ECLI:NL:RBNNE:2024:4211

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
18-341701-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid na brandstichting door psychotische belevingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die beschuldigd werd van brandstichting. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde feit niet aan hem kon worden toegerekend. De verdachte leed ten tijde van de brand aan een psychische stoornis, wat leidde tot psychotische belevingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig werd beheerst door deze stoornis en dat hij geen controle had over zijn handelen.

De brand vond plaats op 27 december 2023 in een woning in Leeuwarden, waar de verdachte handdoeken in brand stak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen was, maar dat de verdachte niet strafbaar was vanwege zijn psychische toestand. De rechtbank heeft ook besloten om ambtshalve een zorgmachtiging te verlenen, omdat verplichte zorg noodzakelijk werd geacht.

De rechtbank heeft de conclusies van deskundigen overgenomen, die stelden dat de verdachte leed aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) met psychotische kenmerken. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden afgewezen, omdat deze niet proportioneel werd geacht. In plaats daarvan werd gekozen voor een zorgmachtiging, waarmee de verdachte de nodige behandeling kan krijgen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18.341701.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 september 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 december 2023 in een woning aan de [adres] te Leeuwarden,
althans te Leeuwarden opzettelijk brand heeft gesticht door een of meerdere handdoeken en/of vaatdoeken, althans textiel, welke aan een in de keuken van die woning aanwezige (keuken)kast hingen, in de brand te steken met een aansteker, althans in aanraking heeft gebracht met (open) vuur, terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de door hem gehuurde portiekwoning aan de [adres] (van verhuurder [instantie] ) en/of voor andere in de woning aanwezige goederen en/of voor de omliggende portiekwoningen in hetzelfde complex, en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten zijn in de
woning en/of nabij de woning aanwezige vriendin [slachtoffer] en/of de aanwezigen in de omliggende portiekwoningen in hetzelfde complex te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, voor zover dit betreft het onderdeel te duchten levensgevaar voor een ander. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier erg summier is en dat de omvang van de brand beperkt is gebleven (de brand is niet uitgeslagen naar andere woningen), zodat er in deze situatie geen levensgevaar heeft bestaan voor personen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 december 2023, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023343378 d.d. 28 december 2023, inhoudend als verklaring van [naam] :
Op 27 december 2023 is er brand gesticht in een woning aan de [adres] te Leeuwarden. Ik doe namens [instantie] aangifte. De woning betreft een portiekwoning.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 28 december 2023, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik ben de vriendin van [verdachte] . Vandaag belde [verdachte] aan bij de woning aan de [adres] . Ik zag dat hij een aansteker pakte. Ik zag dat hij met de aansteker onder de hangende handdoeken in de keuken vuur begon te maken. Ik zag dat hij de handdoeken in vlam zette met die aansteker. Op een gegeven moment zag ik dat hij weer vuur wilde aansteken en op het kantelpunt zat om zich tegen mij te keren. Ik heb er daarop voor gekozen om met de kat de woning uit te vluchten. Ik ben in de portiek gaan staan zodat ik zicht op hem kon houden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 januari 2024, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Tijdens de brand en afhandeling is er daadwerkelijk gevaar geweest voor ons
verbalisanten en omwonenden in het appartementencomplex. De woning stond vol met rook. Er was zichtbaar brand in de keuken. Ik zag dat er een vrouw de trap af liep. Vanaf
ons dienstvoertuig had ik zicht op de ramen van de appartementen in het appartementencomplex. Ik zag dat er een man voor het raam stond naast het appartement
van verdachte. Ik zag dat er bij meerdere woningen licht brandde. Ik zag dat er rechtsboven het appartement van verdachte een vrouw voor het raam stond.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 27 december 2023, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Wij zagen dat er donkere rook door de deur naar buiten ging. Wij zagen dat er een oranje gloed in de keuken aanwezig was. Wij zagen dat er hier handdoeken in de brand stonden, wij zagen namelijk vlammen tot ongeveer kniehoogte. Wij zagen dat de vlammen tegen het
keukenkastje aansloegen. Wij zagen dat het kastje aan het zwart blakeren was. Wij zagen dat er achter deze brand een manspersoon stond.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 december 2023, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van de verdachte:
Toen ik de brand aanstak stond Satan bij mij. Ik besef dat de brand naar de naastgelegen woningen over had kunnen slaan en hierbij gewonden of misschien wel doden hadden kunnen vallen.
Nadere bewijsoverweging
De rechtbank leidt uit bovenstaande bewijsmiddelen af dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht door handdoeken in de keuken van zijn woning in brand te steken.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat door het handelen van de verdachte gevaar voor goederen te duchten was. Indien de politie niet tijdig was gewaarschuwd en de brand had geblust, kon de brand namelijk verder uitslaan in de woning van de verdachte en naar de naastgelegen woningen.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, ook van oordeel dat sprake is geweest van te duchten levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is hiervoor vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dit levensgevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest.1 Uit de bewijsmiddelen blijkt onder meer het volgende. De woning van de verdachte stond vol met rook toen de verbalisanten hem wilden ophalen en de vlammen waren zichtbaar aanwezig in de keuken. Uit de foto's van de schade blijkt dat er meerdere spullen in de keuken lagen waar het vuur op over had kunnen slaan. Daarnaast vond de brand plaats in
een portiekwoning, waardoor er risico bestond dat de brand oversloeg naar omringende woningen. Dat er op het moment van de brand in de omringende woningen mensen thuis waren blijkt uit het feit dat er in meerdere woningen licht brandde, dat de bovenbuurvrouw de trap af kwam voordat de verbalisant de woning van de verdachte wilde betreden en dat er een man voor het raam stond naast het appartement van de verdachte. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het in de onderhavige zaak naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat als gevolg van de brand levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
De rechtbank zal het verweer van de raadsman dan ook verwerpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 27 december 2023 in een woning aan de [adres] te Leeuwarden
opzettelijk brand heeft gesticht door handdoeken in brand te steken met een aansteker terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de door hem gehuurde portiekwoning aan de [adres] (van verhuurder [instantie] ) en voor andere in de woning aanwezige goederen en voor de omliggende portiekwoningen in hetzelfde complex en
  • levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten zijn in de woning en nabij de woning aanwezige vriendin [slachtoffer] en de aanwezigen in de omliggende portiekwoningen in hetzelfde complex te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het hem niet kan worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft eveneens gepleit tot ontslag van rechtsvervolging van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid, moet sprake zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van verdachte. Deze stoornis moet aanwezig zijn geweest op het moment van het bewezenverklaarde. Ook moet er een causaal verband zijn tussen de stoornis en het bewezen verklaarde. Bovendien moet die stoornis zodanig zijn, dat zij aan de toerekening van het feit aan verdachte in de weg staat.
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op het Pro Justitia-rapport van 11 april 2024, opgemaakt door K.N. Broek, psychiater, en D.B. Wisman, Gz-psycholoog. De deskundigen concluderen dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een PTSS met herbelevingen en dissociatieve symptomen, en met secundaire psychotische kenmerken in de vorm van akoestische en visuele hallucinaties. Ten tijde van het tenlastegelegde feit had de verdachte een psychotisch toestandsbeeld met akoestische hallucinaties. Hij kreeg de opdracht van stemmen in zijn hoofd om brand te stichten in zijn huis. Door het verminderde bewustzijn had hij geen zelfcontrole meer en hij kwam pas uit de psychotische toestand toen politieagenten hem uit zijn huis trokken. Het advies van de deskundigen is om de tenlastegelegde brandstichting niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de deskundigen dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een psychische stoornis en volledig werd beheerst door de uit deze stoornis voortvloeiende psychotische belevingen en neemt deze conclusies over. Dat brengt mee dat het bewezen verklaarde naar het oordeel van de rechtbank aan verdachte niet kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Beoordeling

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden zal worden opgelegd met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De officier van justitie vordert voorts oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Tevens heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd van deze maatregelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden disproportioneel is. In zijn hoedanigheid van advocaat van betrokkene in de civiele procedure heeft hij aangevoerd dat er voldoende aanknopingspunten zijn om ondanks de beëindiging van de voorbereiding van de verzoekschriftprocedure, alsnog een zorgmachtiging af te geven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het Pro Justitia-rapport van 11 april 2024, de reclasseringsrapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 20 februari 2024, waaruit naar voren komt dat de verdachte de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor strafbare feiten.
Zoals hiervoor is overwogen is de bewezenverklaarde brandstichting niet aan verdachte toe te rekenen, omdat hij bij het plegen daarvan verkeerde in een psychose en op grond daarvan ontoerekeningsvatbaar is verklaard. De klinische inschatting van onderzoekers is dat het risico op recidive afhangt van zijn toestandsbeeld. Als hij vanuit zijn PTSS in een psychotische toestand terechtkomt en akoestische hallucinaties krijgt, zal hij geen grip meer hebben op zijn handelen en kan hij gevaarlijk gedrag vertonen voor zichzelf en voor anderen. Zolang zijn trauma's onbehandeld zijn is het risico op recidive hoog.
Risicofactoren om weer in een psychotische toestand te raken zijn stress door herbelevingen, overschatting van de eigen draagkracht, slaaptekort en ervaren van afwijzing. Volgens de onderzoekers biedt een zorgmachtiging voldoende garantie voor behandeling en begeleiding en is een hoger beveiligingsniveau niet noodzakelijk. 2 De reclassering heeft in opdracht van de rechtbank de mogelijkheden van een tbs-maatregel met voorwaarden onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat zij daarvoor mogelijkheden ziet, omdat verdachte bereid is aan alle voorwaarden mee te werken.
Ter zitting heeft waarnemend geneesheer-directeur mevrouw E.C.M. de Jong aangevoerd dat trauma's uit het verleden van de verdachte de kern van zijn problematiek vormen en dat behandeling hierop gericht moet zijn. Alhoewel verdachte zeer gemotiveerd is wordt een zorgmachtiging door haar niet doelmatig geacht, omdat het anders dan bij een tbs-maatregel niet mogelijk is om traumabehandeling in een gedwongen kader te laten plaatsvinden. 3 Ook is gebleken uit het verleden dat het verplichte zorg eerder contra-geïndiceerd is voor verdachte, omdat dit de regie bij hem wegnam en leidde tot verergering van zijn klachten. Daarbij heeft zij ter zitting opgemerkt dat de gesprekken met de verdachte dateren van mei 2024, zodat de situatie wellicht dusdanig is veranderd dat de verdachte bereid is om zich voor honderd procent in te zetten voor de traumabehandeling, waardoor deze misschien wel kan slagen.
Tbs-maatregel versus zorgmachtiging
Het is aan de rechter om in zaken zoals deze een integrale afweging te maken tussen straf en zorg. De rechtbank is van oordeel dat de algemene veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen niet de terbeschikkingstelling van de verdachte eisen. De rechtbank acht alles afwegende de gevorderde tbs-maatregel met voorwaarden niet proportioneel en daarmee niet aan de orde.
In het kader van de strafrechtelijke procedure is de rechtbank bevoegd om - al dan niet ambtshalve4 - een zorgmachtiging af te geven (artikel 2.3 Wet forensische zorg). Indien de rechtbank overweegt om een
zorgmachtiging af te geven, dient de rechtbank de officier van justitie te verzoeken om een verzoekschrift voor te bereiden overeenkomstig hoofdstuk 5 van de Wvggz (artikel 5:19, tweede lid Wvggz). De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie daartoe voorbereidingen heeft gestart, maar uiteindelijk geen verzoekschrift voor een zorgmachtiging heeft ingediend ex artikel 5:17, eerste lid van de Wvggz.
Vervolgens is dan de vraag aan de orde of de rechtbank desalniettemin ambtshalve een zorgmachtiging wil verlenen. Die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend.
Een zorgmachtiging kan worden verleend indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast dient te zijn voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, inhoudende kort gezegd geen mogelijkheid tot vrijwillige zorg, subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid (artikel 3:3 Wvggz). Tevens dient de rechtbank te beoordelen of is voldaan aan een van de doelen van verplichte zorg (art. 3:4 onder b t/m e Wvggz). Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het Pro Justitia-rapport van 11 april 2024 worden vastgesteld dat bij de betrokkene sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een PTSS met herbelevingen en dissociatieve symptomen, en met secundaire psychotische kenmerken in de vorm van akoestische en visuele hallucinaties. De rechtbank merkt op dat voornoemd Pro Justitia-rapport voor zover inhoudende de bevindingen van psychiater K.N. Broek kan worden aangemerkt als een medische verklaring als bedoeld in hoofdstuk 5 paragraaf 3 van de Wvggz, nu dit rapport in zoverre voldoet aan de vereisten van artikel 5:7 Wvggz. Uit de medische verklaring volgt dat als gevolg van deze stoornis van de verdachte uit zijn gedrag ernstig nadeel voortvloeit, ten aanzien waarvan het nodig is om zorg te verlenen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen de deskundigen over de verdachte hebben gerapporteerd, een intensieve op de persoon van de verdachte gerichte traumabehandeling in combinatie met de zeer gemotiveerde instelling van de verdachte niet op voorhand als kansloos kan worden beschouwd, mits deze in de juiste setting kan worden gerealiseerd.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat aanleiding bestaat om van haar ambtshalve bevoegdheid tot het verlenen van een zorgmachtiging gebruik te maken, omdat de rechtbank verplichte zorg aangewezen acht. In een separate beschikking zal de rechtbank dan ook ambtshalve een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, Wfz verlenen.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.T. Kooistra, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechters, bijgestaan door mr. S.J. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2024.
Mr. Dantuma-Hieronymus en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Zie onder andere het arrest van de Hoge Raad op 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG1653.
2 Pro Justitia-rapport van 11 april 2024.
3 Een tbs-maatregel met voorwaarden kan, indien de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt,
omgezet worden naar een tbs-maatregel met dwangverpleging.
4 Zie in dit verband ook het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2021, waarin de vraag centraal stond of de
rechter ambtshalve een zorgmachtiging kan verlenen als de officier van justitie daarvoor heeft besloten af te zien van een daartoe strekkend verzoek (ECLI:NL:HR:2021:534).