In deze zaak heeft betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigde N.G.A. Voorbach, een verkeerssanctie ontvangen op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene heeft op 12 juni 2023 administratief beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Op 16 februari 2024 heeft de gemachtigde pro forma beroep ingesteld en op 23 april 2024 aanvullende gronden ingediend. De behandeling vond plaats op 22 oktober 2024, maar zowel betrokkene als de gemachtigde waren niet aanwezig. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. R.A. van der Velde.
De kantonrechter overweegt dat de beslistermijn opgeschort kan worden indien een verzoek tot aanvulling van beroepsgronden wordt gedaan. In dit geval heeft de gemachtigde tijdig verzocht om een termijn voor het aanleveren van aanvullende gronden, wat leidde tot een opschorting van de beslistermijn met vier weken. De kantonrechter concludeert dat de ingebrekestelling door de gemachtigde prematuur is ingediend, omdat deze niet binnen de geldende beslistermijn viel. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen dwangsom verschuldigd. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenvergoeding toegewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 14 november 2024. Betrokkene kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.