2019 en de over die periode door eiser ontvangen uitkering teruggevorderd. Met het bestreden besluit van 17 mei 2022 op het bezwaar van eiser is het Uwv bij deze besluiten gebleven, waarbij het bedrag van de terugvordering is bepaald op € 113.284,79.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv.
1.3.
Ter zitting heeft eiser verzocht de behandeling van de procedure aan te houden tot na afloop van de tegen eiser aanhangige strafzaak. De rechtbank heeft dit verzoek ter zitting afgewezen.

Totstandkoming van het besluit

Voor de uitspraak belangrijke feiten en omstandigheden
2. Eiser ontvangt sinds 16 juli 2007 een WIA-uitkering op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Toezichthouders van het Uwv zijn in 2019 een onderzoek gestart naar de rechtmatigheid van de aan eiser verleende WIA-uitkering, naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek naar hennepteelt, drugshandel en witwassen. Eiser werd in het kader van het strafrechtelijk onderzoek verdacht van het deelnemen aan een criminele organisatie, het plegen van het witwassen van gelden, het ontvangen van gelden vanuit criminele activiteiten en het overtreden van de Opiumwetgeving. Hieraan ligt nader ten grondslag dat eiser er van werd verdacht de feitelijk leidinggevende te zijn van vier rechtspersonen die op naam stonden van derden, onder wie zijn (ex)-partner. Dit betreft onder andere een zonnestudio, een coffeeshop en een growshop, alle in [plaats] .
2.1.
Een toezichthouder van het Uwv heeft in het kader van zijn onderzoek onder meer ambtsedig opgemaakte processen-verbaal van de politie uit het strafrechtelijk onderzoek ontvangen. Hiertoe behoort een rapport “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel middels een uitgebreide kasopstelling” met opmaakdatum 1 juni 2021. In dit rapport is het door eiser verkregen wederrechtelijk voordeel tussen 1 januari 2015 en 11 juni 2019 berekend op € 312.482. Ook heeft de toezichthouder tijdens het strafrechtelijk onderzoek eiser tweemaal gehoord als verdachte met betrekking tot zijn WIA-uitkering. Op 19 oktober 2021 heeft de toezichthouder het Onderzoeksrapport Handhaving Themaonderzoek opgesteld.
2.2.
Met het bestreden besluit van 3 november 2021 heeft het Uwv vervolgens de WIA-uitkering van eiser herzien vanwege inkomsten van gemiddeld € 269,38 per dag over de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 juni 2019. Hierdoor is een bedrag van
€ 121.455,10 te veel aan uitkering betaald. Dit bedrag is met het besluit van 11 november 2021 van eiser teruggevorderd.
Bezwaarprocedure
3. Eiser heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt en primair betoogd dat de besluiten te vroeg zijn genomen omdat gewacht had moeten worden totdat de strafzaak afgerond was. Subsidiair heeft eiser de berekening van het verkregen voordeel en de onderliggende aannames en gegevens bestreden. Uitgangspunt daarbij was dat volgens eiser niet hij maar zijn ex-partner de feitelijke bestuurder van de bedrijven was en dat zij personeel in dienst had voor de dagelijkse gang van zaken.
3.1.
Tijdens de bezwaarprocedure heeft de toezichthouder van het Uwv op 28 maart 2022 een aanvullend onderzoeksrapport opgesteld, met als bijlage een proces-verbaal “bevindingen feitelijk leidinggeven [eiser] ” van 9 november 2020, afkomstig uit het strafrechtelijk onderzoek.
3.2.
Het Uwv heeft eiser op 5 april 2022 een voornemen van wijziging van besluit gestuurd waarin het terugvorderingsbedrag is bepaald op € 113.284,79 bruto. Met de beslissing op bezwaar van 17 mei 2022 heeft het Uwv de herziening gehandhaafd en het terugvorderingsbedrag vastgesteld volgens het aan eiser meegedeelde voornemen.
Beroepsprocedure
4. Ook in beroep betoogt eiser primair dat de strafzaak moet worden afgewacht. Eiser voert aan dat hij verwacht dat hij zal worden vrijgesproken. In het inleidend beroepschrift voert eiser aan dat het Uwv hem ten onrechte inkomsten toedicht als feitelijk bestuurder, dat hij betwist dat hij de feitelijk bestuurder was en dat de beslissingen in strijd komen met de onschuldpresumptie van artikel 6, tweede lid van het EVRM [1] en met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer specifiek het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. In een aanvulling op het beroepschrift heeft eiser aangevoerd dat de strafzaak nog niet is afgerond en dat de uitkomsten van de strafzaak van doorslaggevend belang zijn nu het Uwv zich volledig op informatie uit het strafdossier beroept. Indien eiser inderdaad wordt vrijgesproken zal dat volgens eiser, onder verwijzing naar uitspraken van de CRvB [2] en het EHRM [3] , gevolgen moeten hebben voor de beoordeling van de herziening en terugvordering.
4.1.
Op 12 november 2024 heeft eiser een kopie van een proces-verbaal ingezonden van een regiezitting door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank, zittingsplaats Assen, van 16 oktober 2024.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de herziening van eisers WIA-uitkering over de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 juni 2019 en de terugvordering van een bedrag van
€ 113.284,79 bruto. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6.1.
Ter toetsing door de rechtbank ligt voor het besluit van het Uwv om de bezwaren van eiser tegen het herzieningsbesluit en het terugvorderingsbesluit, met uitzondering van de hoogte van het terugvorderingsbedrag, ongegrond te verklaren.
6.2.
Een besluit tot herziening en terugvordering van een uitkering is een belastend besluit waarbij het aan het Uwv is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor herziening en terugvordering is voldaan in beginsel op het Uwv rust. Dit is vaste rechtspraak van de CRvB. [4]
6.3.
Aan de besluitvorming door het Uwv liggen de volgende rapporten en documenten ten grondslag: processen-verbaal van verdenking uit het strafrechtelijk onderzoek van
28 augustus 2018 en van 4 juni 2019, processen-verbaal van verhoor verdachte uit de strafzaak van 21 juni 2019 en van 29 oktober 2019, het onderzoeksrapport Handhaving Themaonderzoek van de toezichthouder van 19 oktober 2021 met als bijlage het rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling van 1 juni 2021, en het aanvullend Onderzoeksrapport van 28 maart 2022, met daarbij een proces-verbaal uit het strafrechtelijk dossier van “bevindingen feitelijk leidinggeven [eiser] ” van 9 november 2020.
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat het Uwv heeft mogen uitgaan van de hiervoor onder 6.3 genoemde rapporten en documenten. Het Uwv heeft op basis van de in die documenten vermelde onderzoeksbevindingen terecht vastgesteld dat eiser de feitelijk leidinggevende was van de onderzochte ondernemingen. Uit die bevindingen blijkt dat eiser de administratie van de ondernemingen verzorgde, de contacten had met de leveranciers, beslissingen nam over investeringen, de aansturing, training, opleiding en planning van het personeel verrichtte en bepaalde wie werd aangenomen en ontslagen, terwijl de ex-partner van eiser niet wist wat er speelde binnen de ondernemingen. De rechtbank oordeelt verder dat het Uwv de hoogte van het daaruit verkregen voordeel op grond van genoemde informatie heeft mogen bepalen. Anders dan eiser kennelijk aanneemt is de bevoegdheid van het Uwv om ten onrechte als uitkering betaalde bedragen terug te vorderen niet afhankelijk van de uitkomst van een eventuele strafrechtelijke procedure. Zoals elk besluit moet het besluit tot terugvordering wel zorgvuldig worden voorbereid en deugdelijk worden gemotiveerd. Wat eiser heeft aangevoerd geeft echter geen grond voor het oordeel dat dat bij het bestreden besluit niet het geval zou zijn. Eiser heeft in beroep alleen in algemene zin aangevoerd dat het Uwv van onjuiste gegevens is uitgegaan en dat eiser ten onrechte als leidinggevende van de ondernemingen is aangemerkt nu zijn (ex-) partner de fiscale afdrachten heeft gedaan en eiser geen inkomsten heeft genoten. In beroep heeft eiser, ondanks het feit dat de rechtbank herhaalde malen uitstel had verleend en had verzocht om de stand van zaken in de strafrechtelijke procedure door te geven en het beroep van nadere gronden te voorzien, verder geen concrete onderbouwing gegeven van zijn standpunt dat het bestreden besluit niet juist is.
6.5.
De stelling van eiser dat de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel nog kan wijzigen in de strafprocedure, en dat daarom eerst het oordeel van de strafrechter moet worden afgewacht maakt dat niet anders. In een strafrechtelijke procedure wordt niet alleen een andere vraag ter beantwoording aan de rechter voorgelegd, maar er bestaat bovendien een aanmerkelijk verschil tussen de vereisten waaraan het bewijs in strafzaken moet voldoen en de vereisten voor het bewijs in een bestuursrechtelijke beroepsprocedure.
6.6.
De rechtbank oordeelt verder dat het beroep van eiser op de uitspraak van de CRvB van 1 december 2020 [5] en het arrest Melo Tadeu/Portugal [6] niet slaagt omdat in de onderhavige zaak geen sprake is van een strafrechtelijke veroordeling waarna in een bestuursrechtelijke procedure alsnog, op grond van dezelfde bewijsmiddelen, twijfel wordt geuit over de onschuld van een betrokkene over feiten waarvan hij is vrijgesproken. Het staat het Uwv vrij om uit te gaan van de verzamelde, al of niet via strafrechtelijk onderzoek verkregen, bewijsmiddelen. Het is aan eiser om feiten en omstandigheden aan te voeren die de gevolgtrekking kunnen rechtvaardigen dat de beslissing van het UWV twijfel oproept. Daarin is eiser niet geslaagd.
6.7.
De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

7. Omdat de beroepsgronden niet slagen zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. Dit betekent dat het herzienings- en het terugvorderingsbesluit in stand blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, voorzitter, en mr. T.A. Oudenaarden en
mr. M. Doornbosch, leden, in aanwezigheid van mr. L.J. van der Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
2.Centrale Raad van Beroep.
3.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 februari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:474) en de uitspraak van de CRvB van 8 augustus 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:2708).
6.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 23 oktober 2014,