2.2.1Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd behalve wat betreft de opgelegde straf. In dat vonnis is ten laste van de verdachte overeenkomstig de tenlastelegging onder 1 bewezenverklaard dat:
“hij op of omstreeks 11 maart 2018 te [plaats] , een gebouw, te weten een woning gelegen aan de [a-straat 1] aldaar, opzettelijk heeft beschadigd, door in/uit dat gebouw, één of meerdere gasleidingen te vernielen en weg te nemen, terwijl hiervan:
- gemeen gevaar voor goederen (die woning en/of belendende woning(en)), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en
- levensgevaar voor anderen (medewerkers van de gealarmeerde hulpdiensten die in die woning aanwezig waren en personen die aanwezig waren in de directe omgeving van die woning), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
hij op of omstreeks 11 maart 2018 te [plaats] , ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing te veroorzaken in een woning gelegen aan de [a-straat 1] , terwijl daarvan:
- gemeen gevaar voor goederen (die woning en/of belendende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen (medewerkers van de gealarmeerde hulpdiensten die (even later) in die woning aanwezig waren en personen die aanwezig waren in de directe omgeving van die woning), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was, met dat opzet:
- een of meerdere gasleidingen in voornoemde woning heeft weggenomen (waardoor dat gas vrijelijk kon stromen), en
- (vervolgens) voornoemde woning heeft verlaten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid”.
2.2.2Het door het hof bevestigde vonnis houdt ten aanzien van de bewijsvoering onder meer het volgende in:
“De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 maart 2018 kreeg de politie de melding dat er een gaslucht was waargenomen aan de [a-straat ] in [plaats] en dat er mogelijk sprake was van een gaslek in een leegstaande woning. Bij de woning was de brandweer al aanwezig. Die had geconstateerd dat de achterdeur van nummer [a-straat 1] openstond toen zij arriveerden. De politie werd gevraagd de straat af te zetten tot een afstand van 50 meter van de woning met nummer [a-straat 1] . De bewoners van huisnummer [a-straat 2] moesten hun woning verlaten. De bewoners aan de overkant van de weg (geschatte afstand 30 meter) moesten in hun woning blijven en ramen en deuren sluiten. Volgens de bevelvoerder van de brandweer was er sprake van explosiegevaar. In de woning met nummer [a-straat 1] was sprake van een gaslek. De leidingen uit de meterkast waren van de muur getrokken. Het percentage gas in de woning met nummer [a-straat 3] (twee onder een kap met nr. [a-straat 1] ) was dusdanig hoog dat ook daar explosiegevaar was. Volgens de officier van dienst van de brandweer was er sprake van een zeer gevaarlijke situatie voor zowel omwonenden als voor de hulpverleners ter plaatse.
Namens woningbouwvereniging [A] heeft [betrokkene 1] aangifte gedaan en verklaard dat de woningen aan de [a-straat 3] en [a-straat 1] in [plaats] op dat moment niet werden bewoond in verband met asbestsanering. [betrokkene 1] heeft gezien dat aan de achterzijde van de woning aan de [a-straat 1] een deur was geforceerd en dat de cilinder uit het slot was getrokken. In de kelderkast was de koperen waterleiding en gasleiding over een lengte van 3 meter weggenomen. Verder zijn een kraan en de watermeter weggenomen.
Uit het proces-verbaal sporenonderzoek blijkt dat alle toevoer koperen buizen van water en gasleidingen waren doorgeknipt en deels weggenomen.
Door de brandweer is een incidentrapportage opgemaakt. Daaruit komt naar voren dat het gas buiten te ruiken was. Bij het betreden van de woning aan de [a-straat 1] in [plaats] ging de explosiegevaarmeter direct in alarm en toonde een waarde van 100% LEL. Dat betekent dat er 100% gas/lucht verhouding van de onderste explosiegrens gemeten wordt en er direct een daadwerkelijke explosie kan plaatsvinden.
Het betroffen meerdere 2/1 kap woningen aan dezelfde straatzijde welke deels leeg stonden en nog deels bewoond waren. De genoemde concentraties in combinatie met een ontstekingsbron kunnen al een explosie veroorzaken. In deze situatie zou dat waarschijnlijk tot totale ontzetting van de beide woningen onder hetzelfde dak hebben geleid. Daarnaast was er veel nevenschade aan omliggende woningen te verwachten als gevolg van de drukgolf en rondvliegend puin bij die explosie. Eventuele bewoners en hulpverleners in de directe omgeving zouden gewond zijn geraakt.
Het op onprofessionele wijze verwijderen van de gas- en waterleidingen heeft er direct toe geleid dat er vrije uitstroom heeft plaatsgevonden van zowel gas als water. Door de (langdurige) uitstroom van het gas heeft de woning zich volledig gevuld met gas. Vanwege het type woning (2/1 kap) is het gas ook via de zolder naar de naastgelegen woning gelopen. Ook in deze woning zijn zeer hoge concentraties gas gemeten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor beide feiten vrijspraak bepleit. Hij heeft betoogd dat verdachte de feiten vanaf het begin heeft ontkend. Hij is daar niet geweest. Hij heeft die dag met zijn vriendin een pony opgehaald. Ten aanzien van de DNA-match heeft de raadsman betoogd dat de kans bestaat dat het betreffende spoor niet van verdachte afkomstig is. Dat kan het geval zijn als sprake is van verwantschap. In dat geval verandert volgens de raadsman het kanspercentage. De raadsman heeft verder naar voren gebracht dat niet is voldaan aan het bewijsminimum.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de feiten 1 en 2 gelet op hun nauwe samenhang tegelijk beoordelen, waarbij ieder bewijsmiddel wordt gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank komt uit de vaststaande feiten naar voren dat er op of omstreeks 11 maart 2018 is ingebroken in de woning aan de [a-straat 1] in [plaats] . Het slot van de achterdeur is geforceerd, waarna de dader de woning is ingegaan. In de woning zijn gas- en waterleidingen van de muur verwijderd en meegenomen, waardoor gas en water is uitgestroomd en de woning vulden.
Door het verwijderen van de gasleidingen was er een reëel explosiegevaar met gevaar voor goederen, te weten de woning aan de [a-straat 1] en belendende woning(en). De explosie zou immers volgens de incidentrapportage hebben kunnen leiden tot het ontzetten van de woning en de belendende woning en door de drukgolf en rondvliegend puin zouden andere woningen in de directe omgeving schade hebben kunnen oplopen. Ook was er gevaar voor het leven van personen. Hierbij moet worden gedacht aan de medewerkers van de hulpdiensten en personen die in de directe omgeving van de woning aanwezig waren. De rechtbank acht niet bewezen dat er door het weghalen van waterleidingen gevaar is ontslaan voor goederen en personen.
Getuige [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij en zijn vrouw op 11 maart 2018 omstreeks 11.00 uur langs het pand [a-straat 1] kwamen en iets gas hadden geroken. Om 18.00 uur kwamen ze opnieuw langs het pand en roken ze weer gas. [betrokkene 2] is met zijn zwager gaan kijken. Binnen roken zij gas en hoorden zij in de kelder het gas stromen.
De officier van dienst van de brandweer heeft gezien dat het leidingwerk uit de meterkast was getrokken. Hij heeft vastgesteld dat hierdoor een gaslek was ontstaan en dat de veroorzaker dit gevolg moet hebben opgemerkt. Volgens de brandweer zou direct sprake moeten zijn geweest van een luid sissend geluid en een sterke gaslucht en is het onmogelijk geweest om het ontstane gaslek niet op te merken.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij begrijpt wat er gebeurt als een leiding wordt losgetrokken: er is dan gasvorming. Ook heeft hij verklaard dat hij niet zulke gevaarlijke dingen doet.
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen en uit de eerder vermelde incidentrapportage van de brandweer kan worden opgemaakt dat na het (onprofessioneel) verwijderen van de gasleiding(en) direct met een luid sissend geluid gas is uitgestroomd en dat het gas ook direct te ruiken moet zijn geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij weet dat er gasvorming ontstaat als een gasleiding wordt losgetrokken. Daarnaast volgt uit zijn verklaring dat hij zich realiseert dat het lostrekken van een gasleiding gevaarlijk is. De rechtbank overweegt dat vol opzet op het teweeg brengen van een ontploffing en het in gevaar brengen van goederen en personen door het verwijderen/vernielen van de leidingen niet kan worden bewezen. Wél acht de rechtbank voorwaardelijk opzet daarop bewezen. Het doorknippen en verwijderen van de gasleiding(en), en de daardoor veroorzaakte uitstroom van gas, heeft blijkens de bewijsmiddelen de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat er een ontploffing zou plaatsvinden in de woning, met gevaar voor goederen en personen tot gevolg. Verdachte was zich van die kans bewust en heeft die kans ook bewust aanvaard. Hij weet immers wat er gebeurt als een leiding wordt losgetrokken, en hij is vervolgens zonder maatregelen te treffen of iemand te waarschuwen uit de woning vertrokken.”
2.2.3Het hof heeft deze bewijsvoering van de rechtbank als volgt aangevuld:
“De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 9 april
2021 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik de buurt in [plaats] kende waar de woning zich bevond waar het tenlastegelegde zich heeft afgespeeld. Ik wist dat de woningen in de [a-straat ] leeg stonden omdat ik wel eens bij een bekende van mij op bezoek ging die een paar huizen verderop woonde.”
2.2.4Het hof heeft verder onder meer het volgende overwogen:
“Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een woning die vanwege asbestsanering tijdelijk leeg stond. Hij heeft hier koperen gas- en waterleidingen weggehaald, waardoor gas en water is weggestroomd. Verdachte heeft zich naast de diefstal van de genoemde leidingen ook schuldig gemaakt aan het beschadigen van voornoemde woning en aan een poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing. Daarbij is een zeer gevaarlijke situatie ontstaan voor goederen (voor de woning en de naastgelegen woningen) en zelfs levensgevaar voor personen, met name de aanwezige medewerkers van de hulpdiensten, de verschillende omwonenden en zij die in de directe omgeving van de woning zijn geweest. Door het wegstromen van gas is fors explosiegevaar ontstaan in de woning en in de belendende woning. Vanwege dit explosiegevaar moest de weg tot 50 meter van de woning worden afgezet. De naastgelegen woning moest worden ontruimd en van tegenover gelegen woningen moesten de ramen en deuren gesloten blijven.
Verdachte heeft met zijn onverantwoorde handelen blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom en heeft het explosiegevaar op de koop toe genomen. De gasleidingen stonden onder druk en bij het verwijderen ervan moet direct een sissend geluid en gaslucht waarneembaar geweest zijn. Dit heeft verdachte onverschillig gelaten. Zijn handelen was uitsluitend gericht op eigen financieel gewin. Onderhavige misdrijven zorgen in de samenleving in het algemeen, en voor de betrokkenen in het bijzonder, voor gevoelens van onrust en onveiligheid. Het had heel erg fout kunnen gaan. Er had zich zo veel gas opgehoopt in de woning dat het aansteken van bijvoorbeeld een sigaret al rampzalige gevolgen had kunnen hebben. Verdachte heeft niets ondernomen om het gevaar weg te nemen. Na de diefstal heeft hij de situatie, waarvan hij wist dat deze gevaarlijk was, eenvoudigweg achter zich gelaten.”
2.3.2Artikel 157 Sr luidt:
“Hij die opzettelijk brand sticht, een ontploffing teweegbrengt of een overstroming veroorzaakt, wordt gestraft:
1°. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
3°. met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.”
Artikel 170 Sr luidt:
“Hij die enig gebouw, getimmerte, installatie ter zee of voor het publiek toegankelijke plaats opzettelijk vernielt of beschadigt, wordt gestraft:
1°. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
3°. met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.”