Uitspraak
[eisers], uit [plaats], eisers
[vergunninghouder]uit [plaats], de vergunninghouder.
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Het oostelijke gedeelte van dat perceel is in het bestemmingsplan “Buitengebied” bestemd als ‘Agrarisch-Cultuurgrond’.
- artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1º, van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 4.6 van de regels van het bestemmingsplan “Verbrede reikwijdte Overschild”, voor zover het bouwplan valt binnen dat bestemmingsplan; en
- artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 4, aanhef en onder 1, van bijlage II van het Bor, voor zover het bouwplan valt binnen het bestemmingsplan “Buitengebied”.
[perceel 2] en dat is dus de aanvraag waar het college op moest beslissen. Dat de vergunninghouder geen eigenaar is van het perceel maakt dat niet anders. Volgens vaste rechtspraak van de ABRvS wordt degene die verzoekt om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk in beginsel verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op het door hem ingediende verzoek. Dit is alleen anders indien aannemelijk wordt gemaakt dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. Nu het college als eigenaar van het perceel heeft verklaard dat hij medewerking wil verlenen aan het bouwplan en de kavel zal overdragen aan de vergunninghouder is daarvan geen sprake. Dat, zoals eisers stellen er een alternatieve locatie is voor het bouwplan maakt evenmin dat het college de omgevingsvergunning had moeten weigeren. Volgens vaste rechtspraak van de ABRvS kan het college in beginsel niet vanwege alternatieven voor het project weigeren daaraan mee te werken, als het project op zichzelf aanvaardbaar is. Het college kan dat alleen weigeren als op voorhand duidelijk is dat met één of meer alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. [1] De voorzieningenrechter overweegt dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het perceel [perceel 2] geen alternatieve locatie voor dit bouwplan is met een gelijkwaardig resultaat. Voldoende aannemelijk is dat dit bouwplan op [perceel 2] niet kan worden uitgevoerd gelet op de beperkte ruimte die op dat perceel resteert.
- er geen woning op het perceel [perceel 1] aanwezig is, er geen bouwvlak op dat perceel aanwezig is en de dakopbouw hoger wordt dan de toegestane 4,5 meter (strijdigheden met het bestemmingsplan “Verbrede reikwijdte Overschild”); en
- het bouwplan niet past binnen de bestemming ‘Agrarische-Cultuurgrond’ (strijd met het bestemmingsplan “Buitengebied”).
Conclusie en gevolgen
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om het college te veroordelen in de door eisers gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting. De voorzieningenrechter stelt die reiskosten vast op een totaalbedrag van € 10,64 (een retourreis voor twee personen met het openbaar vervoer, tweede klasse, tussen [perceel 3] in [plaats] en Guyotplein 1 in Groningen). De voorzieningenrechter ziet ook aanleiding om het college te veroordelen in de door eisers gemaakte kosten voor het uittreksel uit het register van het Kadaster van
25 juli 2024. De voorzieningenrechter stelt die kosten vast op een totaalbedrag van € 3,35.
Beslissing
LEE 24/3222 af;
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2024.
Informatie over hoger beroep
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
Artikel 4 Dorpsgebied
a. per bouwperceel is het bestaande aantal woningen toegestaan;
Voor wat betreft de situering van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
k. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste respectievelijk 4,5 m en 10 m, begrensd door de volgende formule: maximale bouwhoogte (m) = (afstand daknok tot de perceelsgrens (m) x 1,9)) + 4,5; met in achtneming van het gestelde in 17.1.1 vrijwaringszone -molenbiotoop, en met dien verstande dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van de goothoogte van hoofdgebouwen met het oog op de aansluiting op omliggende bebouwing;
4.6 Omgevingsvergunning voor afwijken
- nieuwe woningen mogen uitsluitend als vervanging van bestaande woningen worden gebouwd, met dien verstande dat uitbreiding met ten hoogste 5 woningen binnen deze bestemming mogelijk is;
- er dient overleg over een bouwplan te zijn geweest met de dorpsbouwmeester - en door de dorpsbouwmeester uitgenodigde omwonenden - en er dient een door de dorpsbouwmeester getekend verslag te zijn verkregen waarin wordt ingegaan op het effect van de afwijkingen op de goede fysieke leefomgeving. In het verslag neemt de dorpsbouwmeester zijn beoordeling en die van de omwonenden van het bouwplan mee. Hierbij wordt ook het uiterlijk van bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 15.2 sub a beoordeeld.
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 4.6.1 gaat, naast andere wettelijke gestelde aanvraagvereisten, vergezeld van:
- het schriftelijk advies van de Dorpsbouwmeester zoals bedoeld in artikel 15.2; Het advies voldoet aan het gestelde in artikel 15.2 en in de advisering wordt de Structuurvisie Overschild en het Dorpsvisie Versterking Overschild (Witboek 2.0) van Midden-Groningen betrokken.
- een voorstel voor aanpassing van dit bestemmingsplan/het omgevingsplan ten behoeve van het gestelde onder 4.6.4. Uit dit voorstel moet in ieder geval blijken hoe het nieuwe bouwvlak vorm dient te krijgen en waar de bijbehorende bouwwerken gebouwd gaan worden.
Artikel 4 Agrarisch – Cultuurgrond
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel: