In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 6 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de beschikking aansprakelijkstelling door de ontvanger van de Belastingdienst beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.H.W.N. Lammers, was als bestuurder van een vennootschap aansprakelijk gesteld voor een onbetaald gebleven naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014. De ontvanger had de beschikking tot aansprakelijkstelling op 7 december 2020 afgegeven, maar eiseres betwistte deze aansprakelijkstelling, aangezien zij op het moment van de naheffingsaanslag geen bestuurder of aandeelhouder van de vennootschap was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontvanger ten onrechte eiseres aansprakelijk had gesteld, omdat zij geen bestuurder is of is geweest van de vennootschap. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de beschikking aansprakelijkstelling. Daarnaast heeft eiseres verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, die door de rechtbank werd vastgesteld op € 500. De rechtbank oordeelde dat de ontvanger het griffierecht van € 360 aan eiseres moest vergoeden en dat eiseres recht had op een proceskostenvergoeding van € 702. De uitspraak is openbaar uitgesproken en biedt inzicht in de verantwoordelijkheden van bestuurders en de voorwaarden voor aansprakelijkstelling in het bestuursrecht.