Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De landschappelijke inpassing is daarnaast onvoldoende geborgd, nu niet alle vereiste toestemmingen zijn gegeven. Voor de inrichting van het erf waren ook een aanlegvergunning en een bouwvergunning voor het verkleinen van de paardenbak nodig. Het voorschrift over de erfinrichting is voorts niet uitvoerbaar, omdat vergunninghouder geen eigenaar is van alle percelen waarvoor de erfinrichting is voorzien.
Het bouwplan voldoet tot slot niet aan de aan de stedenbouwkundige en ruimtelijke voorwaarden en uitgangspunten van ‘het beschermde dorpsgezicht Westervelde’, de ‘Noordenveldse kwaliteitsgids’ en de ‘gids omgevingskwaliteit Noordenveld’. Ter onderbouwing van dit standpunt leggen eisers een advies over van N. Zimmerman, een architect van Ziment B.V.
Op grond van voorgaande stellen eisers dat er geen sprake is van een verbetering, maar van een verslechtering van de ruimtelijke kwaliteit.
Het college stelt voorts dat het vergunde project leidt tot een significante verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De bedoeling is dat alle bedrijfsactiviteiten op het perceel blijvend gestaakt worden en om het perceel te gaan gebruiken voor ‘wonen’. Daarmee zal een overlastveroorzakende paardenhouderij herontwikkeld worden tot woonperceel met één zorgvuldig landschappelijk ingepaste woning. Door aan de vergunning het voorschrift te verbinden dat de woning alleen als burgerwoning gebruikt mag worden, indien op het perceel geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden, is geborgd dat de bedrijfsactiviteiten gestaakt blijven. Uit dit voorschrift blijkt voldoende duidelijk dat het ziet op het hele perceel waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft, waardoor het niet omzeild kan worden door het perceel met de burgerwoning kadastraal af te splitsen. Het is voorts op grond van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) toegestaan om aan een omgevingsvergunning, waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan, een voorschrift te verbinden op grond waarvan bepaalde planologische mogelijkheden niet meer benut mogen worden. Wordt het voorschrift niet nageleefd, dan kan hiertegen handhavend opgetreden worden, zo volgt uit een uitspraak van de Afdeling van 12 juli 2017. [1] Voor de terreininrichting zijn geen andere vergunningen nodig. De aanlegvergunning is reeds geborgd doordat een vergunning is verleend om af te wijken van het bestemmingsplan. Een aparte aanlegvergunning is dan niet vereist, zo volgt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling, waaronder de uitspraak van 30 juli 2014. [2] De vergunning om de omheining bij de paardenbak te wijzigen is ook onderdeel van de verleende vergunning. Bovendien maakt deze omheining geen onderdeel uit van het erfinrichtingsplan, waardoor het niet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het erfinrichtingsplan. Ook het feit dat de grond deels in eigendom is van de gemeente staat niet in de weg aan de uitvoerbaarheid, nu de gemeente het plan volledig onderschrijft en hieraan medewerking wil verlenen.
Ten aanzien van de omvang volgt de rechtbank de ter zitting gegeven toelichting van mevrouw de Jong dat de omvang van de schuurwoning afgezet moet worden tegen de grote, beeldbepalende schuur en de woning mét daaraan aangebouwde schuur aan de Hoofdweg 2. De schuurwoning is in omvang ondergeschikt aan deze gebouwen en voldoet dus ook aan dit ruimtelijke vereiste.
,indien een project op zichzelf aanvaardbaar is, het bestaan van alternatieven slechts noopt tot het onthouden van medewerking, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van één of meerdere alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van dergelijke gelijkwaardige alternatieven. Het enkele feit dat eisers vinden dat de alternatieven beter zijn, betekent niet dat er sprake is van gelijkwaardige alternatieven. Nu het college bezwaren heeft tegen de door eisers voorgestelde alternatieven en eisers niet onderbouwd hebben waarom deze alternatieven in het algemeen een gelijkwaardig resultaat opleveren met aanmerkelijk minder bezwaren, is de rechtbank van oordeel dat het college op goede gronden medewerking heeft verleend aan het onderhavige bouwplan en niet gehouden was medewerking te verlenen aan de door eisers voorgestelde alternatieven.