ECLI:NL:RBNNE:2024:4575

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
11011081 BU VERZ 24-492
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verkeerssanctie en beslistermijnen

In deze zaak heeft betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigde N.G.A. Voorbach, een verkeerssanctie ontvangen op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene heeft op 12 juni 2023 administratief beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Op 16 februari 2024 heeft de gemachtigde pro forma beroep ingesteld en op 23 april 2024 aanvullende gronden ingediend. De behandeling vond plaats op 22 oktober 2024, maar zowel betrokkene als de gemachtigde waren niet aanwezig. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. R.A. van der Velde.

De kantonrechter overweegt dat de beslistermijn opgeschort kan worden indien een verzoek tot aanvulling van beroepsgronden wordt gedaan. In dit geval heeft de gemachtigde tijdig verzocht om een termijn voor het aanleveren van aanvullende gronden, wat leidde tot een opschorting van de beslistermijn met vier weken. De kantonrechter concludeert dat de ingebrekestelling door de gemachtigde prematuur is ingediend, omdat deze niet binnen de geldende beslistermijn viel. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen dwangsom verschuldigd. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenvergoeding toegewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 14 november 2024. Betrokkene kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 257911315
zaaknummer: 11011081 BU 24-492
uitspraak van de kantonrechter van 14 november 2024
[betrokkene 1]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: betrokkene,
gemachtigde: N.G.A. Voorbach, Verkeersboete.nl.

1.Procesverloop

1.1
Betrokkene heeft een sanctie ontvangen op grond van de Wet
administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Gemachtigde heeft namens betrokkene op 12 juni 2023 administratief beroep ingesteld tegen de initiële beschikking. De officier van justitie heeft het administratief beroep ongegrond verklaard. Gemachtigde heeft namens betrokkene op 16 februari 2024 pro forma beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie en heeft op 23 april 2024 aanvullende gronden ingediend. De behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 22 oktober 2024.
1.2
Gemachtigde en betrokkene zijn niet ter zitting verschenen. Als vertegenwoordiger van de officier van justitie is verschenen mr. R.A. van der Velde (hierna: de vertegenwoordigster).

2.Gedraging

2.1
Betrokkene heeft een beschikking ontvangen voor
‘6 km harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom’, verricht op 15 mei 2023 om 12:00 uur aan de Andrej Sacharovweg te Assen, gemeente Assen, met een personenauto gekentekend [kenteken] .
2.2
De opgelegde sanctie bedraagt € 57,00 inclusief administratiekosten, voor welk
bedrag door betrokkene zekerheid is gesteld.

3.Standpunten

3.1
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het pro forma beroepschrift van 16 februari 2024 aangevoerd dat betrokkene de gedraging, de bevoegdheid van de verbalisant en de wettigheid van de gebruikte bewijsmiddelen betwist. In de aanvullende gronden van 23 april 2024 heeft gemachtigde aangevoerd dat de officier van justitie een dwangsom heeft verbeurd. De officier is bij brief d.d. 8 januari 2024 in gebreke gesteld. De dagtekening van de beslissing is niet de datum waarop betrokkene de beslissing heeft ontvangen dan wel dat deze feitelijk is verzonden. Gemachtigde verwijst naar drie arresten van het hof met kenmerken: ECLI:NL:GHARL:2023:5554, ECLI:NL:GHARL:2023:9242 r.o.18 en ECLI:NL:GHARL:2023:10933. Anders dan de officier, stelt gemachtigde dat de ingebrekestelling niet prematuur is ingediend. Gemachtigde verzoekt de juiste dwangsom vast te stellen en eventueel af te ronden in het voordeel van betrokkene, mede gelet op voormelde arresten.
3.2
De vertegenwoordigster heeft ter zitting aangevoerd dat de uiterlijke datum om in administratief beroep te gaan 6 juli 2023 betrof. Vervolgens heeft de officier van justitie zestien weken de tijd om op het administratief beroep te beslissen, waardoor de uiterlijke beslistermijn 26 oktober 2023 betrof. Op 18 oktober 2023 heeft de officier van justitie de beslistermijn tijdig verlengd met tien weken, waardoor de beslistermijn op 4 januari 2024 eindigde. In de brief van 21 december 2023 is de gemachtigde uitgenodigd voor een hoorzitting en is hij in de gelegenheid gesteld de gronden schriftelijk aan te vullen. De vertegenwoordigster heeft aangevoerd, dat het verzoek in de brief van 21 december 2023 de beslistermijn opschort tot het moment dat de gronden worden aangevuld. De vertegenwoordigster heeft aangevuld dat gemachtigde geen schriftelijke aanvulling heeft gestuurd, waardoor de beslistermijn van 4 januari 2024 met vier weken is opgeschort. Dit maakt dat de uiterlijke beslistermijn 1 februari 2024 eindigde. Nu de officier van justitie op 1 februari 2024 heeft beslist op het administratief beroep, is de vertegenwoordigster van oordeel dat de ingebrekestelling van 8 januari 2024 prematuur is. De vertegenwoordigster heeft de kantonrechter verzocht het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek om ene proceskostenvergoeding af te wijzen.

4.Overwegingen

4.1
Ten aanzien van de inhoudelijke gronden in het pro forma beroepschrift van 16 februari 2024, overweegt de kantonrechter als volgt. De enkele ontkenning dat de gedraging is verricht, biedt naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en de gegevens zoals opgenomen in het dossier. Er kan dan ook worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Ten aanzien van de bevoegdheid van de verbalisant overweegt de kantonrechter dat het enkel opwerpen van vragen over diens bevoegdheid, zonder een concrete onderbouwing, volgens vaste rechtspraak van het hof geen aanleiding vormt om te twijfelen aan die bevoegdheid. Ook het kaal betwisten van de wettigheid van de bewijsmiddelen geeft geen aanleiding hieraan te twijfelen. Het beroep is daarom ongegrond.
4.2
Ten aanzien van het verweer van gemachtigde over de te verbeuren dwangsom, overweegt de kantonrechter als volgt. Op grond van artikel 7:24 lid 1 Awb dient het beroepsorgaan binnen zestien weken te beslissen, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het beroepschrift is verstreken. Volgens lid 4 van dit artikel kan het beroepsorgaan de beslissing voor ten hoogste 10 weken verdagen.
4.3
Uit het zaakoverzicht blijkt dat de uiterste datum voor het indienen van beroep 6 juli 2023 betrof. Met inachtneming van het bepaalde in de Algemene Termijnenwet, diende de officier van justitie derhalve uiterlijk op 26 oktober 2023 op het administratief beroep te beslissen. Deze beslistermijn is met 10 weken verlengd en eindigde op 4 januari 2024.
4.4
De kantonrechter stelt vast dat door de officier van justitie op 21 december 2023 een uitnodiging naar de gemachtigde is gestuurd voor een fysieke hoorzitting op 30 januari 2024. In deze brief geeft de officier van justitie daarnaast aan dat het beroepschrift van gemachtigde geen gronden bevat en dat de gemachtigde de mogelijkheid krijgt om de gronden tijdens de hoorzitting aan te vullen. Indien gemachtigde de gronden schriftelijk wilde aanvullen, heeft de officier van justitie in voormelde brief de gemachtigde in de gelegenheid gesteld de gronden binnen vier weken na 21 december 2023 toe te sturen.
4.5
De kantonrechter stelt vast dat de gemachtigde niet schriftelijk de gronden heeft aangevuld, maar inhoudelijke gronden heeft aangevoerd tijdens de fysieke hoorzitting op 30 januari 2024. Gelet op het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 oktober 2020 [1] brengt een redelijke uitleg van artikel 7:24 Awb met zich mee dat de beslistermijn ook wordt opgeschort gedurende een op verzoek verleende termijn voor het aanvullen van de beroepsgronden. In het onderhavige geval heeft de gemachtigde in het pro forma beroepschrift van 16 februari 2024 verzocht om een termijn voor het aanleveren van aanvullende gronden en heeft de officier van justitie hem terecht de gelegenheid gegeven om de gronden van het beroep in te dienen dan wel aan te vullen. Gelet op vorenstaande is de beslistermijn met overeenkomstige toepassing van artikel 7:24 lid 3 van de Awb met vier weken opgeschort.
4.6
In tegenstelling tot het standpunt van de vertegenwoordigster dat de beslistermijn vanaf 4 januari 2024 met vier weken is opgeschort, is de kantonrechter van oordeel dat uit de redactie van de brief van 21 december 2023 volgt dat de beslistermijn vanaf 21 december 2023 met vier weken is opgeschort.. De door de gemachtigde op 8 januari 2024 verstuurde ingebrekestelling die op 10 januari 2024 door het Parket CVOM is ontvangen, is dus prematuur ingediend en het beroep op dit punt is daarom niet-ontvankelijk [2] . Er is dus geen dwangsom verschuldigd. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De kantonrechter:
-verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
-verklaart het beroep overigens ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, kantonrechter, in aanwezigheid van R. de Hoop, griffier. De beslissing is het openbaar uitgesproken op 14 november 2024.
griffier, kantonrechter
Rechtsmiddel
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op

Voetnoten

2.Kamerstukken II, 2005/06, 30 435, nr. 3, p. 16