ECLI:NL:RBNNE:2024:4056
Rechtbank Noord-Nederland
- Tussenuitspraak
- T.P. Hoekstra
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident in een civiele procedure met internationale aspecten met betrekking tot Covid-19 injecties
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 16 oktober 2024, wordt een bevoegdheidsincident behandeld in een civiele procedure. De eisers, aangeduid als [A c.s.], hebben vorderingen ingesteld tegen een groep gedaagden, waaronder [H c.s.], en een Amerikaanse gedaagde, [X]. De rechtbank onderzoekt of zij bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen tegen [X], die in de Verenigde Staten woont. De rechtbank stelt vast dat de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is op grond van artikel 7 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat er een zodanige samenhang bestaat tussen de vorderingen tegen de verschillende gedaagden dat een gezamenlijke behandeling gerechtvaardigd is. De rechtbank overweegt dat de vorderingen van [A c.s.] tegen [H c.s.] en [X] dezelfde juridische grondslag hebben, namelijk onrechtmatige daad, en dat de feiten die aan deze vorderingen ten grondslag liggen voldoende samenhangen. De rechtbank wijst de vordering van [X] tot onbevoegdverklaring af en veroordeelt [X] in de proceskosten. De zaak wordt verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord door [X].