ECLI:NL:RBNNE:2024:3690

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
23/372
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van woning op grond van Opiumwet na constatering van drugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, wonende in Veendam, en de burgemeester van de gemeente Veendam. De burgemeester had op 13 juli 2022 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de woning van eisers voor een periode van drie maanden werd gesloten na de tweede constatering van drugs in de woning. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eisers tegen het besluit van de burgemeester ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de bevoegdheid van de burgemeester, de noodzakelijkheid en evenredigheid van de sluiting. De burgemeester had eerder al een waarschuwing gegeven aan eisers na een eerdere constatering van drugs in de woning. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, gezien de aangetroffen hoeveelheid drugs en de recidive. De rechtbank heeft vastgesteld dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde.

Eisers voerden aan dat de sluiting onevenredig was, vooral omdat eiseres in een strafrechtelijke procedure was vrijgesproken. De rechtbank oordeelde echter dat de sluiting van de woning niet afhankelijk was van de strafrechtelijke beoordeling en dat de burgemeester voldoende had aangetoond dat de sluiting gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat de sluiting voor drie maanden niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/372

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2024 in de zaak tussen

[eisers] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. M. Rotgans),
en

de burgemeester van de gemeente Veendam, de burgemeester

(gemachtigden: R. de Jonge en M. Eelssema).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Acantus, statutair gevestigd in Veendam, (de Stichting)
(gemachtigden: [gemachtigden] ).

Procesverloop

1. Met het besluit van 13 juli 2022 heeft de burgemeester aan eisers een last onder bestuursdwang opgelegd, inhoudende dat hun woning op het adres [adres 1] te [plaats] (hierna: woning) voor een periode van drie maanden wordt gesloten.
1.1.
Eisers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Bij uitspraak van 16 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eisers om een voorlopige voorziening te treffen, afgewezen.
1.3.
Met het bestreden besluit van 14 december 2022 heeft de burgemeester het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
1.4.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.5.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van de burgemeester en de gemachtigden van de Stichting.

Totstandkoming van het besluit

2. De politie heeft op 2 februari 2022 in de woning van eisers drugs en/of drugs gerelateerde goederen aangetroffen die voorkomen op lijst I van de Opiumwet, namelijk netto 3,35 gram cocaïne.
2.1.
De burgemeester heeft eisers bij brief van 2 mei 2022 meegedeeld voornemens te zijn om op grond van artikel 13b, eerste lid onder a, van de Opiumwet en de beleidsregels van de gemeente Veendam over te gaan tot tijdelijke sluiting van de woning voor de duur van zes maanden. Eisers zijn in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze over het voornemen in te zenden. Eisers hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
2.2.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester gelast om op grond van artikel 13b, eerste lid onder a, van de Opiumwet en de genoemde beleidsregels, de woning te (doen) sluiten en gesloten te houden ingaande 16 augustus 2022 vanaf 14.00 uur gedurende drie maanden.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het beroep van eisers tegen het besluit van de burgemeester om op grond van artikel 13b van de Opiumwet de woning te sluiten voor de duur van drie maanden.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
Ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
5.2.
De burgemeester voert beleid met betrekking tot de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet, te weten het ‘Damoclesbeleid gemeente Veendam 2021’ dat op 24 juni 2021 is vastgesteld. In dat beleid staat vermeld dat sprake is van een handelshoeveelheid drugs als er meer dan 0,5 gram harddrugs in een pand wordt aangetroffen. De zwaarte van de sanctie bepaalt de burgemeester aan de hand van 22 (niet-limitatief opgesomde) indicatoren. Indien sprake is van handel in harddrugs tussen de 0,6 en 250 gram, wordt een sanctie opgelegd die varieert van een waarschuwing tot een sluiting voor de duur van maximaal negen maanden. Bij een tweede constatering van handel in harddrugs binnen drie jaar na de eerste constatering wordt, op basis van de aangetroffen hoeveelheid drugs bij de eerste en de tweede constatering, een sanctie opgelegd van sluiting voor de duur van respectievelijk twaalf, vijftien of achttien maanden. In het beleid is tevens een hardheidsclausule opgenomen. De burgemeester kan gemotiveerd afwijken van de sancties zoals deze zijn vastgesteld in het beleid.
Bevoegdheid van de burgemeester
Tijdsverloop
6. Eisers stellen zich op het standpunt dat het tijdsverloop tussen de politie-inval op
2 februari 2022 en het besluit dat op 15 juli 2022 is verzonden, inhoudende de sluiting van de woning per 16 augustus 2022, dermate lang is geweest, dat daardoor de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten is komen te ontvallen.
6.1.
De burgemeester heeft in reactie hierop aangevoerd dat het tijdsverloop tussen de inval en het definitieve besluit tot sluiting duidt op een zorgvuldige besluitvorming. Het tijdsverloop kan in dit geval niet leiden tot onbevoegdheid van de burgemeester.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat de inval van de politie heeft plaatsgevonden op
2 februari 2022. De bestuurlijke rapportage is vervolgens opgesteld op 24 maart 2022. De burgemeester heeft daar op 1 april 2022 kennis van kunnen nemen. Vervolgens heeft hij eisers op 2 mei 2022 in de gelegenheid gesteld om te reageren op het voornemen om de woning te sluiten. Het heeft vervolgens tot 25 mei 2022 geduurd voordat eisers hun zienswijze hebben ingediend. Het besluit is genomen op 13 juli en verzonden op
15 juli 2022. Hoewel geen sprake is geweest van een vlotte procedure, is de rechtbank van oordeel dat hier geen sprake is van een onredelijk lange termijn. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de lengte van de termijn mede is ontstaan door de late reactie van eisers op het voornemen om de woning te sluiten. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat de burgemeester een zorgvuldig besluit heeft willen nemen, wat de nodige tijd in beslag heeft genomen.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van eisers dat de burgemeester gelet op het tijdsverloop niet meer bevoegd zou zijn om de woning te sluiten, niet kan worden gevolgd.
Onrechtmatig verkregen bewijs
7. Eisers voeren aan dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, omdat er geen aanleiding was voor de politie om de woning binnen te treden. Hierdoor ontbreekt de onderbouwing van de burgemeester dat er reden is om de woning te sluiten en de bevoegdheid van de burgemeester om tot sluiting van de woning over te gaan.
7.1.
De burgmeester wijst op een bestuurlijke rapportage van de politie eenheid Noord-Nederland waarin de operationeel expert GGP van de politie op ambtseed verklaard dat het binnentreden op 2 februari 2022 is geschied met een schriftelijke machtiging van de hulpofficier van justitie. De burgemeester geeft daarnaast aan dat er (overlast)meldingen zijn binnengekomen via Meld Misdaad Anoniem (MMA).
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester heeft aangetoond dat er een schriftelijke machtiging was tot binnentreding en dat het bewijs dat bij de doorzoeking van de woning is aangetroffen rechtmatig is verkregen. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat voor zover het bewijs al onrechtmatig zou zijn verkregen, in het bestuursrecht geldt dat zodanig bewijs slechts dan niet is toegestaan indien het is verkregen op een wijze, die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Wat eisers hebben gesteld is daarvoor onvoldoende.
Recidive
8. Verder betwisten eisers dat er sprake is van recidive. Zij voeren aan dat de gevonden drugs tijdens de tweede huisdoorzoeking een restant zijn van de drugs die zijn gevonden tijdens de eerste doorzoeking. Daarnaast voeren eisers aan dat de burgemeester ten onrechte niet is ingegaan op de stelling van eisers dat sprake is van eigen gebruik.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het onwaarschijnlijk dat de drugs tijdens de eerste doorzoeking van de woning, waarbij de woning uitvoerig is doorzocht, niet is opgemerkt en daarom is blijven liggen. Dat betekent dat er in januari 2021 en in februari 2022 drugs zijn aangetroffen in de woning en er derhalve sprake is van recidive.
8.2.
De rechtbank kan eisers niet volgen in de stelling dat de burgemeester niet heeft gereageerd op de stelling dat sprake is van eigen gebruik. De rechtbank overweegt dat de burgemeester heeft toegelicht dat volgens het Damoclesbeleid Veendam sprake is van een handelshoeveelheid bij meer dan 0,5 gram harddrugs, de gevonden 3,35 gram is daarmee meer dan zeven keer de toegestane hoeveelheid. Van eigen gebruik is daarom geen sprake.
8.3.
De rechtbank overweegt dat daarnaast ook de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op dit punt duidelijk is. Indien een hoeveelheid van meer dan 0,5 gram harddrugs, zijnde een meer dan geringe hoeveelheid, in een woning wordt aangetroffen mag worden aangenomen dat de drugs niet, althans niet uitsluitend, voor eigen gebruik van een persoon bestemd is, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden. [1] Eisers hebben naar het oordeel van de rechtbank geen argumenten aangevoerd waaruit blijkt dat sprake is van eigen gebruik.
De anonieme meldingen
9. Eisers voeren aan dat tegenover de verklaringen waar de burgemeester in zijn besluit naar verwijst, er ook een verklaring ligt van een buurvrouw die het tegenovergestelde verklaart, namelijk dat ze geen overlast ervaart van de woning van eisers maar van een woning verderop aan [adres 2] . Daarnaast zijn de verklaringen waar de burgemeester zich op baseert anoniem, waar in procedures zeer terughoudend mee om moet worden gegaan.
9.1.
De burgemeester heeft hiertegen aangevoerd dat niet de overlastmeldingen, maar het feit dat er drugs in de woning zijn aangetroffen aan de woningsluiting ten grondslag ligt. De meldingen hebben slechts als steunbewijs gediend. De burgemeester heeft ter zitting toegelicht dat over [adres 2] geen meldingen bekend zijn.
9.2.
De rechtbank komt op grond van het hiervoor genoemde tot het oordeel dat de burgemeester, gelet op de aangetroffen hoeveelheid drugs, het feit dat sprake is van recidive en gelet op de overlastmeldingen die zijn gedaan, bevoegd is om over te gaan tot tijdelijke sluiting van de woning.
Verwijtbaarheid en de onschuldpresumptie
10. Eisers voeren aan dat hen geen verwijt kan worden gemaakt en wijzen erop dat eiseres door de rechter in de strafrechtelijke procedure is vrijgesproken.
10.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling blijkt dat persoonlijke verwijtbaarheid niet vereist is voor toepassing van artikel 13b van de Opiumwet. [2]
10.2.
De sluitingsbevoegdheid van de burgemeester ingevolge artikel 13b van de Opiumwet heeft betrekking op de feitelijke situatie in het pand en de voorwerpen en stoffen die daar zijn aangetroffen en vereist een bestuurlijke beoordeling. Ook als tegen de betrokkene een strafzaak voor de overtreding is aangespannen en die strafzaak vervolgens door een sepot, vrijspraak, ontslag van alle rechtsvervolging of anderszins niet in een straf resulteert, betekent dat niet dat de burgemeester van sluiting had moeten afzien. De bestuursrechtelijke bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting staat namelijk los van een eventuele strafrechtelijke procedure.
10.3.
Omdat voor het sluiten van het pand niet is vereist dat de schuld van eisers wordt vastgesteld, is ook geen sprake van het schenden van de onschuldpresumptie.
10.4.
De vraag of eiseres een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, kan daarentegen wel aan de orde komen in het kader van de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting.
De geschiktheid en de noodzakelijkheid van de sluiting
11. De rechtbank overweegt dat uit de rechtspraak van de Afdeling volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. [3] Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit verklaringen van buurtbewoners. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten. [4]
11.1.
Eisers stellen zich op het standpunt dat de noodzaak tot de sluiting van de woning ontbreekt. In dat kader voeren ze aan dat de aangetroffen hoeveelheid drugs zeer gering is. Eisers stellen dat er geen sprake is van aantoonbare drugshandel vanuit de woning. Er zijn ook geen observaties van verbalisanten die een loop naar de woning waarnemen. Daarnaast zijn er in de woning geen attributen aangetroffen die maken dat er zou kunnen worden gesproken van een handel vanuit de woning. Van openbare-ordeproblematiek is volgens eisers daarom geen sprake. Dit blijkt volgens eisers ook uit de verklaringen die de buurtbewoners hebben opgesteld. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat eisers in de buurt juist werden gewaardeerd en dat deze buren geen probleem hadden met hun aanwezigheid. Eisers stellen dat de burgemeester dit aspect niet of onvoldoende heeft meegewogen in zijn besluit.
11.2.
De burgemeester heeft aangevoerd dat eiseres, die de woning huurt, naar aanleiding van de cocaïne die op 19 januari 2021 in de woning is aangetroffen, op 1 april 2021 een officiële waarschuwing heeft ontvangen. De waarschuwing hield in dat niet tot sluiting van de woning zou worden overgegaan op voorwaarde dat conform het vastgestelde Damoclesbeleid geen sprake zou zijn van herhaling van overtreding van artikel 13b van de Opiumwet binnen een periode van drie jaar. Eisers hebben zich hier niet aan gehouden, omdat er binnen één jaar, namelijk op 2 februari 2021, wederom drugs in de woning zijn aangetroffen. Daarnaast is de Stichting een nadere overeenkomst met betrekking tot een gedragsaanwijzing overeengekomen met eiseres. Die overeenkomst houdt onder andere in dat, als nog een overtreding van de Opiumwet wordt geconstateerd, de Stichting direct rechtsmaatregelen zal nemen die kunnen leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De burgemeester is van mening dat eiseres alle gelegenheid heeft gehad om zich te houden aan de nieuwe regels, wat zij niet heeft gedaan, terwijl zij overduidelijk van de consequenties op de hoogte was. Gezien deze omstandigheden en de overlastmeldingen die er zijn, maakt dit een sluiting van de woning naar de mening van de burgemeester noodzakelijk. Een andere maatregel was volgens de burgemeester niet voorhanden.
11.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester voldoende aangetoond dat in dit geval sprake is van een noodzaak om tot sluiting van de woning over te gaan. Daarbij is met name van belang dat het de tweede keer is dat in het pand harddrugs zijn aangetroffen en dat er overlastverklaringen zijn. [5] In dit kader acht de rechtbank van belang dat eiseres in 2021 een waarschuwing en een gedragsaanwijzing heeft ontvangen die niet heeft geleid tot het gewenste gedrag.
11.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester verder voldoende gemotiveerd dat sluiting van het pand in dit geval noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde.
De evenwichtigheid van de sluiting en het ontbreken verwijtbaarheid
12. Als sluiting van een woning geschikt en noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenwichtig moet zijn. Daarbij gaat het erom of de maatregel voldoende is afgestemd op de concrete situatie. In dit verband kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting. [6] De nadelige gevolgen van de sluiting voor de bewoner moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [7]
12.1.
Eiseres voert aan dat zij in de strafzaak is vrijgesproken, omdat onvoldoende wettig en overtuigend bewezen werd verklaard dat zij wetenschap had van de aanwezigheid van drugs. De strafrechter ondersteunt daarmee de verklaring van eiseres dat zij geen wetenschap van de aangetroffen drugs had en haar dus geen verwijt treft.
12.2.
De Afdeling heeft over de mate van verwijtbaarheid overwogen dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden kan maken dat de burgemeester niet van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik mag maken. [8] Aan een betrokkene kan bijvoorbeeld geen verwijt van de overtreding worden gemaakt als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning. Van een bewoner kan wel worden verlangd dat hij in de gaten houdt wat er in de door hem gehuurde woning gebeurt.
12.3.
De rechtbank overweegt verder dat de Afdeling heeft overwogen dat de sluiting van een woning een herstelsanctie is die betrekking heeft op de woning als zodanig en de bekendheid van deze woning als drugspand in het drugscircuit en slechts in mindere mate ziet op de bij de drugshandel betrokken personen. [9] De woningsluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet dient dus een ander doel dan een strafrechtelijke procedure. De stelling van eiseres dat zij door de strafrechter is vrijgesproken, is dan ook onvoldoende voor het oordeel dat de woningsluiting onevenredig is. [10]
12.4.
Bovendien volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat haar geen verwijt kan worden gemaakt van de overtreding. Weliswaar kan het zo zijn geweest dat eiseres geen weet had van de aanwezigheid van de harddrugs in de woning, maar van haar mag worden verlangd dat ze toezicht uitoefent op wat in de woning gebeurt. [11] Daarbij geldt dat, gelet op de waarschuwing en de gedragsaanwijzing die eiseres in 2021 heeft ontvangen van haar extra oplettendheid mocht worden verwacht als het gaat om drugs in haar woning.
12.5.
Dat eiseres is vrijgesproken in de strafrechtelijke zaak, betekent daarom niet dat de burgemeester van de sluiting had moeten afzien. Van het ontbreken van iedere betrokkenheid van eiseres bij de overtreding is immers naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
12.6.
Op basis van het beleid had de burgemeester in dit geval, nu sprake is van recidive, over kunnen gaan tot sluiting van de woning gedurende twaalf, vijftien of achttien maanden. Aanvankelijk was de burgemeester voornemens om de woning gedurende zes maanden te sluiten. Nadat de zienswijze was ingediend, heeft de burgemeester, rekening houdend met de omstandigheden van het geval, de duur van de sluiting teruggebracht tot drie maanden. In dit verband acht de rechtbank nog van belang dat de burgemeester eisers een termijn van meer dan vier weken heeft geboden voor het zoeken van vervangende woonruimte. De rechtbank is van oordeel dat een sluiting van drie maanden in dit geval evenwichtig is.
12.7.
Gelet op wat hierboven staat, heeft de burgemeester de belangen bij de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden zwaarder mogen wegen dan de belangen van eisers bij het voortgezet gebruik van de woning. Sluiting van de woning voor drie maanden is daarmee niet onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen.
13. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de sluiting van de woning van eisers voor drie maanden niet onrechtmatig is.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Opiumwet
Artikel 13b, eerste lid
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

Voetnoten

1.AbRvS 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2206.
2.AbRvS 14 maart 2028, ECLI:NL:RVS:2018:851.
3.AbRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
4.AbRvS 28 augustus 2019, ECLI:RVS:2019:2912.
6.AbRvS 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1251.
7.AbRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910.
8.AbRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
9.AbRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
10.AbRvS 7 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:472.
11.AbRvS 16 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:752.