In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een tijdelijke omgevingsvergunning en geluidsontheffing voor een muziekfestival dat gepland stond van 16 tot en met 18 juli 2021. Eiser, vertegenwoordigd door mr. W. Koster, heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, die de vergunningen had verleend aan een derde-belanghebbende. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen actueel procesbelang meer heeft, omdat het festival niet meer zal plaatsvinden en de Stichting die het festival organiseerde inmiddels is geliquideerd. Hierdoor is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft eiser verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedure langer heeft geduurd dan de redelijke termijn van twee jaar, met een overschrijding van tien maanden. De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan eiser als vergoeding voor de immateriële schade die hij heeft geleden door deze overschrijding. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen zes weken worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.