ECLI:NL:RBNNE:2024:4579

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
LEE 23/2283
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van schadevergoeding voor mijnbouwschade en de rechtsgevolgen van eerdere uitspraken

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 21 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van de schadevergoeding door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) beoordeeld. Eiser, eigenaar van een boerderij, had schade gemeld bij het Centrum Veilig Wonen, welke schade door de TCMG werd afgehandeld. Het IMG had eerder een schadevergoeding van € 19.947,04 toegekend, maar na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 22 december 2022, waarin werd geoordeeld dat het bewijsvermoeden voor bepaalde schades niet was weerlegd, werd het IMG opgedragen een nieuw besluit te nemen. In het bestreden besluit van 15 mei 2023 werd een aanvullende vergoeding toegekend, maar eiser was het niet eens met de hoogte van deze vergoeding en stelde dat hij niet was opgenomen in het programma voor Duurzaam herstel.

De rechtbank oordeelt dat het IMG met het bestreden besluit niet heeft voldaan aan de eerdere uitspraak, maar dat de rechtsgevolgen in stand blijven omdat het reeds toegekende bedrag voldoende is voor volledig herstel van schade 18. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het betreft de beoordeling van schade 18, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Eiser krijgt een aanvullende vergoeding van € 3.957,24 voor andere schades en het IMG moet het griffierecht en proceskosten vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het vaststellen van schade en de noodzaak om eerdere uitspraken te respecteren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2283

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. P.M.J. de Goede),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, het IMG

(gemachtigde: mr. P. Zoeten en mr. S.C. Goldbohm).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de hoogte van het toegekende bedrag aan schadevergoeding aan eiser.
1.1.
Het IMG heeft met het besluit van 31 maart 2020 (het primaire besluit) een bedrag aan schadevergoeding toegekend. Met het besluit van 8 maart 2021 (de beslissing op bezwaar) heeft het IMG het bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Op 22 december 2022 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het IMG opdracht gegeven een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is opgenomen.
1.3.
Met het besluit van 15 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft het IMG de beslissing op het bezwaar van 8 maart 2021 herzien en een aanvullende vergoeding aan eiser toegekend. Eiser is het niet eens met dit nieuwe besluit.
1.4.
Het IMG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser met zijn dochter, de gemachtigde van eiser, P.J. Vrieling van Vergnes Expertise BV als deskundige van eiser, de gemachtigden van het IMG en
J.J. Timmer, deskundige van deskundigenbureau CED.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser is sinds 2008 eigenaar van de voormalige boerderij op het perceel [adres], [postcode], te [woonplaats]. Het betreft een hoofdgebouw met stal die in 1915 is gebouwd. In 1987 heeft een verbouwing plaatsgevonden door de vorige eigenaar en eiser heeft zelf in 2008 het gebouw ook intern verbouwd. Het pand wordt bewoond door eiser en zijn familie.
2.1.
Op 24 januari 2018 heeft eiser bij het Centrum Veilig Wonen (CVW) schade gemeld. Op grond van het Besluit mijnbouwschade Groningen is de afhandeling van deze schade overgenomen door de rechtsvoorganger van het IMG, de Tijdelijke Commissie mijnbouwschade Groningen (de TCMG).
2.2.
In het primaire besluit heeft de TCMG het adviesrapport gevolgd waarin is opgenomen dat voor schade 2, 3, 10, 12, 13, 16, 17, 19 en 29 een andere uitsluitende oorzaak is aangewezen, maar verergering niet valt uit te sluiten. Voor deze schades is 50% van het bedrag voor herstel toegekend. Voor schade 18 en 25 is het bewijsvermoeden weerlegd geacht en is geen schadevergoeding toegekend. De TCMG heeft aan eiser een schadevergoeding van in totaal € 19.947,04 toegekend.
2.3.
Met de beslissing op bezwaar is het IMG bij het standpunt gebleven en het bezwaar ongegrond verklaard.
2.4.
Deze rechtbank heeft met de uitspraak van 22 december 2022 [1] geoordeeld dat het bewijsvermoeden voor bovengenoemde schades, op schade 25 na, niet is weerlegd en bepaald dat de genoemde schades volledig moeten worden vergoed.
2.5.
Op 15 mei 2023 heeft het IMG naar aanleiding van deze uitspraak een herziene beslissing op bezwaar genomen (het bestreden besluit) waarin voor de schades 2, 3, 10, 12, 13, 16, 17, 19 en 29 de overige 50% van het herstelbedrag is toegekend, zodat deze schades volledig zijn vergoed. Voor schade 18 is een bedrag gecalculeerd en toegekend.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het IMG met het bestreden besluit heeft voldaan aan de uitspraak van de rechtbank van 22 december 2022. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Met het bestreden besluit is voor de schades 2, 3, 10, 12, 13, 16, 17, 19 en 29 een aanvullende vergoeding toegekend zodat 100% van het bedrag voor herstel is vergoed. Daarnaast is een bedrag gecalculeerd voor herstel van schade 18 en dit is eveneens toegekend. Uit de stukken en de toelichting ter zitting volgt dat het beroep is gericht tegen (i) het niet opnemen van eiser in het programma voor Duurzaam herstel, (ii) de hoogte van het toegekende aanvullende bedrag voor schades 2, 3 en 12 en (iii) op de gehanteerde herstelmethode en bijbehorende calculatie voor schade 18. De rechtbank zal hieronder de verschillende gronden beoordelen.
( i)
Duurzaam herstel
6. Eiser meent dat hij het meest geholpen zou zijn met een algeheel onderzoek naar zijn woning en duurzaam herstel. Hij wil dan ook graag opgenomen worden in het programma Duurzaam herstel. Duurzaam herstel is, zo volgt uit de beleidsregel Duurzaam herstel, bedoeld om de kans op herhaalschade te verkleinen indien deze wordt veroorzaakt door gebreken in de constructie. Uit het deskundigenrapport van de woning van eiser blijkt dat verschillende schades herhaalschades zijn. Er is dan ook ten onrechte niet ingegaan op Duurzaam herstel, aldus eiser. Daarnaast voert eiser aan dat vanaf 7 oktober 2024 Duurzaam herstel wordt toegepast in het postcodegebied waar de woning van eiser binnen valt.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat het IMG een programma voor Duurzaam herstel aanbiedt, waar woningen uit verschillende (postcode)gebieden voor in aanmerking kunnen komen. Voor dit traject gelden afzonderlijke regels. Onderhavige beroepschrift is gericht tegen het bestreden besluit dat ziet op de vergoeding van fysieke schade. De rechtbank is met het IMG van oordeel dat het bestreden besluit niet ziet op (onderdelen van) het traject van Duurzaam herstel, maar enkel op fysieke schade. Over Duurzaam herstel kan dan in deze procedure ook geen oordeel gegeven worden.
( ii)
Aanvullende vergoeding voor schades 2, 3 en 12
7. Met de beslissing op bezwaar van 8 maart 2021 was slechts 50% van het bedrag voor herstel van de schades 2, 3, 10, 12, 13, 16, 17, 19 en 29 toegekend. Na de uitspraak van de rechtbank van 22 december 2022 heeft het IMG met het bestreden besluit 100% van het bedrag voor herstel van de schades toegekend. Eiser meent dat daarmee niet is voldaan aan de uitspraak van de rechtbank. Eiser heeft namelijk in de eerdere procedure bij de rechtbank aangevoerd dat er nieuw onderzoek naar de schades moest plaatsvinden om te beoordelen of de hoogte van het bedrag toereikend is. Dit is niet gebeurd. Voor de schades 2, 3 en 12 is het toegekende bedrag, zo volgt uit het rapport van Vrieling, ontoereikend gebleken voor herstel van de schades.
7.1.
Het IMG meent dat zij met het toekennen van de andere 50% hebben voldaan aan hetgeen in de uitspraak van de rechtbank van 22 december 2022 is opgenomen. Ze hebben echter wel advies aan deskundige Timmer gevraagd over het toegekende bedrag. Timmer heeft een bedrag voor herstel van schade 2, 3 en 12 geadviseerd dat € 3.957,24 hoger ligt dan het reeds toegekende bedrag. Het IMG is bereid dit bedrag aanvullend aan eiser te vergoeden.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat het IMG met het toekennen van de overige 50% van het eerder gecalculeerde bedrag voor de vergoeding van de schades 2, 3, 10, 12, 13, 16, 17, 19 en 29 heeft voldaan aan hetgeen door de rechtbank aan het IMG was opgedragen. Het klopt dat eiser in de eerdere procedure naar voren heeft gebracht dat er nader onderzoek nodig was voor de herstelmethode van de schades. De rechtbank heeft destijds echter geoordeeld dat onvoldoende was onderbouwd dat de herstelmethode onvoldoende zou zijn. [2] Eiser is niet tegen de uitspraak in hoger beroep gegaan. Daarmee staat het bedrag dat is gehanteerd in de uitspraak van 22 december 2022 in rechte vast. Het IMG heeft met het toekennen van de overige 50% voldaan aan hetgeen de rechtbank het IMG had opgedragen. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet. Uit de stukken blijkt, en ter zitting is dit ook nader toegelicht, dat het IMG bereid is een aanvullende vergoeding van € 3.957,24 aan eiser toe te kennen.
( iii)
Herstel schade 18
8. Schade 18 betreft schade aan de betonnen vloer in de vrijstaande garage. Ter zitting is gebleken dat er in de stukken miscommunicatie is ontstaan over de herstelcalculatie.
De situatie
8.1.
De garage bestaat uit twee delen, een voor- en een achterdeel. De totale oppervlakte van de betonnen garagevloeren is ongeveer 92 m2. Het voorste deel van de garage is ongeveer 60 m2. Het achterste deel heeft een oppervlakte van ongeveer 32 m2. De schade aan de betonvloer in achterste deel van de garage (van 32 m2) is aanzienlijk erger dan de schade aan de betonvloer in het voorste deel van de garage (60 m2).
Benadering van eiser
8.2.
Eiser is, via het rapport van Vrieling, uitgegaan van herstel van 60 m2 betonvloer. Er is een bedrag gecalculeerd voor vervanging van de 60 m2 betonvloer en het storten van poeren voor de staanders van de verdiepingsvloer en daarbij is een bedrag gecalculeerd voor de afwerking, namelijk het overlagen van 60m2 betonvloer.
Benadering van het IMG
8.3.
Het IMG is uitgegaan van betonvloeren met een oppervlakte van in totaal 92 m2 bestaande uit twee vloeren van gelijke grootte. Het achterste deel van de garage met een vloeroppervlakte van 46 m2 en een voorste deel van 46 m2. Voor herstel van het voorste deel is, gelet op de minimale schade, enkel een bedrag gecalculeerd voor het overlagen van de vloer. Voor het achterste deel is een bedrag gecalculeerd voor het vervangen van de vloer. Er is geen bedrag voor de afwerking gecalculeerd nu de betonvloer sowieso afgewerkt had moeten worden, ook zonder de schade. Er wordt enkel een bedrag toegekend voor het terugbrengen naar de oude staat.
Oordeel van de rechtbank
8.4.
De rechtbank is van oordeel dat het IMG het besluit onzorgvuldig heeft voorbereid nu is uitgegaan van een oppervlakte van 92 m2 aan betonvloeren verdeeld over twee delen van gelijke grootte terwijl dit in werkelijkheid niet blijkt te kloppen. Het voorste deel bestaat blijkens het dossier uit 60 m2 en het achterste deel uit 32 m2. Daarbij is de schade aan de vloer in het achterste deel van de garage (foto 8 uit het adviesrapport) substantieel erger dan in het voorste deel van de garage (zie bijvoorbeeld foto’s 1, 2 en 3 van het adviesrapport). Nu het IMG uit is gegaan van een onjuist vloeroppervlakte is het besluit naar het oordeel van de rechtbank onzorgvuldig voorbereid, het beroep is dan ook gegrond.
9. Met het oog op finale geschilbeslechting ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. Er is voor schade 18 een bedrag toegekend van in totaal € 16.879,31. Dit bedrag bestaat uit verplaatsen van materiaal en het injecteren van 10 m1 aan scheuren (€ 1.684,79). Deze posten zijn niet in geschil. Daarnaast is voor herstel van het achterste deel van de garage een bedrag gecalculeerd voor een nieuwe betonvloer op zand, tot 15 cm dikte incl. slopen, wapening, afwerking en afvoer puin voor 46 m2 voor een bedrag van € 10.065,54. Voor het voorste deel van de garage is voor 46 m2 een bedrag voor het overlagen van de vloer berekend wat neerkomt op € 5.128,98. De bedragen bestaan volgens het overzicht van de deskundige uit een bedrag per vierkante meter vermenigvuldigd met het aantal van toepassing zijnde vierkante meters. Nu het achterste deel slechts 32 m2 groot is zou de vloer volledig hersteld kunnen worden voor € 7.002,11 . Voor het overlagen van het voorste deel van de garage van 60 m2 is een bedrag van € 6.689,97 nodig. In totaal (inclusief injecteren en verplaatsen van materiaal) komt dit neer op € 15.376,87. Het reeds toegekende bedrag van € 16.879,31 is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende voor volledig herstel van schade 18. Er is hierbij uitgegaan van het calculatiemodel van het IMG. In beginsel mag dit calculatiemodel gehanteerd worden om schades op uniforme wijze af te handelen. [3] Eisers hebben onvoldoende naar voren gebracht om in dit geval te oordelen dat niet van het calculatiemodel uitgegaan mag worden.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover dit besluit ziet op de beoordeling van het vloeroppervlakte bij schade 18. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor zover dat wordt vernietigd in stand. Dit omdat het toegekende bedrag, gebaseerd op een onjuist vloeroppervlakte, na herberekening ook voldoende is voor herstel van het correcte vloeroppervlakte. Dat betekent dat er voor schade 18 geen aanvullende vergoeding toegekend hoeft te worden om volledig herstel mogelijke te maken.
10.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het IMG het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het IMG moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Daarnaast heeft het IMG toegezegd voor de schades 2, 3 en 12 een aanvullend bedrag van € 3.957,24 aan eiser te zullen vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 15 mei 2023 voor zover het besluit ziet op de beoordeling van schade 18;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het besluit in stand blijven;
- stelt vast dat het IMG een aanvullende vergoeding van € 3.957,24 voor schades 2, 3 en 12 aan eiser zal toekennen;
- bepaalt dat het IMG het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het IMG tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Uitspraak van deze rechtbank van 22 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:5335 r.o. 7.2.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2682 r.o. 67.