ECLI:NL:RBNNE:2024:4263

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
LEE 23/4293
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van immateriële schadevergoeding door het Instituut Mijnbouwschade Groningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, enkelvoudige kamer, op 30 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van de immateriële schadevergoeding beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) voor schadevergoeding als gevolg van gaswinning. Het IMG had de aanvraag aanvankelijk afgewezen, maar na bezwaar werd een bedrag van € 1.500,-- toegekend. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de gestandaardiseerde methode van het IMG niet recht deed aan zijn individuele situatie. De rechtbank oordeelt dat er een individuele beoordeling heeft plaatsgevonden, maar dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat de gestandaardiseerde methode in zijn geval tot een onbillijke uitkomst zou leiden. De rechtbank bevestigt dat de methode van het IMG in overeenstemming is met het civiele recht en dat de toegepaste criteria voor schadevergoeding redelijk zijn. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van het IMG in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/4293

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. B.P. Koster),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, het IMG

(gemachtigde: R.D. Langezaal en mr. R. Hoogeveen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de hoogte van het bedrag aan immateriële schade dat aan eiser is toegekend.
1.1.
Het IMG heeft de aanvraag voor immateriële schade met het besluit van 25 maart 2023 afgewezen. Met het besluit van 29 augustus 2023 op het bezwaar van eiser is het IMG bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Het IMG heeft op 7 oktober 2023 een herzien besluit genomen waarmee een bedrag van € 1.500,-- aan immateriële schade aan eiser is toegekend.
1.2.
Het IMG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van het IMG deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de beoordeling van de immateriële schade van eiser door het IMG juist is geweest en dit niet leidt tot onevenredige gevolgen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De vergoeding van immateriële schade ten gevolge van gaswinning kent zijn oorsprong in een civiele procedure. De Hoge Raad heeft daarbij gesteld dat de rechter kan oordelen dat de aard en ernst van de aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenis met zich meebrengt dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor bewoners van een bepaald gebied boven het Groningenveld zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen en dat de rechter daarbij aannemelijk kan achten dat de door deze aantasting in de persoon geleden schade voor deze bewoners ten minste een bepaald bedrag beloopt. Daarbij kan de aard en de ernst van aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenis en de gevolgen daarvan worden aangemerkt als aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het IMG heeft, gelet op het grote aantal aanvragen, een methode ontwikkeld waarbij de persoonsaantasting niet door de aanvrager hoeft te worden aangetoond, maar het IMG dit vaststelt en forfaitaire bedragen toekent.
Beoordeling immateriële schade door het IMG
5. Een aanvraag voor immateriële schade wordt door het IMG getoetst aan vier bouwstenen, te weten de locatie, de veiligheidssituatie, de omvang van de fysieke schade en de duur van de schadeafhandeling. Deze bouwstenen worden vervolgens onderverdeeld in situaties waaraan punten zijn verbonden van geen tot en met vier (bij locatie is het maximaal aantal punten twee). Hoe meer punten aan een aanvrager worden toegekend hoe hoger de uitkering per persoon wordt. Er kan geen vergoeding, € 1.500,--, € 3.000,-- of maximaal
€ 5.000,-- per persoon worden toegekend. Naast deze bouwstenen kan een aanvrager ervoor kiezen een Persoonlijke Impact Analyse (PIA) in te vullen. In sommige gevallen kan de uitkomst van de PIA het toe te kennen bedrag aan schadevergoeding corrigeren, met dien verstande dat het maximumbedrag € 5.000,-- blijft.
5.1.
Het tweede lid van artikel 4.1a van de procedure en werkwijze [1] bepaalt dat het IMG in afwijking van de gestandaardiseerde methode een aanvraag beoordeelt aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval, indien de aanvrager in zijn aanvraag of anderszins voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag stelt dat een correcte toepassing van de gestandaardiseerde methode naar zijn oordeel tot onvoldoende schadevergoeding zou leiden.
5.2.
De situatie van eiser is als volgt. De locatie van de woning van eiseres levert één punt op. Voor veiligheid en doorlooptijd zijn geen punten toegekend. Voor de omvang van de schade is ook één punt toegekend. Dit levert in totaal twee punten op. Wat volgens het beleid van het IMG inhoudt dat eiser niet in aanmerking komt voor een vergoeding voor immateriële schade. Eiser heeft eveneens een PIA ingevuld, waaruit naar voren komt dat hij bijzonder ernstig leed heeft ervaren (profiel 4). Nu het cumulatieve gewicht van de aanwijzingen voor een persoonsaantasting op twee punten uitkomt, kan de uitkomst van de PIA, op grond van het beleid van het IMG, geen verandering brengen in de hoogte van het toegekende bedrag. Pas vanaf drie punten, in combinatie met een profiel 2, 3 of 4 uit de PIA, is een correctie, en dus een vergoeding mogelijk. Door een verruiming van de regeling voor de vergoeding van immateriële schade is onder andere het bedrag dat binnen een huishouden wordt toegekend gelijkgetrokken. Omdat er binnen het huishouden van eiser een bedrag van € 1.500,- is toegekend, is dit bedrag ook aan eiser toegekend.
Standpunten eiser
6. Eiser is het niet eens met hoe de bezwaarprocedure is verlopen. De termijn waarbinnen het IMG een besluit moest nemen is zonder instemming van eiser verlengd. Door deze handelswijze voelt eiser zich niet gehoord. Daarnaast kan eiser zich vinden in de gestandaardiseerde methode van het IMG, maar meent eiser dat er in zijn geval afgeweken had moeten worden van de gestandaardiseerde methode. In artikel 4.1, derde lid, van de procedure en werkwijze is opgenomen dat er een individuele beoordeling plaatsvindt als iemand stelt dat de gestandaardiseerde methode tot onvoldoende vergoeding zou leiden. In de toelichting is opgenomen dat eerst aannemelijk gemaakt moet worden dat er aanleiding is voor een individuele beoordeling. Dit is volgens eiser een extra drempel die niet in de regeling zelf staat. Een toelichting kan geen beperkende werking hebben. Nadat door eiser was gesteld dat de methode tot onvoldoende vergoeding zou leiden had een individuele beoordeling moeten plaatsvinden. Eiser vult aan dat de individuele beoordeling inhoud dat er moet worden teruggevallen op de gewone regels van het civielrecht. Daarbij benoemt eiser dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (het Hof) bij twee toegekende schademeldingen overgaat tot vergoeding van een bedrag van € 2.500,--, dit is het minimaal toe te kennen bedrag. Omdat de gestandaardiseerde methode niet geldt in het geval van eiser geldt het civiele recht en moet het minimale bedrag ook € 2.500,-- zijn.
Beoordeling door de rechtbank
7. Deze rechtbank heeft in meervoudige kamer reeds geoordeeld dat de methode die het IMG hanteert om de immateriële schade te begroten in beginsel passend is om in een groot aantal zaken deze schade vast te stellen. [2] Daarnaast is door deze rechtbank in meervoudige kamer geoordeeld dat het IMG terecht niet de methode van het Hof toepast. Het is in het belang van diegenen die door de mijnbouwactiviteiten in hun persoon zijn aangetast, dat hun immaterieel geleden schade binnen afzienbare termijn wordt begroot en uitgekeerd. Een methode die én grote aantallen kan verwerken én middels bouwstenen rekening houdt met locatie, veiligheid, fysieke schade, schadeafhandeling en (middels een PIA met) het ervaren leed is daartoe een geschikte en passende methode. [3]
7.1.
De rechtbank stelt vast dat de gestandaardiseerde methode door eiser niet wordt betwist. De stelling van eiser dat in zijn geval moet worden afgeweken van de gestandaardiseerde methode volgt de rechtbank niet. De rechtbank is met het IMG van oordeel dat de vastgestelde methode in overeenstemming is met het civiele recht en dat de wijze waarop daarmee de immateriële schade wordt begroot redelijk en aanvaardbaar is, alsmede voldoende ruimhartig. Eiser is gehoord en er heeft een individuele beoordeling plaatsgevonden. Dit heeft echter niet geleid tot een afwijking van de gestandaardiseerde methode. De enkele stelling van eiser dat wel afgeweken moet worden is onvoldoende. Eiser heeft niets, of in ieder geval onvoldoende, aangevoerd waarom in zijn geval toepassing van de gestandaardiseerde methode zou leiden tot een onbillijke uitkomst. Het beroep slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Gans, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Deze bepaling is ongeveer gelijk aan het oude artikel 4.1 van de procedure en werkwijze waar eiser naar verwijst.
2.Uitspraak van 20 april 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1585.
3.Uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:4941.