In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eisers tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een aanbouw en het maken van een uitrit op een specifiek adres. De rechtbank behandelt de zaak op 2 december 2022, waarbij eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. H.L. Thiescheffer, in beroep zijn gegaan tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden. Dit college had eerder op 10 februari 2021 een omgevingsvergunning van rechtswege verleend, gevolgd door een reële vergunning op 11 februari 2021. Het college verklaarde het bezwaar van eisers ongegrond in hun besluit van 28 juni 2021.
De rechtbank concludeert dat het college door de reeds verleende vergunning van rechtswege geen bevoegdheid meer had om een reële vergunning te verlenen. Dit werd niet onderkend door het college, wat leidde tot de gegrondheid van het beroep. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept de reële vergunning, waarbij zij oordeelt dat het college het bezwaar van eisers gegrond had moeten verklaren. De rechtbank wijst ook op de hoogte van de aanbouw, die met 2,90 meter niet in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat de bezwaren van eisers over verminderde lichtinval niet kunnen worden meegewogen, aangezien deze al in het bestemmingsplan zijn verdisconteerd.
De rechtbank bepaalt dat het college het griffierecht aan eisers moet vergoeden en dat eisers recht hebben op een proceskostenvergoeding van in totaal € 2.674,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.