ECLI:NL:RBNNE:2024:4676

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
18-327382-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opruiing tot terroristisch misdrijf; bewezen haat en discriminatie

Op 29 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van opruiing tot het plegen van een terroristisch misdrijf, haatzaaien en discriminatie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde opruien tot terroristisch misdrijf wegens onvoldoende wettig bewijs. Echter, de rechtbank achtte bewezen dat de verdachte, samen met anderen, iemand heeft belaagd en heeft aangezet tot haat en discriminatie. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 30 dagen, waarvan 26 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.

De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een afschermproces-verbaal, waarin informatie werd gedeeld over de verdachte die actief was in verschillende online groepen. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was en dat de verdachte zich bewust was van de beschuldigingen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, waaronder de bedreigingen aan het adres van het slachtoffer, en de impact die deze op het leven van het slachtoffer hebben gehad. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het aanzetten tot haat en discriminatie van mensen op basis van hun ras en godsdienst, wat de rechtbank als onacceptabel beschouwde.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychische stoornis, en de aanbevelingen van deskundigen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in verminderde mate verantwoordelijk kon worden gehouden voor zijn daden, maar dat er toch een straf moest worden opgelegd om de ernst van de feiten te onderstrepen en herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/327382-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 november 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2008 te Leeuwarden, wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 november 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.G. Knegt, advocaat te Leeuwarden. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

Tenlastelegging

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de volledige tekst van de tenlastelegging verwezen naar de inhoud daarvan zoals opgenomen in de bijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier ingelast te worden beschouwd.
De verdenking komt er - kort en zakelijk weergegeven - op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 1 april 2023 tot en met 31 december 2023 in Nederland, al dan niet samen met anderen, [slachtoffer] heeft belaagd, dan wel [slachtoffer] heeft bedreigd;
Feit 2:in de periode van 1 juni 2023 tot en met 12 februari 2024 in Nederland al dan niet met anderen heeft aangezet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen personen en/of goederen van mensen wegens hun ras en/of godsdienst;
Feit 3:in de periode van 1 juni 2023 tot en met 12 februari 2024 in Nederland meermalen, al dan niet met anderen, in het openbaar bij geschrift(en) en/of afbeelding(en) heeft opgeruid tot het plegen dan wel voorbereiden van een terroristisch misdrijf.

Geldigheid van de dagvaarding

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de dagvaarding partieel nietig te verklaren ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde, omdat het onderdeel althans tot haat en/of discriminatie aanzettende teksten en/of afbeeldingen met (tevens) rechtsextremistische inhoud/strekking onvoldoende feitelijk is omschreven.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich onthouden van een standpunt.
Oordeel van de rechtbank
Een dagvaarding moet een opgave inhouden van het ten laste gelegde feit en die opgave moet voldoende feitelijk en voldoende duidelijk zijn, zodat de verdachte weet wat hem verweten wordt. Dit volgt uit artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Of daaraan is voldaan, hangt af van de bewoordingen waarin de tenlastelegging is gesteld en het dossier waarop zij is gebaseerd.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij heeft aangezet tot haat, discriminatie en gewelddadig optreden tegen personen wegens hun ras en/of godsdienst door via internet in een chatgroep afbeeldingen en teksten te publiceren. De rechtbank is van oordeel dat het door de verdediging betwiste onderdeel gelezen moet worden in samenhang met de rest van hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd onder 2 primair. Daarnaast blijkt uit de inhoud van het procesdossier en het gesprek met verdachte ter terechtzitting dat het voor hem duidelijk moet zijn geweest waartegen hij zich diende te verweren. De tenlastelegging is daarom voldoende duidelijk en het verweer van de verdediging wordt verworpen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde gevorderd.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde heeft hij nog in het bijzonder aangevoerd dat de door verdachte verspreide berichten en content in het openbaar zijn gedaan, omdat verdachte het heeft gedeeld met personen en hij op deze wijze een publiek heeft bereikt. Daarnaast heeft verdachte bij de politie en ter zitting bekend dat hij onder de naam [naam] zijn eigen kanaal [naam] had en daarop de ten laste gelegde content van feit 3 heeft gedeeld, zoals de videobeelden van terroristische aanslagplegers en het handboek [naam] , dat een accelerationistisch handboek is voor onder andere rechts-extremistische aanslagen. Gelet op de inhoud van het afschermproces-verbaal is daarmee het wettig bewijs geleverd dat de verweten berichten van verdachte komen. Op basis van de inhoud en aard van deze content, geplaatst in de context van een extremistisch [naam] kanaal, is het Openbaar Ministerie van oordeel dat sprake is van opruiing tot het plegen van een terroristisch misdrijf, in elk geval tot voorbereiding ervan. Een aansporing tot enig strafbaar feit kan als opruiing worden aangemerkt, ook een indirecte. Daar komt bij dat verdachte op meerdere momenten berichten heeft verzonden die onder meer gericht waren op het oproepen tot of uiten van intenties om onder andere een moskee kapot te schieten, een explosie te veroorzaken en een [instelling] te infiltreren. Daarnaast heeft verdachte uitlatingen gedaan als Ik wil faggots steken en Mijn haat groeit elke dag, die geplaatst in de context van groepschat [naam] , eveneens kunnen worden aangemerkt als het opruien tot het plegen van een terroristisch misdrijf, in elk geval tot een voorbereiding daarvan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte (partieel) moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd.
Feit 1
De raadsman heeft met betrekking tot het primair ten laste gelegde bepleit dat onvoldoende bewijs voorhanden is om de stelselmatigheid te bewijzen. Zowel aangever [slachtoffer] als verdachte hebben niet
verklaard over de intensiteit, duur en/of frequentie. Tevens kan over de aard van de gesprekken niets worden vastgesteld en ook over de omstandigheden waaronder de gedragingen hebben plaatsgevonden is weinig bekend. Daarnaast is geen sprake geweest van vrees bij aangever, nu hij heeft verklaard dat hij er emotioneel niet veel last van heeft.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de onderdelen jij gaat kapot, we gaan jouw familie ook kapot maken en er gaat een steen door je ruit geen bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven of zware mishandeling inhouden. Aangever heeft in zijn aangifte niet gesproken over de vrees voor letsel of voor zijn leven. Bovendien ziet een deel van de uitspraken op de familie of de omgeving van aangever en dus niet op hemzelf.
Feit 2
De raadsman heeft aangevoerd dat op pagina 194 van het procesdossier wordt beschreven dat het groepsgesprek [naam] meer dan vierhonderd leden had. Op pagina 310 van voornoemd dossier staat beschreven dat de groep [naam] 6476 abonnees had. Uit het dossier wordt niet duidelijk of er meerdere groepen zijn die worden aangeduid als [naam] en zo ja, wat de omvang was van deze groep. Ook is onduidelijk gebleven of er toetredingsvoorwaarden golden, of de leden van de online groep elkaar kenden en welke verwachtingen bestonden met betrekking tot de vertrouwelijkheid van de uitlatingen. Verdachte heeft zelf verklaard over de onderlinge controle in de groepen en het beperkte aantal (actieve) leden.
Gelet daarop is van openbaarheid geen sprake, het aantal leden wordt in ieder geval betwist. Daarnaast mocht verdachte in de veronderstelling verkeren dat zijn uitlatingen slechts door een klein groepje gelijkgestemden zouden worden gelezen. Daarbij is van belang dat voor toegang tot de groepen een verzoek moest worden gedaan aan één van de beheerders. Bovendien geldt dat verdachte van een aantal groepen waarvan hem lidmaatschap wordt verweten de beheerder was en daarmee dus invloed kon uitoefenen op wie de andere leden waren. Blijkens jurisprudentie is dit aan te merken als contra-indicatie voor openbaarheid. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het bestanddeel openbaar en dient vrijspraak te volgen voor zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van de periode vóór 13 december 2023, omdat het eerste bericht gekoppeld aan verdachte pas op die datum zou zijn geplaatst. Tot slot heeft hij met betrekking tot het laatste gedachtestreepje opgemerkt dat slechts passages uit de chat in het dossier zijn terechtgekomen en de context daarmee verloren is gegaan. Voor de laatste volzin van de tenlastelegging kan geen veroordeling volgen omdat uit de daarvoor opgenomen tekst en beschreven afbeelding geen ontkenning volgt van de holocaust, noch een promotie van gewelddadige nazistische rassenleer, noch vreemdelingenhaat.
Feit 3
De raadsman heeft bepleit dat ook de uitlatingen zoals onder 3 ten laste gelegd niet in het openbaar zijn gedaan en heeft daarbij verwezen naar hetgeen hij ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft aangevoerd. Tevens kunnen de uitlatingen en het ten laste gelegde materiaal - ook als het in onderling verband en samenhang wordt bezien - niet worden aangemerkt als opruien tot het plegen van terroristische misdrijven.
Oordeel van de rechtbank

Feit 3

Het onderzoek naar verdachte is gestart met een zogenoemd afschermproces-verbaal bevattende informatie die is verstrekt door het Team Criminele Inlichtingen. In een afschermproces-verbaal wordt beperkt informatie, die is verkregen in een ander nog lopend onderzoek, gedeeld ten behoeve van het opstarten van een nieuw onderzoek. In dit afschermproces-verbaal is uiteengezet dat verdachte zeer waarschijnlijk de gebruiker is geweest van diverse gebruikersnamen op [naam] en [naam] waarmee hij actief zou zijn geweest in verschillende groepschats, waaronder de groep genaamd [naam] . In deze
groepschat - waar hij tevens beheerder van zou zijn - zou hij onder meer videobeelden gedeeld hebben van aanslagplegers. Daarnaast zou hij in [naam] en/of [naam] groepen verschillende uitspraken gedaan hebben zoals: Ik wil mijn lokale [instelling] infiltreren en Moskee kapot schieten.
Uit artikel 344a van het Wetboek van Strafvordering volgt dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend of in beslissende mate kan worden gegrond op schriftelijke bescheiden houdende verklaringen van personen van wie de identiteit niet blijkt. Een schriftelijk bescheid zoals voornoemd kan alleen meewerken tot het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, indien ten minste aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de bewezenverklaring vindt in belangrijke mate steun in andersoortig bewijsmateriaal, en;
door of namens de verdachte is niet op enig moment in het geding de wens te kennen gegeven om de in de aanhef bedoelde persoon te ondervragen of te doen ondervragen.
De rechtbank overweegt dat zij op basis van het afschermproces-verbaal niet kan vaststellen door wie het proces-verbaal is opgesteld, omdat noch de naam van de verbalisant die de informatie heeft verworven noch de naam van de opsteller van het proces-verbaal is vermeld. Tevens bevat het proces-verbaal conclusies, zonder dat deze conclusies met stukken onderbouwd zijn. In het proces-verbaal staat vermeld dat het brononderzoek nog loopt en dat daarom de stukken die ten grondslag liggen aan het afschermproces-verbaal niet aan het procesdossier in de zaak tegen verdachte kunnen worden toegevoegd. De rechtbank heeft gelet daarop niet de mogelijkheid om te toetsen of de informatie betrouwbaar is en om te toetsen of de door verbalisanten getrokken conclusies gerechtvaardigd zijn.
Het procesdossier bevat voor wat betreft het onder 3 ten laste gelegde geen andere ondersteunende stukken. Hoewel passages van de informatie afkomstig uit het afschermproces-verbaal steeds terugkomen in andere processen-verbaal, is de bron steeds dezelfde. Het enige redengevende bewijs - namelijk de bekennende verklaring van verdachte - kan daarom niet worden gecontroleerd aan de hand van andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het procesdossier onvoldoende wettig bewijs bevat om tot een veroordeling van het onder 3 ten laste gelegde te komen en zal verdachte daarvan integraal vrijspreken.
Feit 1
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De door verdachte op de terechtzitting van 15 november 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik achter de accounts van [naam] en [naam] zat, aangever [slachtoffer] zijn adres heb achterhaald en hem samen met anderen in 2023 een aantal maanden steeds heb lastiggevallen. Ook klopt het dat is gezegd dat mensen naar Amsterdam zouden komen om hem te steken, hij kapot zou gaan, wij zijn familie kapot zouden maken en een steen door zijn ruit zou gaan, waarbij een filmpje is meegestuurd van het ingooien van een woningruit. Ik heb tegen aangever gezegd dat ik bij het [naam] hoorde en aan hem een opdracht gegeven om een excuus filmpje te maken en aan mij op te sturen. Ook heb ik in een grote groepschat gevraagd aan anderen om aangever te bedreigen.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 januari 2024, opgenomen op pagina 313 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRAA23022 (onderzoek [naam] ) d.d. 20 maart 2024, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
In april 2023 ontving ik een vriendschapsverzoek van ene " [naam] ". Ik accepteerde dit verzoek. Na twee weken veranderde het contact ineens. Hij dreigde dat mijn familie kapot zou gaan. Hij vertelde dat hij van het [naam] was. Hij eiste dat ik filmpje zou maken, waarin ik een excuus zou maken aan [naam] . Ook stuurde hij een filmpje waarin iemand een steen door de ruit van een woning gooide. " [naam] " zei dat hij de persoon op het filmpje was. Hij dreigde dat hij een steen door mijn raam zou gooien als ik geen filmpje zou maken. Toen ontving ik een vriendschapsverzoek van ene " [naam] ". Hij vertelde dat hij bij het [naam] hoorde. " [naam] " heeft me op [naam] nog benaderd via " [naam] ". In dit gesprek verwijst hij naar het [naam] . Hij schreef: "mensen komen jou st3k3en in Amsterdam, groetjes [naam] ". In december 2023 accepteerde ik een vriendschapsverzoek van " [naam] ". Deze begon meteen met dreigementen om een steen door mijn ruit te gooien.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 februari 2024, opgenomen op pagina 328 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe hierbij ook aangifte van stalking. Ik verwijs naar mijn eerdere verklaring in de aangifte van 13 januari 2024. Hier verklaar ik dat ik stelselmatig word lastiggevallen, bedreigd en uitgescholden via [naam] door de verschillende accounts van [naam] .
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 maart 2024, opgenomen op pagina 409 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant C. 292:

Gesprek over [slachtoffer]

Op 18 december 2023 vraagt [verdachte] aan [naam] om de volgende tekst naar [slachtoffer] te sturen: “Hoi [slachtoffer] , Flikkertjuh. Was je me al vergeten? Ik jou niet. Ik wou je nog een kerstkaartje sturen maar helaas zijn de postzegels op., dus dan maar even improviseren! Morgen vliegt er een steen door je ruit Mvg je weet wie ik ben"
[verdachte] vertelt daarna aan [naam] ' dat hij die [slachtoffer] sinds vorig jaar loopt te klieren dat hij er steeds in trapt'. Ook zegt [verdachte] : “ik heb hem kk veel geïrriteerd, blijft leuk bij hem. Ik kick daarop als hij boos wordt haha”
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte veelvuldig en gedurende langere tijd bedreigende en intimiderende berichten heeft gestuurd naar aangever [slachtoffer] , waarbij hij het adres van aangever heeft achterhaald om op die manier de bedreigingen kracht bij te zetten. Tevens blijkt uit een gesprek tussen verdachte en [naam] dat verdachte aan deze persoon opdracht geeft om aangever een bericht te sturen bevattende een bedreiging. Vervolgens heeft verdachte aan deze persoon verteld dat hij aangever sinds vorig jaar loopt te klieren en dat hij er steeds in trapt. Verdachte heeft hem volgens zijn eigen woorden kk veel geïrriteerd.
De opdracht van verdachte aan [naam] om aangever een bedreiging te sturen in samenhang met de vraag van verdachte in een grote groepschat om aangever te bedreigen, aan welke vraag ook door anderen gehoor is gegeven, levert naar het oordeel van de rechtbank op dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de in de bewijsmiddelen vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangever zodanig is geweest dat van een stelselmatige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Anders dan de raadsman overweegt de rechtbank dat voor bewezenverklaring van het bestanddeel vrees niet vereist is dat daadwerkelijk vrees is aangejaagd, als het gedrag van verdachte in het algemeen daartoe geschikt en geëigend is te achten. Dat dat zo is, spreekt voor zich, gelet op de gebruikte bewoordingen en het feit dat het woonadres van aangever is achterhaald en gedeeld binnen de groep.

Feit 2

Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De door verdachte op de terechtzitting van 15 november 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op [naam] in een groepschat genaamd [naam] zat en dat ik de gebruikersnaam [naam] had die ik later veranderde in [naam] . U houdt mij de berichten en de afbeeldingen voor zoals die onder feit 2 zijn ten laste gelegd, namelijk:
  • [naam] ;
  • [naam] ;
  • afbeeldingen van de [naam] (met kenmerkende kleding van de [naam] ) met hitlergroet en een symbool strekkende tot promotie van het ideeëngoed van [naam] , en
  • een beledigende/antisemitische tekst bij een afbeelding van iemand met een toegevoegde/gemanipuleerde haakneus met op de achtergrond een davidster en de opvolgende tekst waren het er maar 6 miljoen en van iemand in nazi-uniform met een duim omhoog.
Het klopt dat ik die berichten en afbeeldingen heb verzonden.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2024, opgenomen op pagina 193 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRAA23022 (onderzoek [naam] ) d.d. 20 maart 2024, inhoudende als relaas van verbalisant U-1050:
Op 14 december 2023 kreeg ik van mijn begeleider de volgende informatie: “Een telefoonnummer behorend bij [verdachte] is [telefoonnummer] .”
Ik zag dat een [naam] -account gekoppeld was aan het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik zag dat dit telefoonnummer het unieke ID [nummer] had en dat het account de gebruikersnaam “ [naam] ” had, hierna te noemen “ [verdachte] ". Ik zag dat [verdachte] zijn gebruikersnaam na enkele tijd wijzigde naar “ [naam] ". Ik zag dat [verdachte] deel uitmaakte van de [naam] groep “ [naam] ”, hierna te noemen
“ [naam] ”. Ik zag dat [naam] meer dan 400 leden had.
Ik zag dat door [verdachte] diverse rechts-extremistische uitingen werden gedaan, zoals bijvoorbeeld:
[naam] ID [nummer] :
“ [naam] ”
“ [naam] ” en afbeeldingen van de [naam] (met kenmerkende kleding van de [naam] ) en/of [naam] - leden (met hitlergroet) en/of een of meer symbool/symbolen strekkende tot promotie van het ideeëngoed van [naam] .
Ik zag dat [verdachte] op 13 december 2023 reageerde op de volgende afbeelding, geplaatst door een groepslid met gebruikersnaam “ [naam] ”:
een afbeelding van iemand met een toegevoegde/gemanipuleerde haakneus of lange neus en/of met op de achtergrond een davidster.
Ik zag de volgende reactie van [verdachte] :
[naam] ID [nummer] :
“waren het er maar 6 miljoen”.

Bewijsoverweging

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan aanzetten tot haat tegen en discriminatie van mensen met een donkere huidskleur en de joodse godsdienst en overweegt daartoe als volgt.
Openbaar
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de volgende omstandigheden van belang zijn bij de vraag of sprake is van openbaarheid1:
de omvang van de kring van personen tegenover wie de uitlating is gedaan;
de functie of hoedanigheid van degene tegenover wie de uitlating is gedaan;
het ontbreken van voorafgaande betrokkenheid van degene tegenover wie de uitlating is gedaan bij degene die de uitlating doet;
de mate waarin aan de uitlating door inhoud of vormgeving kenbaar een min of meer vertrouwelijk karakter moet worden ontzegd;
de mate waarin de uitlating geëigend is om aan de inhoud daarvan bekendheid te geven buiten de kring van personen tot wie de uitlating rechtstreeks is gericht;
de mate waarin de uitlating door de wijze waarop zij is gedaan - mondeling, bij brief, per email, door plaatsing op een voor anderen toegankelijke site of anderszins - vatbaar is voor kennisneming door anderen dan de rechtstreeks geadresseerde, en
de kans dat de inhoud van de uitlating ter kennis komt van anderen dan degenen tot wie de uitlating rechtstreeks is gericht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de ten laste gelegde afbeeldingen en teksten heeft verstuurd in de [naam] groep [naam] . Uit de bewijsmiddelen volgt dat voorgaande groep bestond uit meer dan vierhonderd leden (criterium 1). Verdachte kende de andere leden in de groepschat niet en dat maakt dat verdachte zich heeft geuit tegenover willekeurige mensen (criteria 2 en 3). Daarnaast kan van vertrouwelijkheid geen sprake zijn omdat de uitlatingen choquerend zijn en bedoeld om te provoceren, het was de kennelijke bedoeling deze uitlatingen binnen een groep gelijkgestemden juist te delen (criterium 4). Tevens heeft verdachte verklaard dat hij deze uitlatingen deed omdat hij wist dat de andere leden dit mooi zouden vinden en hij hoopte daardoor geaccepteerd te worden in de groep. Gelet op het aantal leden en de vluchtigheid van het internet - het opslaan van een afbeelding of het maken van een screenshot om het vervolgens te delen betreft secondewerk - is de kans aanzienlijk dat verdachte zijn uitlatingen ter kennis komen van anderen dan de rechtstreeks geadresseerden (criteria 5, 6 en 7). Daarom is de rechtbank van oordeel dat voor deze uitlatingen van verdachte geldt dat zij in het openbaar zijn gedaan.
Aanzetten tot haat, discriminatie en geweld
Om te bepalen of sprake is van aanzetten tot haat, discriminatie en/of geweld moet worden beoordeeld2:
of de desbetreffende uitlating gelet op zijn bewoordingen aanzet tot haat tegen, discriminatie van of geweld tegen een groep mensen wegens hun ras,
of de uitlating is gedaan in een bepaalde context die, doordat de uitlating een bijdrage kan leveren aan het publiek debat of een uiting is van artistieke expressie, haar aanzettende karakter kan wegnemen en waarvan de reikwijdte wordt bepaald door het in artikel 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) verzekerde recht op vrijheid van meningsuiting, en
of een uitlating die in de onder (ii) bedoelde context is gedaan niettemin onnodig grievend is.
Met de uitlatingen die in de tenlastelegging zijn opgenomen heeft verdachte zich op grove en discriminerende wijze geuit over mensen met een donkere huidskleur en de joodse godsdienst. Deze uitlatingen kunnen gelet op de bewoordingen niet anders worden beschouwd dan als aanzetten tot haat tegen en discriminatie van mensen wegens hun ras en godsdienst. De verdediging heeft niet aangevoerd dat zijn uitingen een bijdrage aan het publieke debat kunnen leveren of uitingen van artistieke expressie
zijn en de rechtbank vindt dat daar ook op geen enkele manier sprake van is. De uitlatingen zijn dan ook niet in gedaan in een bepaalde context die het aanzettende karakter kan wegnemen en waarvan de reikwijdte wordt bepaald door het recht op vrijheid van meningsuiting.
Gelet op de bewustheid waarmee verdachte deze uitlatingen heeft gedaan en gezien het karakter hiervan, is de rechtbank van oordeel dat hij wist dat de uitlatingen, gezien hun inhoud, bezwaarlijk anders kunnen worden beschouwd dan als aanzetten tot haat tegen en discriminatie van mensen met een donkere huidskleur en de joodse godsdienst. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verdachte hierop opzet heeft gehad.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat een groepslid van [naam] met de gebruikersnaam [naam] een antisemitische tekst bij een afbeelding van iemand met een gemanipuleerde haakneus met op de achtergrond een davidster heeft gestuurd. Verdachte heeft daarop gereageerd met waren het er maar 6 miljoen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank een nauwe en bewuste samenwerking en daarmee medeplegen oplevert van het aanzetten tot haat en discriminatie.
Periode
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het eerst beschreven bericht dat door verdachte is verstuurd dateert van 13 december 2023. De periode vóór deze datum kan daarom niet bewezen worden verklaard en verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. ​
hij in de periode van 1 april 2023 tot en met 31 december 2023, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen, door tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk en stelselmatig met dat opzet een ander, te weten [slachtoffer] ,
  • meermalen over een langere periode, al dan niet onder valse namen, lastig te vallen en/of ongevraagd te benaderen, en/of;
  • meermalen telkens opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen:
  • "Mensen komen naar Amsterdam om je te steken, groetjes [naam] ", en/of
  • “Jij gaat kapot”, en/of
  • "We gaan jouw familie ook kapot maken", en/of
  • “Er gaat een steen door je ruit” en van het ingooien van een woningruit een filmpje mee te sturen en/of
  • voor te spiegelen dat verdachte hoorde bij een (bekende) online treitergroep, genaamd 'het [naam] ', en/of
  • te dwingen om een filmpje (met een excuus aan [naam] ) te maken en/of op te sturen en/of die [slachtoffer] vrees aan te jagen.
in de periode van 13 december 2023 tot en met 12 februari 2024, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens in het openbaar, bij geschrift, heeft aangezet tot haat tegen of discriminatie van mensen wegens hun ras, te weten mensen met een donkere huidskleur en/of wegens hun godsdienst, te weten de joodse godsdienst, door het meermalen, telkens opzettelijk (via internet in een chatgroep) publiceren van afbeeldingen en teksten, te weten:
  • [naam] en/of
  • [naam] en/of
  • (mede gelet op de context van) afbeeldingen van de [naam] (met kenmerkende kleding van de [naam] ) en/of [naam] -leden (met hitlergroet) en/of symbolen strekkende tot promotie van het ideeëngoed van [naam] , en/of
  • een beledigende/antisemitische tekst bij een afbeelding van iemand met een toegevoegde/gemanipuleerde haakneus of lange neus met op de achtergrond een davidster en/of (in de context van) de opvolgende/begeleidende tekst waren het er maar 6 miljoen en (tevens) van iemand in nazi-uniform met een duim omhoog, aldus aanzettend tot vreemdelingenhaat.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair. medeplegen van belaging;
primair.in het openbaar bij geschrift en afbeelding aanzetten tot haat tegen en discriminatie van mensen wegens hun ras en godsdienst, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot zes maanden voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Daarnaast moet aan verdachte worden opgelegd een
werkstraf voor de duur van zestig uren met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit om bij veroordeling te volstaan met een rechterlijk pardon en toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Subsidiair heeft hij aangevoerd om aan verdachte op te leggen een jeugddetentie gelijk aan de duur van de al uitgezeten voorlopige hechtenis en meer subsidiair om die jeugddetentie te combineren met een geheel voorwaardelijke leerstraf en daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen zoals geadviseerd door de Raad. Hij heeft daarbij onder meer gewezen op het advies van de psycholoog om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen en de adviezen van de Raad en de jeugdreclassering. Uit voornoemde rapporten volgt dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag en een straf - gelet op de persoon van verdachte - niet passend is. Door de deskundigen is beschreven dat de invloed vanuit het gehele strafproces meer pedagogisch effect uitgaat dan een onvoorwaardelijke straf. Tevens heeft hij verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte sinds 15 februari 2024 geschorst is onder strenge voorwaarden en zich aan die voorwaarden heeft gehouden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met anderen gedurende een periode van negen maanden slachtoffer [slachtoffer] stelselmatig lastiggevallen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het slachtoffer doelbewust is gekozen door het [naam] en dat de bedoeling was om hem aan te pakken. Verder heeft verdachte op een geraffineerde wijze het adres van het slachtoffer achterhaald, namelijk door onder meer het spoofen van zijn eigen locatie, zodat aangever zijn locatie ook met hem zou delen en zich voor te doen als een ander. Daarnaast heeft hij onder meer gezegd dat hij slachtoffer en zijn familie kapot zou maken en hij een steen door de ruiten bij slachtoffer zou gooien, waarbij hij een filmpje heeft meegestuurd waarop daadwerkelijk iemand een steen door een woningruit gooide. Een belaging als onderhavige met zeer bedreigende teksten kan een grote impact hebben op het leven van een ander. Dat dit een grove inbreuk op het leven van aangever is geweest, staat wat de rechtbank betreft vast.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanzetten tot haat en discriminatie van mensen vanwege hun ras en godsdienst. Hij heeft zich openlijk uiterst kwetsend, beledigend, discriminerend en haat zaaiend uitgelaten ten opzichte van mensen met een donkere huidskleur en de joodse godsdienst. De rechtbank acht dergelijke uitlatingen onacceptabel. De Nederlandse samenleving kent vele sociale en culturele achtergronden en een ieder die in Nederland woont moet zich veilig en geaccepteerd kunnen voelen. De door verdachte verspreide berichten zorgen voor (nog meer) verdeeldheid in de samenleving, terwijl daar in onze maatschappij geen plaats voor mag bestaan. De rechtbank neemt bij dit alles in aanmerking dat verdachte actief is geweest in groepschats waar het delen van discriminerende en rechts- extremistische teksten en afbeeldingen de normaalste zaak van de wereld bleek te zijn.
Verder hecht de rechtbank er aan om op te merken dat de inhoud van het dossier en de handelswijze van verdachte die daaruit naar voren komt, schokkend is. Op basis van het dossier en de door hem verstuurde berichten en afbeeldingen lijkt het alsof verdachte blanke mensen boven andere (minderheids)groepen plaatst zoals bijvoorbeeld Joden, moslims en mensen met een donkere huidskleur. Gebleken is dat verdachte - naast de ten laste gelegde feiten - nog meer ernstige uitlatingen heeft gedaan en pestend gedrag heeft vertoond. Zo heeft verdachte een synagoge gebeld met de mededeling dat hij langs zou komen met een automatisch vuurwapen, granaten en zelfgemaakte bommen. Door dit telefoongesprek heeft de politie besloten om extra surveillance toe te passen op de synagoge. Daarnaast heeft verdachte samen met andere leden van het [naam] langdurig en op grove wijze [naam] , een streamer op [naam] en zijn familieleden lastiggevallen, hetgeen er zelfs toe heeft geleid dat deze [naam] de noodzaak heeft gezien om te verhuizen naar een geheim adres. Ook heeft verdachte een betrokken wijkagent meermalen gebeld waardoor zij zich geïntimideerd voelde. Dit alles is echter zoals gezegd niet aan verdachte ten laste gelegd.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het Pro Justitia rapport, opgemaakt op 26 augustus 2024 door S.L. van Woerden, GZ-psycholoog en [naam] , forensisch milieu-onderzoeker, volgt dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een foetaal alcohol syndroom. Ondanks dat deze classificatie op dit moment nog niet is opgenomen in de DSM-5-TR, doet dit wel het meest recht aan de combinatie van problematiek bij verdachte. Verder kan bij verdachte worden gesteld dat sprake is van ADHD, kenmerken van een autismespectrumstoornis en een disharmonisch intelligentieprofiel. Vanuit de onderliggende problematiek heeft verdachte in vergelijking met leeftijdsgenoten meer moeite om zich te verplaatsen in een ander en zijn eigen gedrag hierop aan te passen. Ten aanzien van het ten laste gelegde is hij niet geremd door empathie richting de slachtoffers. Het leverde verdachte juist aanzien en macht op. De deskundige adviseert het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank acht de onderbouwing van dit advies concludent en is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Verder heeft de psycholoog overwogen dat een matig tot hoog risico wordt gezien op specifieke gewelddadige extremistische recidive bij verdachte wanneer geen duidelijk kader, ondersteuning en ook controle en behandeling worden geboden. Verdachte is een jonge adolescent die voor de rest van zijn leven enige mate van begeleiding en sturing nodig zal hebben. Het Terrorisme, Extremisme en Radicaliseringsteam van de jeugdreclassering komt in haar rapport van 16 oktober 2024 met betrekking tot de kans op extremistisch geweld tot dezelfde conclusie.
De Raad heeft zich in zijn advies van 6 november 2024 aangesloten bij voornoemde conclusies van de Pro Justitia rapporteurs en de jeugdreclassering. Het advies aan de rechtbank is om aan verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: het volgen van onderwijs/dagbesteding, het meewerken aan de hulp van Schouder en Schouder, de beperkingen rondom digitale activiteiten accepteren en meewerken aan de controle en toezicht, medewerking geven aan gefaseerd uitbreiden van internet en social media bezigheden, inzicht geven in social media gebruik en sociale relaties en het zich houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering.
De straf
De rechtbank overweegt dat het gaat om twee ernstige strafbare feiten, een tergende belaging en het gedurende een langere periode aanzetten tot haat en discriminatie van mensen wegens hun ras en godsdienst, en dat gelet daarop een straf op zijn plaats is. Anders dan de raadsman is de rechtbank
daarom van oordeel dat niet kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder toepassing van straf of maatregel.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten minderjarig was - bij aanvang van de bewezenverklaarde periode slechts veertien jaar - en dat de feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft bij de strafoplegging tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en dat hij gedurende de periode waarin de voorlopige hechtenis was geschorst goed heeft meegewerkt aan de gestelde voorwaarden en een positieve houding heeft laten zien.
De rechtbank komt, alles afwegende en gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), tot oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 30 dagen waarvan 26 dagen voorwaardelijk - met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht - en daaraan gekoppeld een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en hiervoor omschreven. Verdachte hoeft derhalve niet meer in detentie.
De rechtbank wil met oplegging van deze jeugddetentie de ernst van de feiten tot uitdrukking brengen en met het voorwaardelijke deel voorkomen dat verdachte in de toekomst wederom strafbare feiten zal plegen. De rechtbank zal niet overgaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf, omdat er voldoende ruimte moet zijn voor de noodzakelijk geachte behandelingen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 137d en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 30 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
26 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt, dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden, dat:
de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
de veroordeelde medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat:
de veroordeelde onderwijs volgt en/of een andere dagbesteding heeft, volgens met de jeugdreclassering afgestemd rooster;
de veroordeelde meewerkt aan de hulp van [instantie] en eventueel andere aanvullende geïndiceerde hulpverlening en/of begeleiding, indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
de veroordeelde de beperkingen rondom zijn digitale activiteiten accepteert en meewerkt aan de controle en toezicht op zijn digitale activiteiten (computer, telefoon, social media) door ouders en de jeugdreclassering, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
de veroordeelde inzicht geeft in zijn sociale media gebruik en zijn sociale relaties, indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering.
Geeft aan de William Schrikker Stichting, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.C. Fuhler en mr. K. Offerein-Hulshoff, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2024.
Mr. Offerein-Hulshoff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

1. ​
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2023 tot en met 31 december 2023, te Hoogeveen en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen, door tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig met dat opzet een ander, te weten [slachtoffer] ,
- meermalen en/of over een langere periode (onder meer) (via internet en/of telefonisch), al dan niet onder een of meer valse naam/namen, lastig te vallen en/of
(ongevraagd) te benaderen, en/of
  • meermalen (via internet) (telkens) opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen:
  • "Mensen komen naar Amsterdam om je te steken, groetjes [naam] ", en/of
  • “Jij gaat kapot”, en/of
  • "We gaan jouw familie ook kapot maken", en/of
  • “Er gaat een steen door je ruit”, en/of (tevens) van het ingooien van een woningruit een filmpje mee te sturen en/of (daarbij) te vermelden dat verdachte dat zou hebben gedaan, althans
  • (herhaaldelijk) (andere) dreigende en/of beledigende woorden/berichten toe te voegen/te sturen, en/of (tevens)
  • voor te spiegelen dat verdachte hoorde bij een (bekende) online treitergroep, genaamd 'het [naam] ', en/of aan te geven dat verdachte die [slachtoffer] zou blijven lastig vallen/benaderen, en/of
  • (aldus) (tevens) te dwingen om een filmpje (met een excuus aan [naam] ) te maken en/of op te sturen en/of die [slachtoffer] vrees aan te jagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2023 tot en met 31 december 2023, te Hoogeveen en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een persoon, te weten [slachtoffer] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, (via internet) (telkens) opzettelijk dreigend die [slachtoffer] de woorden toe te voegen:
- " "Mensen komen naar Amsterdam om je te steken, groetjes [naam] ", en/of
  • “Jij gaat kapot”, en/of
  • "We gaan jouw familie ook kapot maken", en/of
  • “Er gaat een steen door je ruit”, en/of (tevens) van het ingooien van een woningruit een filmpje mee te sturen en/of (daarbij) te vermelden dat verdachte dat zou hebben gedaan,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 12 februari 2024, te Hoogeveen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in het openbaar, mondeling en/of bij geschrift, heeft aangezet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen personen en/of goederen van mensen wegens hun ras, te weten mensen met een donkere huidskleur, en/of wegens hun godsdienst of levensovertuiging, te weten de Joodse/semitische godsdienst en/of levensovertuiging, door het meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (via internet in een chatgroep) publiceren van een of meer afbeeldingen en/of teksten, te weten:
  • [naam] en/of
  • [naam] en/of
  • (mede gelet op de context van) afbeeldingen van de [naam] (met kenmerkende kleding van de [naam] ) en/of [naam] -leden (met hitlergroet) en/of een of meer symbool/symbolen strekkende tot promotie van het ideeëngoed van [naam] en/of een rassenleer en/of rassenoorlog en/of omvolkingstheorie,
en/of
- een beledigende/antisemitische tekst bij een afbeelding van iemand met een toegevoegde/gemanipuleerde haakneus of lange neus en/of met op de achtergrond een davidster en/of (in de context van) de opvolgende/begeleidende tekst waren het er maar 6 miljoen en/of (tevens) van iemand in nazi-uniform met een duim omhoog, aldus aangevend/suggererend de ontkenning van de holocaust en/of de promotie van de gewelddadige nazistische rassenleer en/of vreemdelingenhaat, althans tot haat en/of discriminatie aanzettende teksten en/of afbeeldingen met (tevens) een rechts-extremistische inhoud/strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 12 februari 2024, te Hoogeveen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, (tekens) zich (aldus) in het openbaar, mondeling en/of bij geschrift en/of afbeelding, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over groep mensen wegens hun ras en/of godsdienst en/of levensovertuiging, te weten mensen met een donkere huidskleur en/of de Joodse/semitische godsdienst en/of levensovertuiging, door het meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (via internet in een chatgroep) publiceren van een of meer afbeeldingen en/of teksten, te weten:
  • [naam] en/of
  • [naam] en/of
  • (mede gelet op de context van) afbeeldingen van de [naam] (met kenmerkende kleding van de [naam] ) en/of [naam] -leden (met hitlergroet) en/of een of meer symbool/symbolen strekkende tot promotie van het ideeëngoed van [naam] en/of een rassenleer en/of rassenoorlog en/of omvolkingstheorie, en/of
  • een beledigende/antisemitische tekst bij een afbeelding van iemand met een toegevoegde/gemanipuleerde haakneus of lange neus en/of met op de achtergrond een davidster en/of (in de context van) de opvolgende/begeleidende tekst waren het er maar 6 miljoen en/of (tevens) van iemand in nazi-uniform met een duim omhoog, aldus aangevend/suggererend de ontkenning van de holocaust en/of de promotie van de gewelddadige nazistische rassenleer en/of vreemdelingenhaat, althans met woorden en/of afbeeldingen van gelijke beledigende aard en/of strekking zich geeft uitgelaten over
genoemde groepen mensen wegens hun ras en/of geloof en/of overtuiging;
in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 12 februari 2024, te Hoogeveen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) in het openbaar, bij geschrift en/of afbeelding, heeft opgeruid tot enig strafbaar feit en/of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, terwijl datgeen waartoe werd opgeruid een of meer terroristische misdrijf/misdrijven dan wel een of meer misdrijf/misdrijven ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf inhield, immers heeft verdachte, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
  • op/via een of meerdere (openbare/algemeen toegankelijke) websites, van een of meer accounts op social media gebruik gemaakt, al dan niet via de kanaal/kanalen [naam] en/of [naam] en/of via/met de (gebruikers)naam/namen [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] , en/of
  • (tevens), via/met de (gebruikers)naam [naam] , althans een schuilnaam, via [naam] (van) een groep op (een) social media(kanaal) opgericht en/of deel uitgemaakt, te weten met de groepschatnaam [naam] , en/of
  • via/in een/die groepschat [naam] een of meerdere (opruiende en/of terroristische) geschriften en/of afbeeldingen en videobestanden geplaatst en/of gedeeld en/of verzonden en/of ontvangen, en/of op welke geschriften en/of afbeeldingen en videobestanden (onder meer) beelden en/of opnamen zichtbaar en/of hoorbaar waren van/met rechts-extremistisch en/of accelerationistisch gedachtengoed, en/of (aldus)
  • een of meer videobeelden geplaatst, te weten:
  • van [naam] , waarbij [naam] zijn uitrusting en vuurwapen toont, en/of
  • van de bodycam van aanslagpleger [naam] ten tijde van zijn aanslag op de moskee in [plaatsnaam] , en/of
  • van de bodycam van aanslagpleger [naam] ten tijde van de aanslag in [plaatsnaam] , en/of
  • van de boodschap van aanslagpleger [naam] voordat hij de aanslag pleegde in [plaatsnaam] , en/of
  • van het boek [naam] van [naam] , zijnde een accelerationistisch handboek voor rechts-extremistische terroristische strategieën en aanslagen, en/of (tevens)
-in een of meer van dat/die [naam] - en/of [naam] , althans een chatgroep, verklaard of een of meer uitspraken/teksten/beelden gedaan/geplaatst, te weten:
-“Ik wil ook zon cyanide capsule”, en/of
-“Moskee kapot schieten”, en/of
-“Dan die capsule uit de ring pakken”, en/of
-“Schreeuw heil hitlet”, en/of
-“Boem”, en/of
-“Ik wil echt faggots steken”, en/of
-“Mijn haat groeit met de dag”, en/of
-“Ik wil mijn lokale [instelling] infiltreren. En filmen, Kkr aapjes”,
althans beelden/opnamen en/of uitspraken/woorden van (gelijke) opruiende en/of (voorbereidend) terroristische aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 12 februari 2024, te Hoogeveen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) een of meer geschrift(en) en/of afbeelding(en) waarin tot enig strafbaar feit en/of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag werd opgeruid, terwijl datgeen waartoe werd opgeruid een of meer terroristische misdrijf/misdrijven dan wel een of meer misdrijf/misdrijven ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf inhield, heeft verspreid en/of om te verspreiden in
voorraad heeft gehad, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat in die/dat geschrift(en) en/of afbeelding(en) en/of audiovisuele bestand(en) zodanige opruiing voorkwam, immers heeft verdachte, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
  • op/via een of meerdere (openbare/algemeen toegankelijke) websites, van een of meer accounts op social media gebruik gemaakt, al dan niet via de kanaal/kanalen [naam] en/of [naam] en/of via/met de (gebruikers)naam/namen [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] , en/of
  • (tevens), via/met de (gebruikers)naam [naam] , althans een schuilnaam, via [naam] (van) een groep op (een) social media(kanaal) opgericht en/of deel uitgemaakt, te weten met de groepschatnaam [naam] , en/of
  • via/in een/die groepschat [naam] een of meerdere (opruiende en/of terroristische) geschriften en/of afbeeldingen en videobestanden geplaatst en/of gedeeld en/of verzonden en/of ontvangen, althans verspreid, en/of op welke geschriften en/of afbeeldingen en videobestanden (onder meer) beelden en/of opnamen zichtbaar en/of hoorbaar waren van/met rechts-extremistisch en/of accelerationistisch gedachtengoed, en/of
  • (aldus) een of meer videobeelden geplaatst, te weten:
-van [naam] , waarbij [naam] zijn uitrusting en vuurwapen toont, en/of
  • van de bodycam van aanslagpleger [naam] ten tijde van zijn aanslag op de moskee in [plaatsnaam] , en/of
  • van de bodycam van aanslagpleger [naam] ten tijde van de aanslag in [plaatsnaam] , en/of
  • van de boodschap van aanslagpleger [naam] voordat hij de aanslag pleegde in [plaatsnaam] , en/of
  • van het boek [naam] van [naam] , zijnde een accelerationistisch handboek voor rechts-extremistische terroristische strategieën en aanslagen, en/of
  • (tevens) in een of meer van dat/die [naam] - en/of [naam] , althans een chatgroep, verklaard en/of de navolgende uitspraken/teksten gedaan/geplaatst, te weten:
-“Ik wil ook zon cyanide capsule”, en/of
-“Moskee kapot schieten”, en/of
-“Dan die capsule uit de ring pakken”, en/of
-“Schreeuw heil hitlet”, en/of
-“Boem”, en/of
-“Ik wil echt faggots steken”, en/of
-“Mijn haat groeit met de dag”, en/of
-“Ik wil mijn lokale [instelling] infiltreren. En filmen, Kkr aapjes”, en/of (aldus)
beelden/opnamen en/of uitspraken/woorden van (gelijke) opruiende en/of (voorbereidend) terroristische aard en/of strekking, verspreid en/of om te verspreiden in voorraad gehad, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat in die/dat geschrift(en) en/of afbeelding(en) en/of audiovisuele bestand(en) zodanige opruiing voorkwam.
1. Hoge Raad 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:952.
2 Hoge Raad 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3583.