Uitspraak
RECHTBANK Noord-Nederland
1.[broer 1] ,
2.2. [broer 2] ,
1.De procedure in conventie en in reconventie
- de akte houdende wijziging van eis en houdende inbreng productie van [zus] ,
- de antwoordakte van [broer 1] van 9 augustus 2023 met producties 19 tot en met 27.
2.De feiten in conventie en in reconventie
erflaatster. Het laatste woonadres van erflaatster was te [woonplaats] . [zus] , [broer 1] en [broer 2] zijn de kinderen van erflaatster. Volgens opgave van het Centraal testamentenregister te Den Haag heeft erflaatster op 2 augustus 2005 bij testament beschikt over haar nalatenschap. Erflaatster is bij testament niet afgeweken van de wettelijke erfopvolging, zodat haar kinderen [zus] , [broer 1] en [broer 2] haar erfgenamen zijn, ieder voor gelijke delen. Erflaatster heeft aan [zus] een klok met kwartierslag gelegateerd en zij heeft aan [broer 1] al haar roerende zaken die zich in de woning aan de [adres] te [woonplaats] bevinden gelegateerd met uitzondering van de klok en de zaken die zij bij codicil heeft gelegateerd.
“(…) welke koopsom is overeengekomen naar aanleiding van een door de heer [naam 2] , makelaar-taxateur te Hoogeveen, opgemaakt taxatierapport, dat aan deze akte zal worden gehecht en welke koopsom is voldaan, waarvoor kwijting bij deze”.
3.Het geschil
- de wijze van verdeling van de nalatenschap vast te stellen volgens een nog nader kenbaar te maken voorstel;
- [zus] te veroordelen tot betaling van de kosten van de procedure, inclusief de nakosten, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en voor zover de voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf de termijn van voldoening.
4.De beoordeling
De rechtbank stelt in dat kader de volgende uitgangspunten voorop.
- bewijsstukken waaruit de betaling van alle onderhoudskosten en verzekeringen voor de [adres] blijken, waaronder bankafschriften en belastingaangiftes van [broer 1] ;
- een overzicht van alle verbouwingen die aan het huis zijn verricht met bewijs van wie deze heeft betaald;
- opgave van huurinkomsten over de periode 1990-2020
- boekhouding van moeder over door haar betaalde kosten van verbouwingen
- de bij de notaris gepasseerde schuldbekentenis d.d. 14 december 1990 waarmee aan [broer 1] door moeder een bedrag van ƒ 85.250 ter lening is verstrekt
- een volledig overzicht van aflossingen per jaar die [broer 1] verrichten op de schuld bij moeder, alsmede bewijs van betaalde rente (6%)
- een gedegen boekhouding van moeder per jaar over de door haar ontvangen aflossingen en door [broer 1] aan haar betaalde rente
[broer 1] heeft voorts kopie-bankafschriften overgelegd van de door hem aan moeder betaalde bedragen. Ook heeft hij een door moeder handgeschreven overzicht overgelegd waaruit blijkt dat moeder ƒ 42.625 van de lening heeft kwijtgescholden en dat [broer 1] de lening voor het overige geheel heeft afgelost. [zus] erkent dat [broer 1] ƒ 80.237,00 aan erflaatster heeft betaald en betwist niet dat moeder hem ƒ 42.625 heeft kwijtgescholden. [zus] betwist niet dat de lening inderdaad is afgelost, maar plaatst vervolgens vraagtekens bij de wijze waarop [broer 1] het geld heeft verkregen om deze betalingen te kunnen doen. Zij vermoedt – zo begrijpt de rechtbank – dat [broer 1] giften heeft ontvangen van erflaatster om deze aflossingen te kunnen doen. [zus] baseert deze vermoedens op speculaties over het inkomsten- en uitgavenpatroon van [broer 1] . [zus] stelt geen concrete feiten en omstandigheden waaruit voldoende aannemelijk wordt dat dergelijke bij te tellen giften zich hebben voorgedaan, zodat daarin geen grondslag kan worden gevonden voor toewijzing van haar vordering. Nu [broer 1] de beschikbare bewijsstukken met betrekking tot de door hem aan moeder verrichte betalingen reeds heeft overgelegd, zal de rechtbank ook deze onderdelen van de vordering van [zus] afwijzen.
Mw kan door haar hoge leeftijd niet meer zelf voor de administratie zorgen. (evaluatiedatum 10-6-2018). Zoon is mantelzorger en financieel contactpersoon”.
De opname reden is dat mevr. een hoge leeftijd heeft en hierdoor niet meer zelfstandig in haar eigen huis kon wonen. Mevr. loopt met een rollator waardoor valgevaar bestond in mevr. haar eigen huis omdat hier niveau verschil in de vloeren zat. Mevr. heeft last van huidproblemen geheugenproblemen. Mevr. heeft een ZZP 4”. De rechtbank constateert dat de aanleiding voor opname in het woonzorgcentrum met name gelegen was in de fysieke beperkingen van erflaatster en niet in dementie. De rechtbank merkt daarbij op dat geheugenproblemen niet hetzelfde zijn als dementie. Voorts staat ‘dementie’, anders dan [zus] kennelijk veronderstelt, niet gelijk aan wilsonbekwaamheid. Dementie is een verzamelnaam voor verschillende aandoeningen waarbij de hersenen informatie niet meer goed kunnen verwerken. De mate waarin de hersenfunctie wordt aangetast verschilt per aandoening, per patiënt en per stadium waarin de aandoening is gevorderd. Uit de door [zus] aangehaalde mededelingen van de huisarts, wat daar verder ook van zij, kan niet de conclusie worden getrokken dat erflaatster dement was en al helemaal niet dat zij “dus” niet in staat was haar eigen financiële zaken te beheren of daarop toezicht te houden.
[zus] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij sinds het jaar 2000 geen contact meer had met erflaatster (dit omdat [zus] boos was over (veronderstelde) bevoordeling bij de verkoop van de woning aan [broer 1] ). In oktober 2019 heeft [zus] erflaatster voor het eerst na bijna twintig jaren een keer bezocht, omdat [zus] – in haar eigen woorden: – “wilde weten of ze dement was”. Ook [broer 2] heeft niet betwist dat hij jarenlang geen contact meer had met erflaatster. Van haar drie kinderen heeft alleen [broer 1] naar erflaatster omgekeken en haar zorg en hulp geboden in de circa 20 jaren voor haar dood. Gesteld noch gebleken is dat erflaatster [broer 1] ooit heeft verzocht rekening en verantwoording af te leggen. Uit het feit dat erflaatster [broer 1] in januari 2019 als gevolmachtigde heeft laten toevoegen aan haar bankrekeningen, blijkt juist dat erflaatster het volle vertrouwen had in het financiële beheer van [broer 1] . Dat sprake is van een situatie, waarin op [broer 1] de verplichting rust rekening en verantwoording af te leggen, is dan ook niet komen vast te staan en de rechtbank zal de vordering van [zus] tot het verstrekken van inzake en afgifte van informatie over dat financiële beheer daarom afwijzen.
- De brief van de bank(en) waaruit blijkt welke bankrekeningen moeder had op het moment van overlijden;
- Alle bankafschriften van de bankrekening(en) van moeder, waaronder eindigend op *207 (ING) en *658 (Rabobank), over de periode zeven jaar voor overlijden van moeder tot heden;
- Handgeschreven brief van moeder waaruit alle giften aan [broer 1] blijken alsook een toelichting bij de door [broer 1] ontvangen giften;
- Bewijsstukken (bankafschriften) waaruit blijkt dat de door [broer 1] gestelde schenkingen daadwerkelijk aan [zus] zijn voldaan;
- De aangifte erfbelasting;
- Polissen van levensverzekeringen en/of uitvaartverzekeringen en correspondentie over de uitkering daarvan;
- Informatie over aandelen/beleggingen/obligaties;
- Een kopie van de gehele administratie van moeder vanaf 1989 (dit nu [broer 1] meerdere malen heeft aangegeven dat deze administratie over vele jaren terug beschikbaar is).
- Vrijwaringsbewijs van de Citroen DS (deze stond op naam van [zus] ) en een taxatierapport van deze auto;
- Een complete omschrijving van roerende goederen die [broer 1] gelegateerd heeft gekregen. Op de huidige omschrijving ontbreken koperwerk, antieke olielamp, antieke kassa, etc.
- Complete bewijsstukken van diefstal van sieraden van moeder thuis en in het bejaardentehuis, dat wil zeggen het overzicht van de verzekeringsmaatschappij van de uitbetaling van de schade en gespecificeerde waarde van gestolen spullen;
- Een overzicht van alle materiële en immateriële ondersteuning van moeder die [broer 1] heeft ontvangen, zoals woonkosten en studiekosten vanaf zijn 19e jaar (toen hij uitwonend werd) tot het moment dat hij is gaan werken op zijn 27e jaar.
Wel is het volgende van belang. [zus] , [broer 1] en [broer 2] zijn deelgenoten in de nalatenschap, waartoe ook de administratie van erflaatster behoort. De deelgenoten zijn verplicht zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid. De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen mee dat een deelgenoot in een nalatenschap tegenover de andere deelgenoten recht heeft op inzage van alle stukken die behoren tot die nalatenschap en die ter beoordeling van de omvang en de samenstelling van die nalatenschap van belang kunnen zijn. Dat betekent dat [broer 1] [zus] inzage zal moeten geven in de administratie van erflaatster voor zover hij daarover beschikt.
Op zolder staan 2 grote dozen met mappen met haar boekhouding door elkaar heen van 40 achtereenvolgende jaren. Daar ga ik mee aan de slag de komende maanden om meer duidelijkheid te krijgen over bijvoorbeeld haar giften en uitgaven, tenminste als jij mijn “executeur zijn” schriftelijk bevestigt en de erfenis aanvaardt (…)”. [broer 1] dient als deelgenoot in de nalatenschap [zus] inzage te verschaffen in deze twee dozen met boekhouding van erflaatster. Het is niet duidelijk wat de twee dozen precies aan boekhouding behelzen. Aan de veroordeling tot het verstrekken van inzage zal geen dwangsom worden verbonden omdat niet is vast te stellen waarvan precies inzage moet worden verschaft.
5.De beslissing
woensdag 8 mei 2024voor akte uitlating aan de zijde van
[zus]als vermeld onder randnummer
4.32, waarna de zaak naar de rol zal worden verwezen op een termijn van vier weken voor akte aan de zijde van
[broer 1]en
[broer 2]als vermeld onder randnummer
4.33.