ECLI:NL:RBNNE:2024:4264

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
LEE 23/5009
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van immateriële schadevergoeding in het kader van mijnbouwschade in Groningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van de immateriële schadevergoeding beoordeeld. Eiser had eerder een schadevergoeding van € 3.000,-- ontvangen van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) voor immateriële schade, maar was van mening dat dit bedrag onvoldoende was gezien de omstandigheden. Het IMG had op 18 november 2023 een herzien besluit genomen en een aanvullende vergoeding van € 2.000,-- toegekend, waardoor het totaalbedrag op € 5.000,-- kwam. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vond dat zijn situatie meer leed met zich meebracht en hij een vergoeding van minimaal € 10.000,-- redelijk achtte.

De rechtbank heeft de zaak op 18 september 2024 behandeld en beoordeeld of de toekenning van de schadevergoeding door het IMG juist was. De rechtbank concludeert dat het IMG een gestandaardiseerde methode hanteert voor het toekennen van immateriële schadevergoeding, waarbij rekening wordt gehouden met verschillende factoren zoals locatie, veiligheidssituatie, omvang van de fysieke schade en de duur van de schadeafhandeling. Eiser ontving vier punten voor veiligheid, wat het maximale aantal is, en de rechtbank oordeelt dat het bij de methode gehanteerde maximumbedrag van € 5.000,-- past binnen het civiele recht en de Nederlandse rechtspraak over smartengeld.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. De uitspraak is gedaan door mr. M.R. Gans en is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/5009

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, het IMG

(gemachtigde: mr. R.D. Langezaal en mr. R. Hoogeveen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de hoogte van het aan eiser toegekende bedrag aan immateriële schadevergoeding.
1.1.
Het IMG heeft met het besluit van 25 juni 2022 een bedrag van € 1.500,-- aan eiser toegekend voor immateriële schade. Het IMG heeft het bezwaar van eiser gegrond verklaard en met het besluit van 28 november 2022 een aanvullende vergoeding van
€ 1.500,-- toegekend. In totaal is aan eiser met de beslissing op bezwaar € 3.000,-- aan immateriële schadevergoeding toegekend.
1.2.
Op 18 november 2023 heeft het IMG, in verband met een verruiming van de regeling voor immateriële schadevergoeding, een herzien besluit genomen. In dit bestreden besluit is aan eiser een aanvullende vergoeding van € 2.000,-- toegekend. In totaal heeft eiser dus een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade toegekend gekregen. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingediend.
1.3.
Het IMG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het IMG.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de immateriële schade van eiser juist is beoordeeld door het IMG en die beoordeling niet heeft geleid tot onevenredige gevolgen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De vergoeding van immateriële schade ten gevolge van gaswinning kent zijn oorsprong in een civiele procedure. De Hoge Raad heeft daarbij gesteld dat de rechter kan oordelen dat de aard en ernst van de aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenis met zich meebrengt dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor bewoners van een bepaald gebied boven het Groningenveld zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen en dat de rechter daarbij aannemelijk kan achten dat de door deze aantasting in de persoon geleden schade voor deze bewoners ten minste een bepaald bedrag beloopt. Daarbij kan de aard en de ernst van aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenis en de gevolgen daarvan worden aangemerkt als aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het IMG heeft, gelet op het grote aantal aanvragen, een methode ontwikkeld waarbij de persoonsaantasting niet door de aanvrager hoeft te worden aangetoond, maar het IMG dit vaststelt en forfaitaire bedragen toekent.
Beoordeling immateriële schade door het IMG
5. Een aanvraag voor immateriële schade wordt door het IMG getoetst aan vier bouwstenen, te weten de locatie, de veiligheidssituatie, de omvang van de fysieke schade en de duur van de schadeafhandeling. Deze bouwstenen worden vervolgens onderverdeeld in situaties waaraan punten zijn verbonden van geen tot en met vier (bij locatie is het maximaal aantal punten twee). Hoe meer punten aan een aanvrager worden toegekend hoe hoger de uitkering per persoon wordt. Er kan geen vergoeding, € 1.500,--, € 3.000,-- of maximaal
€ 5.000,-- per persoon worden toegekend. Naast deze bouwstenen kan een aanvrager ervoor kiezen een Persoonlijke Impact Analyse (PIA) in te vullen. In sommige gevallen kan de uitkomst van de PIA het toe te kennen bedrag aan schadevergoeding corrigeren, met dien verstande dat het maximumbedrag € 5.000,-- blijft.
5.1.
De situatie van eiser is als volgt. De locatie van de woning van eiser levert één punt op. Voor veiligheid zijn vier punten toegekend. Voor de omvang van de schade en doorlooptijd zijn geen punten toegekend. Dit levert in totaal vijf punten op. Wat volgens het beleid van het IMG inhoudt dat er sprake is van een ‘persoonsaantasting’ en dat eiser in aanmerking komt voor een vergoeding voor immateriële schade van € 1.500,--. Eiser heeft eveneens een PIA ingevuld, waaruit naar voren komt dat hij ernstig leed heeft ervaren (profiel 3). Nu het cumulatieve gewicht van de aanwijzingen voor een persoonsaantasting op vijf punten uitkomt en de PIA op profiel 3 wordt volgens het beleid van het IMG de ‘persoonsaantasting’ aangepast naar een ‘ernstige persoonsaantasting’ waar een bedrag van
€ 3.000 voor wordt vergoed. Na een verruiming van de regeling voor immateriële schadevergoeding is, onder andere, in het beleid opgenomen dat mensen die te maken hebben met een versterkingsmaatregelen en sloop/nieuwbouw voor het hoogste bedrag
(€ 5.000,--) in aanmerking komen. Om die reden is met het bestreden besluit een aanvullend bedrag van € 2.000,-- aan eiser toegekend.
Standpunten van partijen
6. Eiser is het niet eens met het toegekende bedrag van € 5.000,--. Het sloop-nieuwbouw traject loopt al jaren en er komt maar geen duidelijkheid. Er is veel onzekerheid en de omgeving voelt niet meer veilig voor eiser, zijn kind en zijn broertjes die bij hem wonen. Daarnaast duurt de procedure voor de vergoeding van fysiek schade voor verschillende panden waar eiser (mede) eigenaar van is ook lang. Eiser is al jarenlang in conclaaf met het IMG en er is nog steeds geen duidelijkheid over het bedrag aan schadevergoeding. Eiser ondervindt veel last van de situatie en heeft net als veel mensen in zijn omgeving € 5.000,-- gekregen. Dit terwijl de mensen in zijn omgeving helemaal niet zoveel last hebben ervaren van de problematiek omtrent de mijnbouwactiviteiten. Eiser vindt daarom € 5.000,-- voor hem veel te weinig. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij minimaal een bedrag van € 10.000,-- redelijk vindt. Dit bedrag past bij het leed en de stress die hij ervaart en waar hij niet voor heeft gekozen.
7. Het IMG stelt dat er een passend bedrag aan eiser is toegekend. Zeker gelet op het feit dat er in Nederland in algemene zin terughoudend wordt omgegaan met toekenning van immateriële schadevergoeding. Het IMG hanteert een methode waarin standaardbedragen zijn opgenomen die ruimhartig zijn gelet op hoe wordt omgegaan met een vergoeding voor immateriële schade in Nederland. Eiser valt binnen de groep die bijzonder ernstig leed heeft ervaren, deze categorie reserveert het IMG binnen de methode voor de zwaarste gevallen. Dat eiser (mede) eigenaar is van meerder panden in het aardbevingsgebied, waar hij niet woonachtig is, kan niet worden meegewogen in de bepaling voor de immateriële schade. Daarbij valt eiser al in de hoogste categorie en heeft eiser reeds het daar bijbehorende bedrag toegekend gekregen.
8. Deze rechtbank heeft in meervoudige kamer reeds geoordeeld dat de methode die het IMG hanteert om de immateriële schade te begroten in beginsel passend is om in een groot aantal zaken deze schade vast te stellen. [1] Ook dat bij deze methode in beginsel een bedrag van maximaal € 5.000,-- kan worden toegekend past volgens de meervoudige kamer binnen de kaders van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het BW. Eiser heeft het maximumbedrag van € 5.000,-- toegekend gekregen. De vraag die voorligt is of de gevolgen van het hanteren van de gestandaardiseerde methode van het IMG voor eiser onevenredige gevolgen heeft.
8.1.
Binnen de methode wordt rekening gehouden met verschillende factoren waaronder de duur van de procedure en de veiligheid. Eiser heeft vier punten gekregen in de bouwsteen veiligheid, dit is het maximaal aantal punten dat te vergeven is voor dit onderdeel. Daarbij is eveneens de maximale vergoeding van € 5.000,-- reeds aan eiser toegekend. De rechtbank oordeelt dat het bij de methode gehanteerde maximumbedrag per persoon van € 5.000,-- past binnen het civiele recht en binnen de Nederlandse rechtspraak over smartengeld. Het gevoel van onveiligheid dat eiser ervaart is op zichzelf, zonder nadere onderbouwing, onvoldoende om af te wijken van de gestandaardiseerde methode. Zeker gelet op het feit dat het onderdeel veiligheid is meegewogen in de beoordeling en eiser heeft toegelicht dat het gevoel van onveiligheid mede wordt veroorzaakt door een gestelde verpaupering van de wijk waar eiser woont.
8.2.
De enkele stelling van eiser dat er eveneens € 5.000,-- is toegekend aan mensen die veel minder last van de situatie hebben ervaren dan eiser is onvoldoende om te oordelen dat het aan eiser toegekende bedrag onevenredig is en dat er afgeweken zou moeten worden van de gestandaardiseerde methode. Eiser heeft zijn stelling niet nader onderbouwd en geen stukken aangeleverd die zijn stelling ondersteunen.
8.3.
Ook in hetgeen eiser overigens aanvoert ziet de rechtbank geen reden om in dit geval te oordelen dat afgeweken had moeten worden van de methode en dat het toegekende bedrag niet passend is. Het beroep in ongegrond.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Gans, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 20 april 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1585.