ECLI:NL:RBNNE:2024:4681

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
18-081705-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens seksueel binnendringen bij een slachtoffer in staat van verminderd bewustzijn

Op 2 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, wegens seksueel binnendringen bij een vrouw die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 september 2022, waarbij de verdachte de vriendin van zijn huisgenoot seksueel heeft benaderd terwijl zij sliep. De rechtbank sprak de verdachte vrij van verkrachting, omdat de vereiste dwang niet bewezen kon worden. De verdachte had verklaard onder invloed van drank en drugs te zijn geweest en zich niets van de handelingen te herinneren, maar de rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat er sprake was van opzet.

De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte, waaronder het betasten van de borsten en vagina van het slachtoffer, opzettelijk waren en dat de verdachte wist dat het slachtoffer in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank benadrukte dat de omstandigheden waaronder het delict was gepleegd, ernstig waren en dat het slachtoffer aanzienlijke schade had geleden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere stabiele leven en de impact van het delict op zijn leven. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte verplichtte tot schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.081705.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 november 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.
De benadeelde partij is ter zitting vertegenwoordigd door mr. A. Elzinga, advocaat te Groningen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 september 2022 te Groningen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
  • wist dat deze [slachtoffer] in een verminderde staat van bewustzijn verkeerde, daar zij lag te slapen, althans slaperig in bed lag, en/of
  • (onaangekondigd) de kamer waarin [slachtoffer] met haar vriend sliep binnen is gegaan en/of bij die [slachtoffer] in bed gaan liggen en/of
  • (vervolgens) (onverhoeds) met zijn hand(en) de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of
  • (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, haar ondergoed uit heeft getrokken/gedaan en/of naar beneden heeft getrokken/gedaan en/of
  • (vervolgens) onverhoeds en terwijl die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, (onverhoeds) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht/bewogen,
en hij, verdachte, (aldus) voornoemde handelingen (onverhoeds) heeft verricht zonder dat [slachtoffer] dit kon verhinderen en/of hier tegen verzet kon bieden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 september 2022 te Groningen, met [slachtoffer] , van wie verdachte wist dat zij verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht, te weten een slaap- of sluimertoestand, één of meer handelingen heeft gepleegd, bestaande (mede) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten is verdachte (onaangekondigd) de kamer waarin [slachtoffer] met haar vriend sliep binnen gegaan en/of bij die [slachtoffer] in bed gaan liggen en/of heeft verdachte
  • (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, met zijn hand(en) de borsten van die [slachtoffer] betast en/of
  • (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, haar ondergoed uit getrokken/gedaan en/of naar beneden getrokken/gedaan en/of
  • (vervolgens) onverhoeds en terwijl die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, zijn penis in de vagina van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht/bewogen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 september 2022 te Groningen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of met zijn handen de borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt, en bestaande dat geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
- wist dat deze [slachtoffer] in een verminderde staat van bewustzijn verkeerde, daar zij lag te slapen,
althans slaperig in bed lag, en/of
  • (onaangekondigd) de kamer waarin [slachtoffer] met haar vriend sliep binnen is gegaan en/of bij die [slachtoffer] in bed gaan liggen en/of
  • (vervolgens) (onverhoeds) met zijn hand(en) de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of
  • (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, haar ondergoed uit heeft getrokken/gedaan en/of naar beneden heeft getrokken/gedaan,
en hij, verdachte, (aldus) voornoemde handelingen (onverhoeds) heeft verricht zonder dat [slachtoffer] dit kon verhinderen en/of hier tegen verzet kon bieden;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 september 2022 te Groningen, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten is verdachte (onaangekondigd) de kamer waarin [slachtoffer] met haar vriend sliep binnen gegaan en/of bij die [slachtoffer] in bed gaan liggen en/of heeft verdachte
  • (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, met zijn hand(en) de borsten van die [slachtoffer] betast en/of
  • (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, haar ondergoed uit getrokken/gedaan en/of naar beneden getrokken/gedaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn en in voldoende mate worden ondersteund door overige bewijsmiddelen. Op basis hiervan is bewezen dat sprake was van seksueel binnendringen bij [slachtoffer] . Door onverhoeds binnen te dringen terwijl [slachtoffer] sliep, werd verzet voorkomen. Dit dient te worden aangemerkt als dwang in de zin van artikel 242 (oud) van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken.
Zij heeft ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte daadwerkelijk seksueel is binnengedrongen bij aangeefster, nu aangeefster de enige is die dit heeft verklaard.
De primair ten laste gelegde verkrachting is evenmin bewezen nu geen sprake is van dwangmiddelen zoals geweld of bedreiging.
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat niet is bewezen dat verdachte handelde met opzet, ook niet in voorwaardelijke zin. Verdachte heeft verklaard dat hij onder invloed van drank en drugs was en dat hij geen herinnering heeft aan de ten laste gelegde handelingen. Het enkele feit dat hij onder invloed was, maakt nog niet dat sprake is van
culpa in causa. Het was namelijk niet voorzienbaar dat verdachte onder invloed seksueel grensoverschrijdend gedrag zou vertonen, laat staan dat hij dit zou doen ten opzichte van de vriendin van zijn beste vriend en tevens huisgenoot - in diens aanwezigheid. De afwezigheid van opzet
dient vrijspraak met zich mee te brengen ten aanzien van alle ten laste gelegde varianten.
Oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten
Vaststaat - en buiten discussie is - dat verdachte in de nacht van 3 september 2022 in het bed van zijn huisgenoot en tevens goede vriend [naam 1] (hierna: [naam 1] ) lag, waar [naam 1] samen met zijn vriendin [slachtoffer] lag te slapen.
[slachtoffer] heeft hierover - kort gezegd - verklaard dat verdachte seksuele handelingen bij haar heeft verricht terwijl zij sliep. Verdachte heeft verklaard dat hij geen herinnering aan het plegen van seksuele handelingen heeft.
De rechtbank overweegt dat volgens het tweede lid van art. 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze zogeheten 'unus testis, nullus testis'-bepaling bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank acht voor de beoordeling van de onderhavige zaak de onderstaande verklaringen van belang.
Aangeefster1 heeft over de nacht van 3 september 2023 verklaard dat zij met [naam 1] in bed lag in de kamer van [naam 1] in de woning, die [naam 1] en verdachte in Groningen gezamenlijk bewoonden en dat zij op een gegeven moment voelde dat iemand haar borsten en vagina aanraakte. Ze dacht dat het [naam 1] was en ging verder slapen. Later voelde ze dat ze vaginaal werd gepenetreerd. Ze schrok wakker en zag aan de ene kant [naam 1] liggen en aan de andere kant verdachte. Verdachte lag achter haar en had zijn onderbroek naar beneden. [slachtoffer] zei “what the fuck”. Daarna zei ze tegen [naam 1] dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) in haar zat. Verdachte kwam verward op [slachtoffer] over en zei “we hebben het er later over”, waarna hij de kamer verliet.
[naam 1] 2 heeft verklaard dat hij wakker werd door [slachtoffer] . Hij hoorde [slachtoffer] zeggen “What the fuck, [verdachte] ”. Hij zag dat verdachte achter [slachtoffer] lag. [slachtoffer] zei vervolgens “ [naam 1] (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ), hij zat in me”. Verdachte zei ongeveer tien keer “what the fuck”, zei “we hebben het er later wel over” en verliet de slaapkamer. Hierna vertelde [slachtoffer] aan [naam 1] dat verdachte aan haar borsten had gezeten. [slachtoffer] zei nogmaals dat verdachte bij haar binnen was gedrongen en gaf daarbij met haar vingers aan hoe diep verdachte in haar had gezeten. [naam 1] zag dat het ondergoed van [slachtoffer] op haar knieën zat.
Verdachte3 heeft bij de politie verklaard dat hij bij [slachtoffer] en [naam 1] in bed lag. Verdachte had zijn broek half uit. [slachtoffer] werd wakker en zei “hij probeerde zijn lul in me te steken”. Verdachte gaf aan
dat hij in zijn onderbewustzijn naast zijn scharrel [naam 2] lag.
Naar het oordeel van de rechtbank vinden de door [slachtoffer] genoemde feiten en omstandigheden voldoende steun in ander bewijsmateriaal, namelijk in (onderdelen uit) de verklaringen van [naam 1] en van verdachte. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte - kort gezegd - aan de borsten en vagina van [slachtoffer] heeft gezeten en dat hij met zijn penis is binnengedrongen in de vagina van [slachtoffer] .
Opzet
Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde - in zowel de primaire als (meer en meest) subsidiaire variant - is vereist dat vast komt te staan dat verdachte handelde met opzet.
De rechtbank overweegt dat het betasten van de borsten, het betasten van de vagina en het vervolgens met de penis penetreren van de vagina handelingen zijn van seksuele aard. De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van deze handelingen gelet op de uiterlijke verschijningsvorm niet anders kan worden uitgelegd dan opzettelijk te zijn begaan. De rechtbank acht opzet dan ook bewezen.
Dat verdachte geen herinnering heeft aan de door hem verrichte seksuele handelingen, dan wel dat hij niet besefte wat hij deed en bij wie dit was (bij [slachtoffer] of bij zijn scharrel) omdat hij onder invloed van drank en drugs was, zijn door hem zelf veroorzaakte omstandigheden die hem niet kunnen disculperen. Het verweer van de verdediging wordt op dit punt dan ook verworpen.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde, artikel 242 Sr (oud)
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van verkrachting
dwangis vereist. De dwangmiddelen opgenomen in artikel 242 Sr (oud) zijn (bedreiging met) geweld of (bedreiging met) een andere feitelijkheid. Van (bedreiging met) geweld is in deze zaak evident geen sprake. De officier van justitie stelt dat verdachte [slachtoffer] middels een andere feitelijkheid heeft gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan, namelijk door de handelingen onverhoeds te verrichten terwijl [slachtoffer] sliep, waarmee verdachte verzet van [slachtoffer] heeft voorkomen. De rechtbank deelt deze visie niet.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad4 volgt dat van dwingen in de zin van 242 Sr slechts sprake kan zijn indien de verdachte heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen zijn of haar wil heeft ondergaan en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
In het geval van een slapend (of anderszins onmachtig) slachtoffer kan niet worden gezegd dat hij of zij door de dader opzettelijk is gedwongen tot het onvrijwillig ondergaan van de handelingen. Dit ligt anders wanneer het slachtoffer door de dader opzettelijk in deze toestand is gebracht (bijvoorbeeld door het toedienen van slaapmedicatie of drugs)5, waarvan in deze zaak geen sprake is.
De rechtbank is dan ook met de verdediging van oordeel dat dwang niet bewezen kan worden. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de primair ten laste gelegde verkrachting.
Bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, artikel 243 Sr (oud)
Voor een bewezenverklaring ter zake van artikel 243 Sr is vereist dat verdachte met iemand van wie hij weet dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert, dan
wel een aan zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen pleegt die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de wetgever onder lichamelijke onmacht ook schaart de situatie van een vaste slaap. Ten aanzien van de staat van verminderd bewustzijn kan volgens de wetgever worden gedacht aan een situatie van sluimering die aan een diepe slaap voorafgaat of daarop volgt.6
Nu vaststaat dat verdachte - kort gezegd - opzettelijk seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer] terwijl zij sliep, zal de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde, seksueel binnendringen bij iemand die verkeert in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht, bewezen verklaren.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 3 september 2022 te Groningen, met [slachtoffer] , van wie verdachte wist dat zij verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht, te weten een slaap- of sluimertoestand, handelingen heeft gepleegd, bestaande mede uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten dat verdachte de kamer waarin [slachtoffer] met haar vriend sliep is binnen gegaan en bij die [slachtoffer] in bed is gaan liggen en verdachte heeft
  • vervolgens terwijl die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, met zijn hand de borsten van die [slachtoffer] betast en
  • vervolgens terwijl die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, haar ondergoed naar beneden gedaan en
  • vervolgens onverhoeds en terwijl die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke deel dienen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te worden gekoppeld.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf met de kortst mogelijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 22 december 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen bij de vriendin van zijn huisgenoot, terwijl zij naast die huisgenoot (en in diens bed) lag te slapen.
Dit is een ernstig strafbaar feit. Het handelen van verdachte heeft een grote impact op het slachtoffer gehad, zoals blijkt uit haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding. De lichamelijke integriteit van het slachtoffer is op grove wijze geschonden en haar vertrouwen in haar medemens is geschaad, wat zich niet zomaar laat herstellen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd dat hij overwegend een stabiel leven heeft. De reclassering heeft echter zorgen over het middelengebruik van verdachte, dat een forse rol lijkt te hebben gespeeld in het delict. In de jaren voorafgaand aan het delict was bij periodes sprake van excessief middelengebruik. De reclassering adviseert om aan verdachte als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht, meewerken aan diagnostiek en indien nodig behandeling, en middelencontroles.
De eis van de officier van justitie is gebaseerd op de strafvorderingsrichtlijn voor verkrachting. Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van verkrachting, zal het de oriëntatiepunten voor strafoplegging voor verkrachting (te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanaf 24 maanden) dan ook niet als uitgangspunt nemen.
De rechtbank is wel van oordeel dat ook bij het seksueel binnendringen bij iemand die slaapt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur - maar korter dan 24 maanden - het uitgangspunt bij de strafoplegging dient te zijn.
Bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf weegt de rechtbank mee dat verdachte niet eerder in aanraking met justitie is gekomen. Ook weegt de rechtbank mee dat sprake is van aanzienlijk tijdsverloop en dat het delict het leven van verdachte flink heeft veranderd. Verdachte is verhuisd uit de woning die hij deelde met zijn vriend (de partner van het slachtoffer) en is de vriendschap met zowel die vriend als de gezamenlijke vriendengroep kwijtgeraakt. Verdachte heeft hulp gezocht bij een psycholoog, is gestopt met drugsgebruik en heeft zijn alcoholgebruik fors geminderd. Hij is bereid om mee te werken aan diagnostiek en indien nodig aan een ambulante behandeling. Hoewel verdachte - mogelijk vanuit grote schaamte - (te) weinig heeft laten horen richting [slachtoffer] , ziet de rechtbank ook dat hij zich destijds schuldbewust heeft opgesteld en bijvoorbeeld de door [slachtoffer] gemaakte medische kosten heeft vergoed.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Voor oplegging van een door [slachtoffer] gevraagd contactverbod ziet de rechtbank geen aanleiding. Verdachte maakt geen onderdeel meer uit van de vriendengroep van de partner van [slachtoffer] en verdachte en [slachtoffer] hebben elkaar de afgelopen twee jaren ook niet langs een andere weg getroffen.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 11.936,52 ter vergoeding van materiële schade en 13.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde kosten wegens studievertraging aangevoerd dat deze schade onvoldoende is onderbouwd. Hoewel duidelijk is dat [slachtoffer] studievertraging heeft opgelopen, blijkt uit de onderbouwing van de vordering onvoldoende over de oorzaak daarvan. Ook van [slachtoffer] s voorgeschiedenis als student blijkt niets.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de door de benadeelde partij ter onderbouwing van het bedrag aangehaalde uitspraak niet te vergelijken is. Het bedrag dient daarom te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het eigen risico in verband met de kosten voor bezoek aan een psycholoog is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Op dit punt zal de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor studievertraging is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat de vordering nadere onderbouwing behoeft. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de oorzaak van de studievertraging nader te laten onderbouwen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering niet ontvankelijk verklaren, zodat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht en partijen hierover in debat kunnen.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De hoogte van de schade is betwist door de verdediging. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de ter onderbouwing van het bedrag aangehaalde uitspraak ziet op een andere, ernstigere, casus. De rechtbank acht de vordering van immateriële schade voldoende onderbouwd tot in ieder geval een bedrag van 7.500,00 en zal de benadeelde partij ten aanzien van het meerderde niet ontvankelijk verklaren, zodat de benadeelde partij de vordering voor het overige bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Leger des Heils, Van Swietenlaan 23 te Groningen;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal meewerken aan diagnostiek en indien geïndiceerd behandeling door [instelling] , of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering op de tijden en plaatsen als door of namens de zorgverlener aan te geven, indien en zolang de reclassering dit nodig acht;
dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van 7.836,52 (zegge: zevenduizendachthonderdzesendertig euro en tweeënvijftig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 september 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van 7.836,52 (zegge: zevenduizendachthonderdzesendertig euro en tweeënvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 336,52 aan materiële schade en
7.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 74 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. H. Brouwer en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2024.
Mr. Kroeze is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Het naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 9 december
2022, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022258211 d.d. 16 maart 2023.
2 Het naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam 1] d.d. 16
december 2022, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier.
3 Het naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 16 maart 2023,
opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier.
4 HR 24 maart 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD0980; HR 5 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1701.
5 HR 16 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7650.
6 Kamerstukken II 2001-2002, 27745, nr. 3, p. 9.