Op 1 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging doodslag, poging zware mishandeling, bedreiging en belediging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor een aanmerkelijke kans op de dood. Echter, de rechtbank achtte de poging zware mishandeling wel bewezen, aangezien de verdachte met een mes in de arm van het slachtoffer heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel, gezien de omstandigheden waaronder het mes werd gebruikt.
Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor bedreiging en belediging van twee slachtoffers. De rechtbank vond voldoende bewijs in de verklaringen van de slachtoffers en getuigen om deze feiten te onderbouwen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan belediging van politieambtenaren tijdens de uitoefening van hun functie, wat de rechtbank als ernstig beschouwde.
De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie had ook een tbs-maatregel met dwangverpleging gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.