ECLI:NL:RBNNE:2024:4204

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
18-037599-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor meerdere gewapende overvallen en andere strafbare feiten

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks ernstige strafbare feiten, waaronder drie gewapende overvallen, het teweegbrengen van een ontploffing, een inbraak, vernieling en openlijke geweldpleging. De verdachte, geboren in 2008, werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 260 dagen, gelijk aan het voorarrest, en de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, een grove inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van de slachtoffers. De feiten zijn gepleegd in wisselende samenstellingen en met gebruik van geweld, waarbij de slachtoffers vaak in een kwetsbare positie verkeerden.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte heeft een patroon van crimineel gedrag vertoond, waarbij hij in korte tijd meerdere ernstige delicten heeft gepleegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan verschillende stoornissen, en heeft geconcludeerd dat intensieve behandeling noodzakelijk is. De PIJ-maatregel is opgelegd om de verdachte de kans te geven zich te rehabiliteren en te werken aan zijn toekomst.

De rechtbank heeft daarnaast vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade die hij heeft veroorzaakt. De vorderingen omvatten zowel materiële als immateriële schade, en de rechtbank heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd om ervoor te zorgen dat de slachtoffers worden gecompenseerd voor hun geleden schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/037599-24
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/319561-23, 18/006434-24 & 18-158651-24 vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/141384-22 & 05/158163-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] ,
[adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 oktober 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door officier van justitie
mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/037599-24, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] ((/) [bedrijf 1] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (die) [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) met geheel of deels gemaskerd(e)/bedekt(e) gezicht(en) en/of met (een) mes(sen) de [bedrijf 1] te betreden en/of binnen te dringen/komen/gaan en/of (vervolgens) aan (die) [slachtoffer 1] toe te voegen: “Dit is een overval, dit is echt, dit is geen grapje” en/of “waar is het geld, waar is het geld”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of (daarbij) met een mes (gericht) op (die) [slachtoffer 1] af te lopen en/of dat/een mes in de richting van en/of recht voor het gezicht, althans het lichaam, van (die) [slachtoffer 1] te houden/tonen;
2.
hij op of omstreeks 29 december 2023 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (geld en/of) sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) met (een) geheel of deels gemaskerd(e)/bedekt(e) gezicht(en) en/of met (een) mes(sen) de winkel te betreden en/of die/dat mes(sen) tevoorschijn te halen en/of te tonen en/of in de richting van (het gezicht van) die [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden en/of aan die [slachtoffer 2] toe te voegen: “Geld, nu. Niet zo langzaam, sneller” en/of “Hier met dat geld!“ en/of dat zij, die [slachtoffer 2] , de kassa open moest maken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 29 december 2023 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (en/of sigaretten), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] en/of een derde toebehoorde(n) door
(- zakelijk weergegeven -) met (een) geheel of deels gemaskerd(e)/bedekt(e) gezicht(en) en/of met (een) mes(sen) de winkel te betreden en/of die/dat mes(sen) tevoorschijn te halen en/of te tonen en/of in de richting van (het gezicht van) die [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden en/of aan die [slachtoffer 2] toe te voegen: “Geld, nu. Niet zo langzaam, sneller” en/of “Hier met dat geld!” en/of dat zij, die [slachtoffer 2] , de kassa open moest maken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 23 januari 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer (post)pakket(ten) (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan “ [bedrijf 3] ” en/of [slachtoffer 3] en/of (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen pakket(ten)/goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
en/of
hij op of omstreeks 23 januari 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een) deur(en) en/of kozijn(en) (van de hal (bij de vooringang) en/of van de nooduitgang en/of de wasruimte), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 13 januari 2024 te [adres] , gemeente Leeuwarden, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee (met inhoud en/of geld) en/of een of meer bankpas(sen) en/of (een doosje met) een gouden ketting en/of overige sieraden (zilveren oorbellen en/of een speldje), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en / of zijn mededader(s) toebehoorde (n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) met geheel of deels gemaskerde/bedekte gezicht(en) en/of met (een) (op een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) de woning en/of (vervolgens) de slaapkamer van die [slachtoffer 4] te betreden en/of binnen te dringen/gaan en/of die [slachtoffer 4] vast te pakken en/of uit haar bed te trekken en/of een (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 4] te richten en/of gericht te houden en/of (meermalen) aan die [slachtoffer 4] toe te voegen: “geld, goud” en/of “Ik wil geld, ik wil goud. Ik weet dat je goud hebt” en/of “Waar is je tas(!)” en/of “Bankpas en pincode(!)” en/of “Je gaat mee, je gaat mee” en/of “naar boven jij en blijven jij”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 13 januari 2024 te [adres] , gemeente Leeuwarden, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van (een portemonnee (met inhoud en/of geld) en/of) een of meer bankpas(sen) (en/of (een doosje met) een gouden ketting en/of overige sieraden (zilveren oorbellen en/of een speldje)), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] en/of een derde toebehoorde(n) door (- zakelijk weergegeven -) met geheel of deels gemaskerde/bedekte gezicht(en) en/of met (een) (op een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) de woning en/of (vervolgens) de slaapkamer van die [slachtoffer 4] te betreden en/of binnen te dringen/gaan en/of die [slachtoffer 4] vast te pakken en/of uit haar bed te trekken en/of een (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 4] te richten en/of gericht te houden en/of (meermalen) aan die [slachtoffer 4] toe te voegen: “geld, goud” en/of “Ik wil geld, ik wil goud. Ik weet dat je goud hebt” en/of “Waar is je tas(!)” en/of “Bankpas en pincode(!)” en/of “Je gaat mee, je gaat mee” en/of “naar boven jij en blijven jij”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/319561-23 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 december 2023 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of pannen en/of een handdoekdispenser en/of een keukenkast, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/006434-24 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 november 2023 te Groningen, althans in de gemeente Groningen, althans in Nederland, openlijk, te weten, [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] door die [slachtoffer 5] te slaan en/of te stompen en/of (stevig) bij de nek en/of keel beet te pakken en/of te duwen (tengevolge waarvan die [slachtoffer 5] in het water terecht is gekomen);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 november 2023 te Groningen, althans in de gemeente Groningen, althahns in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 5] heeft mishandeld door die [slachtoffer 5] te slaan en/of te stompen en/of (stevig) bij de nek en/of keel te pakken en/of te duwen (tengevolge waarvan die [slachtoffer 5] in het water terecht is gekomen).
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/158651-24 ten laste gelegd dat:
1. ​
hij op of omstreeks 11 november 2023 tussen 05.00 uur en 05.11 uur, althans gedurende een voor de nachtrust bestemde tijd, te [adres] , gemeente Waadhoeke, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht door bij de woning [adres] , in gebruik bij en/of eigendom van [slachtoffer 6] en/of diens gezin ( [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] ), een (vuurwerk)bom, type Super Cobra6 (merk Di Blasio Elio), althans een stuk (zwaar) vuurwerk met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of deze (vervolgens)door de brievenbus van genoemde woning te duwen en/of neer te leggen en/of te gooien en/of (vervolgens) waardoor en/of waarna deze vuurwerkbom, althans deze Super Cobra6 (aldaar) tot ontploffing kwam en/of ten gevolge waarvan meerdere ruiten van de voordeur van en/of de tussendeur in genoemde woning gebroken zijn en/of de tussendeur uit de sponning is gebarsten/gesprongen en/of het plafond in de hal (deels) naar beneden is gevallen en/of gekomen en/of de deurmat achter de voordeur vlam vatte en/of geschroeid is en/of een gat in deze deurmat is ontstaan en/of de parketvloer in de hal is beschadigd en/of de deur van de meterkast door de kracht van de ontploffing open is gegaan en/of de woning hierdoor tijdelijk van stroom was verstoken en/of door welke ontploffing en/of brand een enorme rookontwikkeling in de hal en/of overloop van genoemde woning ontstond, althans bovengenoemde goederen is/zijn verbrand en/of ontploft, althans door de kracht van de ontploffing stuk zijn gegaan, terwijl daarvan
  • levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, althans voor anderen te duchten was, te weten gevaar voor één of meer personen welke aanwezig waren in de woning en aldaar lagen te slapen, althans aanwezig waren en/of
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning [adres] en/of in dat pand aanwezige goederen en/of naastgelegen panden en/of woningen en/of de in die panden en/of woning(en)aanwezige goederen, te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor alle ten laste gelegde feiten gevorderd.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het feit in de zaak met parketnummer 18/006434-24 heeft de officier van justitie aangevoerd dat het slachtoffer in het water is geduwd.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat een bewezenverklaring -kortgezegd- de volgende kwalificaties oplevert.
Parketnummer 18/037599-24
Feit 1: diefstal met geweld en in vereniging; Feit 2,
ten aanzien van de sigaretten: diefstal met geweld en in vereniging, en ten aanzien van het geld: afpersing in vereniging;
Feit 3: diefstal door middel van braak en in vereniging; Feit 4,
ten aanzien van de portemonnee, de bankpas van de Rabobank en de sieraden: diefstal met geweld en in vereniging, en
ten aanzien van de bankpas van de ING: afpersing in vereniging.
Parketnummer 18/319561-23
Feit 1: vernieling.
Parketnummer 18/006434-24
Feit 1 primair: openlijke geweldpleging.
Parketnummer 18/158651-24
Feit 1: medeplegen van het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Volgens de officier van justitie was zwaar lichamelijk letsel te duchten, omdat de knal voor gehoorschade had kunnen zorgen en er glas heeft rondgevlogen dat tegen personen had kunnen aankomen of waarin zij hadden kunnen gaan staan.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een bewezenverklaring en de kwalificatie daarvan het volgende betoogd.
Parketnummer 18/037599-24
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 1, 2, 3 en 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van de kwalificatie van feit 2 en feit 4 aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Parketnummer 18/319561-23
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 18/006434-24
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een bewezenverklaring van dit feit het gedeelte dat ziet op het in het water duwen van het slachtoffer weg te strepen, omdat zowel verdachte als zijn medeverdachte als getuige [getuige] verklaren dat het slachtoffer zelf in het water is gelopen.
Parketnummer 18/158651-24
De raadsvrouw heeft verzocht om partiële vrijspraak van dit feit. De raadsvrouw heeft niet betwist dat het handelen van verdachte heeft geleid tot gemeen gevaar voor goederen. Wel wordt door de verdediging betwist dat door het handelen van verdachte levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te
duchten is geweest. Van de vereiste voorzienbaarheid van dat gevaar was namelijk geen sprake, omdat er geen personen in de nabijheid van de ontploffing zijn geweest. Tijdens de ontploffing brandde er geen licht in de woning en lagen de bewoners op de bovenverdieping te slapen.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
De rechtbank volgt de verweren van de raadsvrouw voor wat betreft het feit in de zaak met parketnummer 18/006434-24 en het feit in de zaak met parketnummer 18/158651-24. Daarbij vindt de rechtbank ten aanzien van feit 4 in de zaak met parketnummer 18/037599-24 niet bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft vastgepakt en uit het bed heeft getrokken. Verdachte heeft dit ontkend en het slachtoffer heeft hier niet eenduidig over verklaard.
De rechtbank overweegt in het bijzonder ten aanzien van het feit in de zaak met parketnummer 18/158651-24 als volgt.
In artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht is onder meer het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, strafbaar gesteld. Voordat de rechtbank zodanig gevaar aanneemt, moet zij op basis van de bewijsmiddelen kunnen vaststellen dat dit levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Van die vereiste voorzienbaarheid zal in de regel geen sprake zijn indien zich ten tijde van de ontploffing geen personen in de nabijheid bevonden (vgl. HR 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG1653 en HR 21 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:230).
De rechtbank is het met de raadsvrouw eens dat het in deze zaak naar algemene ervaringsregels niet voorzienbaar was dat iemand in de gang achter de voordeur aanwezig zou zijn. Immers kon er geen activiteit worden waargenomen bij de voordeur rond het moment van de ontploffing, omdat de drie aanwezige personen in de woning op de bovenverdieping lagen te slapen. Gelet op het tijdstip (05:00 uur) was te verwachten dat de bewoners boven aan het slapen waren. Er brandde ook geen licht in het huis. Uit de processen-verbaal van de forensische opsporing blijkt dat pas dodelijk of zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan wanneer een persoon zich in de nabije omgeving van de ontploffing bevindt. De rechtbank overweegt dat deze situatie zich niet heeft voorgedaan en dat het dossier verder geen aanwijzingen biedt waaruit kan worden afgeleid dat voorzienbaar was dat iemand in de directe nabijheid van de voordeur aanwezig was. Dat er anderszins gevaar voor personen was, bijvoorbeeld doordat de vuurwerkbom tot brand had kunnen leiden, blijkt niet uit het dossier en is ook niet aannemelijk geworden.
De rechtbank concludeert dan ook dat het levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel niet te duchten was en spreekt verdachte van dit onderdeel vrij.
Bewijs
De rechtbank acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank volgt grotendeels de door de officier van justitie voorgestelde kwalificaties van het bewezenverklaarde, maar wijkt op drie punten af. De rechtbank komt allereerst tot een andere kwalificatie van feit 3 in de zaak met parketnummer 18/037599-24, omdat de cumulatief ten laste gelegde vernieling ook wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank wijkt af bij het feit in de zaak met parketnummer 18/158651-24, omdat de rechtbank van oordeel is dat slechts sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de overvallen op [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en de woning van [slachtoffer 4] geen diefstallen met geweld opleveren, maar diefstallen met
bedreigingmet geweld, omdat de slachtoffers niet zijn aangeraakt.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
In de zaak met parketnummer 18/037599-24
Feit 1
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 februari 2024, opgenomen op pagina 83 e.v. van het dossier van Districtsrecherche Fryslân, Eenheid Noord-Nederland, met onderzoeksnaam Raleigh en -nummer NN1R024015 d.d. 26 augustus 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
Feit 2
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 december 2023, opgenomen op pagina 319 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 29 december 2023, opgenomen op pagina 336 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] :
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 29 december 2023, opgenomen op pagina 354 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] .
Feit 3
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 januari 2024, opgenomen op pagina 443 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] , namens [bedrijf 3] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2024, opgenomen op pagina 477 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Feit 4
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 januari 2024, opgenomen op pagina 23 e.v. van het dossier van Districtsrecherche Fryslân, Eenheid Noord-Nederland, met onderzoeksnaam Nashville en -nummer N1R024002 d.d. 17 juni 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] .
In de zaak met parketnummer 18/319561-23
Feit 1
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 december 2023, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023321041 d.d. 1 december 2023, inhoudend de verklaring van [naam] , namens [bedrijf 4] .
In de zaak met parketnummer 18/006434-24
Feit 1 primair
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 november 2023, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023295426 d.d. 30 november 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] .
In de zaak met parketnummer 18/158651-24
Feit 1
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 november 2023, opgenomen op pagina 135 e.v. van het dossier van Districtsrecherche Fryslân, Eenheid Noord- Nederland, met onderzoeksnaam Toba en -nummer NN1R023124 d.d. 22 juli 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2023, opgenomen op pagina 173 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres] )
d.d. 10 juli 2024, opgenomen op pagina 323 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek naar in beslag genomen sporen afkomstig van vuurwerk d.d. 15 november 2023, opgenomen op pagina 335 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1, 2, 3 en 4 in de zaak met parketnummer 18/037599-24, het feit in de zaak met parketnummer 18/319561-23, het primaire feit in de zaak met parketnummer 18/006434-24 en het feit in de zaak met parketnummer 18/158651-24 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/037599-24 Feit 1
hij op 30 januari 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander geld dat aan [slachtoffer 1]
/ [bedrijf 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] gepleegd, met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door -zakelijk weergegeven- met gemaskerde gezichten en met messen de [bedrijf 1] te betreden en vervolgens aan [slachtoffer 1] toe te voegen: “Dit is een overval, dit is echt, dit is geen grapje” en “waar is het geld, waar is het geld” en daarbij met een mes gericht op die [slachtoffer 1] af te lopen en dat mes in de richting van en recht voor het gezicht van [slachtoffer 1] te houden;
Feit 2
hij op 29 december 2023 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander sigaretten die aan [bedrijf 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door -zakelijk weergegeven- met bedekte gezichten en messen de winkel te betreden en die messen tevoorschijn te halen en te tonen en in de richting van [slachtoffer 2] te richten,
en
hij op 29 december 2023 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld dat aan [bedrijf 2] toebehoorde, door -zakelijk weergegeven- met bedekte gezichten en messen de winkel te betreden en die messen tevoorschijn te halen en te tonen en in de richting van [slachtoffer 2] te richten en aan die [slachtoffer 2] toe te voegen: “Geld, nu. Niet zo langzaam, sneller” en “Hier met dat geld!” en dat [slachtoffer 2] de kassa open moest maken;
Feit 3
hij op 23 januari 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander postpakketten met inhoud die aan anderen dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak,
en
hij op 23 januari 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk deuren en een kozijn van de hal bij de vooringang en de wasruimte die aan [bedrijf 3]
toebehoorden, heeft vernield;
Feit 4
hij op 13 januari 2024 te [adres] , gemeente Leeuwarden, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee met inhoud, een bankpas en een gouden ketting die aan [slachtoffer 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door -zakelijk weergegeven- met bedekte gezichten en een vuurwapen de woning en vervolgens de slaapkamer van die [slachtoffer 4] te binnen te dringen en een vuurwapen op [slachtoffer 4] te richten en meermalen aan die [slachtoffer 4] toe te voegen: “geld, goud” en “Ik wil geld, ik wil goud. Ik weet dat je goud hebt” en “Waar is je tas” en “Bankpas en pincode” en “Je gaat mee, je gaat mee”,
en
hij op 13 januari 2024 te [adres] , gemeente Leeuwarden, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] , heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas die aan [slachtoffer 4] toebehoorde, door -zakelijk weergegeven- met bedekte gezichten en een vuurwapen de woning en vervolgens de slaapkamer van die [slachtoffer 4] binnen te dringen en een vuurwapen op [slachtoffer 4] te richten en meermalen aan die [slachtoffer 4] toe te voegen: “geld, goud” en “Ik wil geld, ik wil goud. Ik weet dat je goud hebt” en “Waar is je tas” en “Bankpas en pincode” en “Je gaat mee, je gaat mee”.
Parketnummer 18/319561-23
Feit 1
hij op 1 december 2023 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een deur, pannen, een handdoekdispenser en een keukenkast die aan [bedrijf 4] toebehoorden, heeft vernield.
Parketnummer 18/006434-24
Feit 1 primair
hij op 1 november 2023 te Groningen openlijk, te weten [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] , door die [slachtoffer 5] te slaan en bij de keel beet te pakken.
Parketnummer 18/158651-24
Feit 1
hij op 11 november 2023 tussen 05.00 uur en 05.11 uur te [adres] , gemeente Waadhoeke, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, door bij de woning [adres] , in gebruik bij [slachtoffer 6] en diens gezin, een vuurwerkbom, type Super Cobra6, aan te steken en tot ontbranding te brengen en deze vervolgens door de brievenbus van genoemde woning te duwen, waarna
deze vuurwerkbom tot ontploffing kwam, ten gevolge waarvan meerdere ruiten van de voordeur en de tussendeur in genoemde woning gebroken zijn, de tussendeur uit de sponning is gesprongen, het plafond in de hal deels naar beneden is gevallen, de deurmat achter de voordeur geschroeid is, een gat in deze deurmat is ontstaan, de parketvloer in de hal is beschadigd en de woning tijdelijk van stroom was verstoken, door welke ontploffing een enorme rookontwikkeling in de hal en overloop van genoemde woning ontstond, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning [adres] en in dat pand aanwezige goederen, te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/037599-24
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
de eendaadse samenloop van
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
4. de eendaadse samenloop van
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 18/319561-23
1. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Parketnummer 18/006434-24
1. primair openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Parketnummer 18/158651-24
1. opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de cumulatief bewezen verklaarde feiten (diefstal/afpersing) in feit 2 en feit 4 in de zaak met parketnummer 18/037599-24 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet uiteenloopt.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle feiten wordt veroordeeld tot de maximale onvoorwaardelijke jeugddetentie van één jaar met daarbij oplegging van de onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel).
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad), kinderpsycholoog Friedrichs-Groenendaal en psychiater De Jong, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De zeer jonge verdachte, hij was veertien en vijftien jaar ten tijde van de strafbare feiten, heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een reeks ernstige strafbare feiten. De reeks is op 1 november 2023 begonnen met een openlijke geweldpleging. Dit terwijl verdachte kort daarvoor, namelijk op 19 september 2023, nog wegens zes strafbare feiten was veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden. Deze openlijke geweldpleging heeft hij gepleegd tijdens zijn verlof van de gesloten jeugdinstelling waar hij op dat moment verbleef.
Tien dagen daarna is verdachte van deze instelling weggelopen. Hij heeft toen opzettelijk een ontploffing in een woning veroorzaakt door midden in de nacht een vuurwerkbom door de brievenbus te duwen. Dit heeft hij gedaan, omdat de zoon des huizes nog een drugsschuld bij één van zijn medeverdachten zou hebben.
Op 1 december 2023 heeft verdachte spullen vernield in de instelling waar hij toen woonde.
Eind december 2023 is verdachte opnieuw weggelopen en weken vermist geweest. In die periode heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een supermarkt en een cafetaria , een inbraak in de hal van studentenhuisvesting en een gewapende woningoverval. Verdachte had bij de bedrijven messen bij zich en had bij de woning een vuurwapen meegenomen.
Verdachte bevond zich tussen mensen die zich met criminele zaken bezig hielden en heeft de feiten in wisselende samenstellingen gepleegd. Na de woningoverval kregen zijn medeverdachten ruzie met elkaar, waarna hij vreesde voor zijn of andermans leven. Daarop heeft hij zich op 1 februari 2024 gemeld bij de politie. Zo is er een einde gekomen aan de strafbare feiten. Hij heeft eerst de overval op de cafetaria bekend, waarna hij uiteindelijk schoon schip heeft gemaakt door alle feiten te bekennen. Het motief van verdachte om de vermogensfeiten te plegen, was dat hij geld nodig had. De geweldsfeiten heeft hij gepleegd omdat hij in die tijd snel boos werd.
Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, het veiligheidsgevoel en het eigendomsrecht van de slachtoffers. Hierbij heeft hij slechts zijn eigen financiële gewin voorop gesteld. Het gemak waarmee verdachte besloot om deze feiten te plegen en de meedogenloze wijze waarop hij de feiten pleegde verontrust de rechtbank. Buitengewoon ernstig en
beangstigend vindt de rechtbank het teweegbrengen van een ontploffing in een woning en de gewapende overvallen op een supermarkt, cafetaria en een woning. Tijdens de ontploffing en de woningoverval lagen de slachtoffers bovendien te slapen, waardoor zij op hun kwetsbaarst waren. Zeer kwalijk is verder dat verdachte tijdens de woningoverval het 71-jarige slachtoffer onder bedreiging met een vuurwapen uit haar bed heeft gesommeerd, waarna zij is beroofd van haar spullen. Verdachte heeft in een korte periode en samen met anderen veel slachtoffers gemaakt, die blijkens de onderbouwing van hun vorderingen tot schadevergoeding nog lang last hebben (gehad) van wat verdachte hen heeft aangedaan. Hij heeft pijn, angst en schade aan de slachtoffers toegebracht. De door verdachte gepleegde feiten hebben bovendien ook een negatieve invloed op het veiligheidsgevoel in de maatschappij, omdat de feiten op straat, in winkels, in woningen en met wapens zijn gepleegd. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
Persoon van verdachte
Psychiater A.M. de Jong en kinderpsycholoog G.H.J. Friedrichs-Groenendaal hebben een onderzoek Pro Justitia (respectievelijk 13 juli en 11 juli 2024) verricht. Kortgezegd en zakelijk weergegeven staat hierin het volgende. Beide deskundigen komen tot de conclusie dat verdachte lijdt aan meerdere stoornissen, namelijk ADHD, een stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol, een normoverschrijdende gedragsstoornis en zwakbegaafdheid. De psycholoog ziet ook nog kenmerken van een autismespectrumstoornis en antisociale en narcistische persoonlijkheidskenmerken. De deskundigen komen beiden tot de conclusie dat de stoornissen aanwezig waren tijdens de feiten en dat de stoornissen het gedrag van verdachte ook hebben beïnvloed. Beiden adviseren dan ook om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, welk advies de rechtbank overneemt. Volgens de deskundigen is het herhalingsgevaar hoog en is intensieve en langdurige klinische behandeling in een gesloten setting nodig. Zij adviseren beiden om behandeling in het kader van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te laten plaatsvinden. Volgens de psychiater heeft verdachte structuur, duidelijkheid en voorspelbaarheid nodig en kan slechts de PIJ-maatregel ervoor zorgen dat de ontwikkeling van verdachte nog positief kan worden omgebogen. De psychiater vermoedt dat het afronden van een behandeling binnen twee a drie jaar erg optimistisch is.
De Raad heeft in haar rapport d.d. 23 september 2024 geadviseerd om een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aan verdachte op te leggen. De Raad vreest voor herhaling van ernstige delicten en vindt het daarom van belang dat er een langdurige klinische forensische behandeling komt, zodat kan worden gewerkt aan zelfontwikkeling en toegewerkt kan worden naar een zo gunstig mogelijk toekomstperspectief. Een vertegenwoordiger van de jeugdreclassering heeft ter terechtzitting van 4 oktober 2024 gezegd achter het advies tot oplegging van de onvoorwaardelijke PIJ- maatregel te staan.
Maatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte meerdere misdrijven heeft gepleegd waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater, de Raad en de jeugdreclassering in hun rapporten en/of mondeling ter terechtzitting van 4 oktober 2024 vermelden, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de PIJ-maatregel eisen (gezien het hoge recidiverisico). Deze maatregel is bovendien, zoals uit de adviezen van deskundigen is gebleken, in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank ziet geen andere mogelijkheid dan behandeling in het kader van de onvoorwaardelijke PIJ- maatregel. De verwachting is dat andere straffen en/of maatregelen een te korte mogelijkheid bieden voor de langdurige en intensieve behandeling die verdachte nodig heeft. Daarbij hebben eerdere voorwaardelijke straffen met bijzondere voorwaarden, behandelingen en meerdere open en gesloten plaatsingen in civiel kader niet geleid tot het stoppen met het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal daarom de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aan verdachte opleggen.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Verlenging van de PIJ- maatregel is in dit geval mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hoeveelheid aan en de ernst van de feiten, in combinatie met het feit dat verdachte al twee keer eerder is veroordeeld, een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden is. De rechtbank zal een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest opleggen, omdat de rechtbank het van belang vindt dat verdachte zo snel als mogelijk aan zijn behandeling binnen de PIJ-maatregel kan beginnen. Daarbij heeft de rechtbank bij de hoogte van de jeugddetentie ook rekening gehouden met de jonge leeftijd en verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 500,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
[bedrijf 3] , tot een bedrag van 2.655,70 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
[slachtoffer 4] , tot een bedrag van 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
[slachtoffer 6] , tot een bedrag van 558,00 ter vergoeding van materiële schade en
4.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
6. [ [slachtoffer 8] , tot een bedrag van 4.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
6. [ [slachtoffer 7] , tot een bedrag van 4.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
6. [ [slachtoffer 5] , tot een bedrag van 458,50 ter vergoeding van materiële schade en
650,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van [slachtoffer 5] voor wat betreft de airpods af te wijzen en het resterende deel van de vordering voor de helft toe te wijzen, met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel (gijzeling nihil) en de andere helft niet-ontvankelijk te verklaren. De
medeverdachte is namelijk voor dat andere deel al veroordeeld. De officier van justitie heeft ten aanzien van alle andere vorderingen hoofdelijke toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel (gijzeling nihil).
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf 3] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het bedrag op de factuur van [bedrijf 5] d.d. 16 juni 2024 buiten beschouwing moet worden gelaten en dat deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat dit bedrag onduidelijk en onvoldoende onderbouwd is. Verder kan deze vordering wat de raadsvrouw betreft worden toegewezen, met uitsluiting van de btw omdat de benadeelde partij een bedrijf betreft dat de btw kan verrekenen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] heeft de raadsvrouw verzocht het bedrag te matigen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het materiële deel kan worden toegewezen, maar dat het immateriële deel moet worden gematigd tot 1.000,00 a 2.000,00. Dit laatste geldt ook voor de vorderingen van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] .
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] heeft de raadsvrouw zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Tot slot heeft de raadsvrouw gevorderd om bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel de gijzeling op nihil te stellen.
Oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 in de zaak met parketnummer 18/037599-24 bewezen verklaarde. De vordering, die niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 januari 2024.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal de duur waarvoor de gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen bepalen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vordering van [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 in de zaak met parketnummer 18/037599-24 bewezen verklaarde. De vordering, die niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 december 2023.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal de duur waarvoor de gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen bepalen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vordering van [bedrijf 3]
De vordering is voor wat betreft het bedrag op de factuur van [bedrijf 5]
( 629,20) door verdachte betwist. De rechtbank is van oordeel dat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd en dat aanhouding van de zaak om dit te herstellen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vordering op dit punt niet ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Daarbij is de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel dat de btw dient te worden afgetrokken, omdat de benadeelde partij de btw kan verrekenen. De rechtbank zal de gevorderde bedragen (exclusief btw) van 1.120,79 (factuur [bedrijf 6] d.d. 16 april 2024),
505,00 (factuur [bedrijf 7] d.d. 7 maart 2024) en 49,00 (factuur [bedrijf 7] d.d. 22 februari 2024) toewijzen, omdat naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij [bedrijf 3] deze gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 in de zaak met parketnummer 18/037599-24 bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering, dat niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van 1.674,79, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 januari 2024.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de btw a 351,71 afwijzen. Dit btw-bedrag bestaat uit 235,37 (factuur [bedrijf 6] d.d. 16 april 2024), 106,05 (factuur [bedrijf 7] d.d. 7 maart 2024) en 10,29
(factuur [bedrijf 7] d.d. 22 februari 2024)
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal de duur waarvoor de gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen bepalen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vordering van [slachtoffer 4]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 in de zaak met parketnummer 18/037599-24 bewezen verklaarde. De vordering, die onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 januari 2024.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal de duur waarvoor de gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen bepalen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vordering van [slachtoffer 6]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/158651-24 bewezen verklaarde. De vordering, die op dit punt niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2023.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in
de zaak met parketnummer 18/158651-24 bewezen verklaarde. Bij het vaststellen van de hoogte van de schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de schade wordt geschat op 2.000,00. De rechtbank zal de vordering op dit punt tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2023, en het overige gedeelte van de vordering afwijzen. De rechtbank heeft in matigende zin rekening gehouden met partiële vrijspraak van het te duchten levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal de duur waarvoor de gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen bepalen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vordering van [slachtoffer 8]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 8] immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/158651-24 bewezen verklaarde. Bij het vaststellen van de hoogte van de schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de schade wordt geschat op 2.000,00. De rechtbank zal de vordering op dit punt tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2023, en het overige gedeelte van de vordering afwijzen. De rechtbank heeft in matigende zin rekening gehouden met partiële vrijspraak van het te duchten levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal de duur waarvoor de gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen bepalen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vordering van [slachtoffer 7]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 7] immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/158651-24 bewezen verklaarde. Bij het vaststellen van de hoogte van de schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de schade wordt geschat op 2.000,00. De rechtbank zal de vordering op dit punt tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2023, en het overige gedeelte van de vordering afwijzen. De rechtbank heeft in matigende zin rekening gehouden met partiële vrijspraak van het te duchten levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal de duur waarvoor de gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen bepalen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vordering van [slachtoffer 5]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade en schade aan de fiets en het trainingspak heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/006434-24 bewezen verklaarde.
Gelet op het feit dat de rechtbank in de zaak van de medeverdachte, in plaats van hoofdelijke aansprakelijkheid, de helft van voornoemde schadevergoeding heeft toegewezen en de andere helft niet- ontvankelijk heeft verklaard, zal de rechtbank de vordering voor de helft toewijzen tot een bedrag van 404,75, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2023. De rechtbank zal de vordering voor de andere helft a 404,75 afwijzen, omdat de medeverdachte voor dit deel is veroordeeld.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de airpods a 299,00 afwijzen, omdat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte de benadeelde partij in het water heeft geduwd (waaruit de schade zou zijn ontstaan).
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal de duur waarvoor de gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen bepalen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om beide vorderingen af te wijzen en de bijzondere voorwaarden te schrappen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om beide vorderingen af te wijzen en de bijzondere voorwaarden te schrappen.
Oordeel van de rechtbank
Vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 18/141384-22
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 18 oktober 2022, gewezen door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een werkstraf van 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 november 2022.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 10 september 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/158163-23
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 19 september 2023, gewezen door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een werkstraf van 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 4 oktober 2023.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 28 augustus 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Afwijzing vorderingen
De bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormelde vonnissen gestelde proeftijd. De rechtbank is van oordeel dat, nu veroordeelde de in voormelde vonnissen gestelde algemene voorwaarden niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de
niet ten uitvoer gelegde straffen. Gelet echter op het feit dat de rechtbank de onvoorwaardelijke PIJ- maatregel zal opleggen, ziet de rechtbank geen meerwaarde in het executeren van werkstraffen en het laten doorlopen van bijzondere voorwaarden. Daarom zal de rechtbank de vorderingen afwijzen en de bijzondere voorwaarden schrappen. De algemene voorwaarden blijven onverkort van toepassing.

Inbeslaggenomen goed

De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen schoenen verbeurd te verklaren. De raadsvrouw heeft verzocht de schoenen aan verdachte terug te geven. De rechtbank is van oordeel dat de schoenen aan verdachte moeten worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard de schoenen zelfs al terug te hebben.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 55, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 141, 157, 311, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 in de zaak met parketnummer 18/037599-24 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/319561-23 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/006434- 24 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/158651-24 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een jeugddetentie voor de duur van 260 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.

Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel).

Benadeelde partijen

Ten aanzien van [slachtoffer 1] (18/037599-24, feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 500,00 (zegge: vijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] (18/037599-24, feit 2)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 december 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van [bedrijf 3] (18/037599-24, feit 3)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 3] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [bedrijf 3] te betalen:
  • het bedrag van 1.674,79 (zegge: zestienhonderdvierenzeventig euro en negenenzeventig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [bedrijf 3] voor een bedrag van 629,20 niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van [bedrijf 3] voor een bedrag van 351,71 af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [bedrijf 3] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.674,79 (zegge: zestienhonderdvierenzeventig euro en negenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van [slachtoffer 4] (18/037599-24, feit 4)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 4] te betalen:
  • het bedrag van 3.000,00 (zegge: drieduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.000,00 (zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2024 tot de dag van
algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van [slachtoffer 6] (18/158651-24, feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 6] te betalen:
  • het bedrag van 2.558,00 (zegge: tweeduizend vijfhonderdachtenvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer 6] voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.558,00 (zegge: tweeduizend vijfhonderdachtenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 558,00 aan materiële schade en 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van [slachtoffer 8] (18/158651-24, feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 8] te betalen:
  • het bedrag van 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer 8] voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 8] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van [slachtoffer 7] (18/158651-24, feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 7] te betalen:
  • het bedrag van 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2023tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer 7] voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 7] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van [slachtoffer 5] (18/006434-24, feit 1 primair)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 5] te betalen:
  • het bedrag van 404,75 (zegge: vierhonderdvier euro en vijfenzeventig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer 5] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat te betalen een bedrag van 404,75 (zegge: vierhonderdvier euro en vijfenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 79,75 aan materiële schade en 325,00 aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.141384-22:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 18 oktober 2022.
Schrapt de in voornoemd vonnis opgelegde bijzondere voorwaarden met ingang van heden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

5.158163-23:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 19 september 2023.
Schrapt de in voornoemd vonnis opgelegde bijzondere voorwaarden met ingang van heden.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen 2 STK Schoenen (Omschrijving: PL0100- 2024026990-G1686799, Zwart).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. W.S. Sikkema en mr. S.T. Kooistra, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 oktober 2024.
Mr. M.J. Dijkstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.