ECLI:NL:RBNNE:2024:4662

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
LEE 23/5193
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor de plaatsing van een telecommunicatiemast in de gemeente Meppel

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de omgevingsvergunning voor de plaatsing van een telecommunicatiemast nabij de [adres 1] in [plaats] beoordeeld. Eiser, die in de nabijheid woont, vreest voor gezondheidsrisico's door elektromagnetische straling en verzoekt om de mast op een andere locatie te plaatsen. Het college van burgemeester en wethouders van Meppel stelt echter dat de straling binnen de wettelijke limieten valt en dat er geen aanwijzingen zijn voor gezondheidsrisico's.

Tijdens de procedure blijkt dat het college te laat heeft beslist op de aanvraag, waardoor er al een omgevingsvergunning van rechtswege was verleend. De rechtbank behandelt het beroep als bezwaar tegen deze vergunning. De bezwaren van eiser, waaronder de gezondheidsrisico's, de publicatie van de vergunning, en het niet horen van eiser in de bezwaarfase, worden ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de omgevingsvergunning niet geweigerd hoeft te worden, maar herroept wel de vergunning van 14 april 2023, omdat het college deze niet meer mocht verlenen.

De rechtbank concludeert dat de bezwaren van eiser niet voldoende zijn om de vergunning te vernietigen. De rechtbank herroept de verleende omgevingsvergunning, maar bevestigt dat de van rechtswege verleende vergunning blijft bestaan. Eiser krijgt het griffierecht vergoed, maar er zijn geen proceskosten gemaakt. De uitspraak is openbaar gedaan op 28 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/5193

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meppel, het college

(gemachtigde: mr. G. Siebel).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: KPN B.V. uit Den Haag (verder: KPN),

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de omgevingsvergunning voor de plaatsing van een telecommunicatiemast nabij de [adres 1] in [plaats] . Eiser woont aan de [adres 2] in [plaats] , in de buurt van de geplande locatie van de telecommunicatiemast.
1.1.
Het college heeft deze omgevingsvergunning op 14 april 2023 verleend. [1] Met het bestreden besluit van 14 november 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven. Het college heeft de omgevingsvergunning, op advies van de adviescommissie voor de bezwaarschriften van de gemeente Meppel (de commissie), daarbij wel aangevuld met een nadere motivering over de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de bouw van de mast.
1.2.
Eiser heeft een nader stuk gestuurd. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. KPN heeft schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door [naam 3] , gemachtigde van verweerder en gemachtigden van KPN.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de verleende omgevingsvergunning voor de telecommunicatiemast. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is, maar er geen reden is om de omgevingsvergunning te weigeren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is de Omgevingswet van toepassing?
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van het hierbij horende overgangsrecht [2] blijft het oude recht van toepassing op aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De aanvraag om een omgevingsvergunning heeft KPN ingediend op 21 september 2022 en aangevuld op 4 april 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Was het college bevoegd om de omgevingsvergunning te verlenen?
5. Het college heeft in het verweerschrift aangegeven dat na het nemen van het bestreden besluit is gebleken dat het te laat een beslissing op de aanvraag van KPN heeft genomen. Volgens het college mocht het daarom de omgevingsvergunning van 14 april 2023 niet meer verlenen, omdat er al een vergunning van rechtswege was ontstaan.
5.1.
Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat dit volgens hem betekent dat de vergunning vernietigd moet worden en de procedure opnieuw moet.
5.2.
De rechtbank is het daar niet mee eens. De rechtbank legt uit waarom niet.
5.2.1.
Bij sommige aanvragen voor een omgevingsvergunning – zoals in dit geval de aanvraag van KPN - geldt de zogenoemde ‘lex silencio positivo’. Dit betekent dat, als het college niet op tijd op een aanvraag beslist, de gevraagde vergunning geldt als verleend. [3] Dit is dus een denkbeeldige vergunning. Het college mag dan niet meer beslissen op de aanvraag, maar moet die van rechtswege verleende vergunning bekend maken. Daarna kan bezwaar gemaakt worden tegen die denkbeeldige vergunning. Tussen partijen staat niet ter discussie dat uiterlijk op 9 april 2023 een besluit genomen had moeten zijn. De rechtbank is het daar ook mee eens. Dat betekent het college de omgevingsvergunning op 14 april 2023 niet meer mocht verlenen. Het beroep is in zoverre gegrond.
5.2.2.
Dat betekent echter niet dat de aanvraagprocedure opnieuw moet worden doorlopen. Het bezwaarschrift van eiser moet worden gezien als een bezwaar tegen die van rechtswege verleende vergunning. [4] Het college had het bezwaar van eiser op die manier moeten behandelen en de vergunning van 14 april 2023 moeten herroepen. Omdat het college dat niet heeft gedaan, zal de rechtbank dit doen en de bezwaren van eiser bespreken.
Had het college eiser moeten horen in de bezwaarprocedure?
6. Eiser geeft aan dat hij tegen zijn wil niet is gehoord door de commissie. Hij heeft een uitnodiging ontvangen voor de hoorzitting op 13 september 2023, maar ontving enkele dagen daarvoor een telefoontje waarin hem werd verteld dat de hoorzitting niet doorging. Een paar dagen later ontving hij de beslissing op het bezwaarschrift. Daarin stond dat eiser niet is verschenen op de hoorzitting.
6.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat vanuit het college niet is gebeld naar eiser dat de hoorzitting niet door zou gaan. Ter zitting heeft het college toegelicht dat het bij de betrokken ambtenaren heeft nagevraagd of en wanneer er is gebeld. Er is volgens deze ambtenaren in de door eiser aangegeven periode geen telefonisch contact geweest. Ook heeft het college uitgelegd dat alleen inkomende telefoontjes handmatig worden geregistreerd. Uitgaand telefoonverkeer wordt niet geregistreerd.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college niet kan worden verweten dat eiser niet bij de hoorzitting aanwezig was. Eiser heeft namelijk wel een uitnodiging gehad en hij kan niet bewijzen dat hij door het college is gebeld. Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.
Zijn de gevolgen voor de gezondheid voldoende meegewogen in het besluit?
7. Eiser meent dat de gevolgen voor de gezondheid van omwonenden onvoldoende zijn onderzocht. Eiser doelt dan met name op de straling van de 5G-zendtechniek. Hij wil graag dat het college bewijst dat er geen schadelijke gevolgen zullen zijn. Eiser geeft aan dat hij van zijn arts moet uitkijken voor straling en magnetische velden. Er is dan wel geen verband tussen 5G en gezondheidsschade aangetoond, maar voor een aantal ziekten is het niet uit te sluiten, volgens eiser. Hij heeft twee nieuwsartikelen overgelegd om zijn standpunt de ondersteunen.
7.1.
Het college moet bij zijn beslissing om af te wijken van het bestemmingsplan belangen tegen elkaar afwegen. [5] In dit geval gaat het om het belang van KPN bij een goede mobiele dekking voor haar klanten en het belang van eiser om gevrijwaard te blijven van elektromagnetische straling in zijn woon- en leefomgeving. Het is dus niet zo dat elk gezondheidsrisico moet worden uitgesloten.
7.2.
Het college heeft in zijn beslissing op het bezwaarschrift toegelicht dat er geen aanknopingspunten zijn dat ten gevolge van straling gezondheidsrisico’s optreden die maken dat de omgevingsvergunning niet verleend kan worden. KPN volgt de blootstellingslimieten van het ICNRIP (International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection). Deze blootstellingslimieten worden door de wetenschap als veilig beschouwd. KPN heeft daar in het beroep aan toegevoegd dat als deze normen voor antennes worden aangepast, zij ervoor zal zorgen dat haar antennes hieraan voldoen.
7.3.
Uit wat eiser heeft aangevoerd volgt volgens de rechtbank niet dat de gevolgen van de elektromagnetische straling ter plaatse van de woning van eiser zo groot zijn dat het college de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen. Het nieuwsartikel van 9 december 2023 gaat over de gevolgen van uitloging van het metaal van de mast bij plaatsing in grondwaterbeschermingsgebieden. Dit gaat dus niet over elektromagnetische straling. Het andere nieuwsartikel van onbekende bron gaat over een onderzoek naar één gezin dat thuis gezondheidsklachten had en op vakantie niet. Dit zou te wijten zijn aan 5G-antennes. Naar het oordeel van de rechtbank is deze informatie van onvoldoende gewicht om aan te tonen dat de huidige wetenschappelijke inzichten met betrekking tot de veiligheid van 5G onjuist zijn. [6] De beroepsgrond slaagt niet.
Moet het college alternatieve locaties overwegen?
8. Eiser wil graag dat de mast in het buitengebied wordt geplaatst. Zo hebben er minder mensen last van en worden de gezondheidsrisico’s beperkt.
8.1.
KPN geeft aan dat de locatie die eiseres aanduidt, buiten het zoekgebied voor een nieuwe antenne is. KPN heeft een nieuwe antenne binnen het zoekgebied nodig, om de dekking te kunnen waarborgen. De antenne kan volgens KPN niet op al aanwezige masten of hoogbouw worden geplaatst, die bevinden zich ook niet in het zoekgebied.
8.2.
Volgens vaste rechtspraak [7] moet het college beslissen op een aanvraag voor een bouwplan zoals dat is ingediend. Als een project op zichzelf voor het college aanvaardbaar is, kan de omgevingsvergunning alleen worden geweigerd als een alternatief bestaat dat:
  • een gelijkwaardig resultaat oplevert en
  • op voorhand duidelijk is dat dit plan veel minder bezwaren heeft.
8.3.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken van alternatieven die aan deze eisen voldoen. Ter zitting heeft eiser een aantal locaties aangedragen. De meeste hiervan liggen buiten het zoekgebied en leveren daarom geen gelijkwaardig resultaat op. De enige locatie binnen het zoekgebied ligt bij het zwembad, en heeft daarom niet aanmerkelijk minder bezwaren. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Had KPN een inloopavond moeten organiseren?
9. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat de verleende omgevingsvergunning niet tijdig bij omwonenden bekend was, omdat het Gemeenteblad niet goed wordt gelezen. Volgens hem had KPN beter een inloopavond kunnen organiseren.
9.1.
De rechtbank overweegt dat er bij de voorbereiding van deze omgevingsvergunning geen wettelijke plicht is om inloopavonden te organiseren of op een andere wijze op voorhand belanghebbenden te betrekken bij de besluitvorming. Het college heeft voldaan aan de wettelijke plicht om kennis te geven van de verleende omgevingsvergunning [8] door publicatie in het Gemeenteblad. Eiser was tijdig op de hoogte van de verleende omgevingsvergunning. De beroepsgrond slaagt niet.
Kan eiser opkomen voor andere personen?
10. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat de bouwmogelijkheden van andere personen die grond bezitten rondom de locatie worden belemmerd door de bouw van de mast.
10.1.
De rechtbank stelt voorop dat eiser in deze procedure alleen kan opkomen voor zijn eigen belangen. Daarbij overweegt de rechtbank dat haar niet is gebleken van een beperking van de bouwmogelijkheden van andere gronden. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:11 van de Awb. Zoals onder 5 is overwogen, had het college het bezwaarschrift van eiser moeten opvatten als een bezwaar tegen de van rechtswege verleende vergunning. De bezwaren die eiser tegen deze omgevingsvergunning heeft, zijn, zoals onder 7 en verder overwogen, ongegrond.
11.1.
De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing. De rechtbank herroept de verleende omgevingsvergunning van 14 april 2023. De van rechtswege verleende omgevingsvergunning blijft bestaan, omdat de bezwaren van eiser ongegrond zijn. Dit betekent dat de mast gebouwd mag worden, als de van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekend is gemaakt. Dan pas treedt de omgevingsvergunning in werking.
11.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiser proceskosten heeft gemaakt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 14 november 2023;
- herroept het besluit van 14 april 2023;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184 aan eiser moet vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. A.P. Voorham, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
§ 4.1.3.3. Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen
[…]
Artikel 4:20b
1. Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.
[…]

Artikel 7:11

1. Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.
2. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.

Artikel 8:72

1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk.
2. De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.
3. De bestuursrechter kan bepalen dat:
a.de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, of
b. zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.
4. De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij:
a. bepalen dat wettelijke voorschriften over de voorbereiding van het nieuwe besluit of de andere handeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven;
b. het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.
5. De bestuursrechter kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen. Daarbij bepaalt hij het tijdstip waarop de voorlopige voorziening vervalt.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk
[…]
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan […]
2° in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen […]

§ 3.2. De reguliere voorbereidingsprocedure

[…]
Artikel 3.9
1. Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking:
a. doet het mededeling van die beschikking op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag, […]
3. Paragraaf. 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is, met uitzondering van de artikelen 4:20b, derde lid, en 4:20f, van toepassing op de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën gevallen worden aangewezen waarin de voorbereiding van de beslissing op een aanvraag wegens strijd met een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie is uitgezonderd van de toepassing van de eerste volzin.

Voetnoten

1.Het gaat om een omgevingsvergunning voor het bouwen en het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet
3.Op grond van artikel 4:20b, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 3.9, derde lid, van de Wabo.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 9 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3762 en de uitspraak van de rechtbank Noord Nederland van 2 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4583.
5.Dit volgt uit artikel 2.12 van de Wabo.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3769.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:787.
8.Artikel 3.9 van de Wabo.