ECLI:NL:RBNNE:2024:3228

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
10918511 BU VERZ 24-223
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke sanctie wegens stilstaan op trottoir en ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De zaak betreft een sanctie opgelegd aan Dusseldorp Zwolle B.V. wegens het stilstaan op een trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad, zoals vastgelegd in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft administratief beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. De kantonrechter heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld, waarbij de gemachtigde op de zitting werd vertegenwoordigd door D. Pieterse. De betrokkene zelf was niet aanwezig.

De gedraging vond plaats op 16 maart 2022 in Meppel, waar de betrokkene met een personenauto met kenteken N082ZS geparkeerd stond. De opgelegde sanctie bedroeg € 109,00. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een schending van de hoorplicht en de redelijke termijn van berechting heeft plaatsgevonden, wat leidde tot een matiging van het sanctiebedrag met 25%. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging kon worden vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant en de foto’s in het dossier, ondanks de betwisting door de gemachtigde over de duidelijkheid van de foto’s en de bebording.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het sanctiebedrag verlaagd naar € 65,25. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 1.187,00. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. P.G. Wijtsma, kantonrechter, in aanwezigheid van D.W. Veenstra, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 249097803
zaaknummer: 10918511 BU VERZ 24-223
uitspraak van de kantonrechter van 15 augustus 2024
inzake
Dusseldorp Zwolle B.V. (hierna: de betrokkene),
gevestigd te Zwolle,
gemachtigde: mr. M. Lagas, Appjection B.V..

1.Procesverloop

1.1.
Aan betrokkene is een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke
handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Gemachtigde heeft administratief beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking. De officier van justitie heeft het administratieve beroep ongegrond verklaard. Gemachtigde heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. De behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 30 juli 2024.
1.2.
Als gemachtigde van betrokkene is op de zitting verschenen D. Pieterse, kantoorgenote
van mr. Lagas. Betrokkene zelf is niet verschenen. Als vertegenwoordiger van de officier van justitie is verschenen mr. B.A.G. Bulte (hierna: de vertegenwoordiger).
1.3.
De verweten gedraging betreft ‘R315B - stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad,
fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken)’, verricht op
16 maart 2022, om 19:57 uur, aan de Groenmarkt te Meppel, Gemeente Meppel, met een personenauto met kenteken N082ZS. De opgelegde sanctie bedraagt € 109,00 (inclusief administratiekosten).

2.Ontvankelijkheid van het beroep

2.1.
Voordat inhoudelijk naar het beroep gekeken wordt, dient de kantonrechter te oordelen
over de ontvankelijkheid van dat beroep. Aangezien ontvankelijkheidskwesties spelen in veel zaken waarin Appjection als gemachtigde optreedt namens autoleasebedrijven zoals betrokkene, wijdt de kantonrechter hier een apart gedeelte van deze uitspraak aan.
2.2.
De inleidende beschikking is opgelegd aan betrokkene, de lessor van de auto. Volgens
het beroepschrift wordt echter beroep ingesteld namens [lessee] , de lessee van de auto. Bij het beroepschrift is een machtiging bijgevoegd van [lessee] aan gemachtigde. Hierin staat dat [lessee] de geadresseerde op de inleidende beschikking is, terwijl dit niet het geval is. Een machtiging van betrokkene ontbreekt bij het beroepschrift.
2.3.
Daarom heeft de griffie van de rechtbank op 6 februari 2024 een brief gestuurd aan de
gemachtigde met daarbij het verzoek om een schriftelijke machtiging van betrokkene met een uittreksel uit het Handelsregister, waaruit blijkt wie namens betrokkene gevolmachtigd is om gemachtigde in te schakelen.
2.4.
Vervolgens heeft gemachtigde een machtiging overgelegd, met dagtekening van
28 maart 2024, waarvan niet duidelijk is wie deze namens betrokkene heeft ondertekend. Uiteindelijk is, met dagtekening van 26 juli 2024, een machtiging van betrokkene overgelegd die is ondertekend door [directeur lessor] . Hij is, volgens het bijgevoegde uittreksel uit het Handelsregister, gevolmachtigd om betrokkene te vertegenwoordigen.
2.5.
Zoals in overweging 2.2 vermeld, was het beroep echter ingesteld namens [lessee] .
Dit is alleen mogelijk, indien [lessee] over een machtiging van betrokkene beschikt om de gemachtigde in te schakelen. Wat dus nodig is, is de schakel tussen betrokkene en [lessee] (een tussenmachtiging). Zonder deze schakel is sprake van onbevoegde vertegenwoordiging en is het beroep niet-ontvankelijk.
2.6.
In het dossier zit, zo kon de kantonrechter op de zitting samenvatten, nu een
“Machtigingsformulier beroep tegen Mulderbeschikking”. Dit formulier is in het Digitaal Loket Verkeer te downloaden door betrokkenen die een ander willen machtigen om namens hen in beroep te gaan. Via dit formulier heeft betrokkene aan [lessee] een volmacht verleend om namens haar in beroep te gaan tegen de inleidende beschikking. Hiermee is de schakel tussen betrokkene en [lessee] aangeleverd.
2.7.
Dit maakt dat Appjection gemachtigd is in beroep te gaan namens [lessee] , de
gemachtigde van betrokkene, en dat het beroep ontvankelijk is. De kantonrechter zal nu verdergaan met de inhoud van het beroep.

3.Inhoudelijke overwegingen

3.1.
Gemachtigde stelt zich op het standpunt dat de gedraging niet kan worden vastgesteld.
De foto is niet duidelijk en best wel donker. Zij heeft de bebording niet kunnen waarnemen op Google Street View. De Groenmarkt te Meppel is een groot terrein en het voetgangersgebied is afgeschermd met paaltjes. Om het voetgangersgebied te kunnen betreden had [lessee] door deze paaltjes heen moeten rijden. In administratief beroep heeft [lessee] verklaard dat op het bewuste tijdstip geladen en gelost mag worden. Bij het beroepschrift zitten illustraties van waar de auto heeft gestaan. Als [lessee] stond waar hij zegt dat hij heeft gestaan, stond hij volgens gemachtigde niet op een ander weggedeelte dan waar hij mocht staan. Er was geen sprake van een verhoogd voetpad of van andere bestrating, het betreft geen parkeerverbodszone of woonerf en er zijn geen verkeerstekens zoals een verkeersbord E1 geplaatst. Gemachtigde betwist verder dat er een uitnodiging is ontvangen voor een aanvullende schriftelijke ronde in administratief beroep. Daarom is de hoorplicht geschonden. Ten slotte is volgens gemachtigde de redelijke termijn van berechting geschonden.
3.2.
De vertegenwoordiger stelt zich op het standpunt dat de gedraging wél kan worden
vastgesteld. De verbalisant heeft verklaard dat is geparkeerd in een voetgangersgebied. De feitcode die wordt gebruikt voor het niet gebruiken van de rijbaan, R315B, is dezelfde als die welke wordt gebruikt voor voetgangersgebieden. Met betrekking tot de foto merkt ze op dat de gedraging heeft plaatsgevonden in de winter en dat het dan op dat tijdstip donker is. Maar het kenteken is zichtbaar, dus is de foto voldoende duidelijk. De verbalisant was fysiek aanwezig, dus mag er volgens vaste jurisprudentie vanuit worden gegaan dat die de bebording heeft gecontroleerd, zo stelt de vertegenwoordiger. Met betrekking tot de hoorplicht wijst zij op de extra schriftelijke ronde die er is geweest. Over de redelijke termijn geeft de vertegenwoordiger aan dat deze inderdaad is overschreden, wat moet leiden tot een matiging van het sanctiebedrag met 25%. Zij vraagt de kantonrechter om bij het toekennen van een proceskostenvergoeding als gevolg van het schenden van de redelijke termijn, een wegingsfactor van 0,25 (zeer licht) aan te houden in plaats van 0,5 (licht) en verwijst hierbij naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 11 november 2023 [1] .
3.3.
De kantonrechter overweegt als volgt.
3.4.
In Wahv-zaken bieden de verklaring van de verbalisant en de gegevens in het
zaakoverzicht in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders als door of namens de betrokkene feiten en omstandigheden aangevoerd worden die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
3.5.
In het dossier bevindt zich een op ambtsbelofte opgemaakt aanvullend proces-verbaal,
waarin het brondocument en foto’s van de gedraging worden overgelegd. De foto’s zijn donker, maar het kenteken is duidelijk leesbaar en het is, na vergelijking met Google Street View, aan de omgeving te zien dat betrokkene heeft geparkeerd op de Groenmarkt.
3.6.
Omdat de verbalisant ter plaatse was, mag er in beginsel vanuit worden gegaan dat deze
de bebording heeft gecontroleerd. Omdat gemachtigde de bebording en de toepasselijkheid daarvan betwist, heeft ook de kantonrechter via Google Street View naar de situatie gekeken.
3.7.
Uit de in administratief beroep overgelegde illustraties maakt de kantonrechter op dat
[lessee] via het Prinsenplein en de Marktstraat de Groenmarkt heeft bereikt. Op deze route is hij het verkeersbord G7 (voetgangersgebied) gepasseerd. Op het onderbord bij dit bord staat dat laden en lossen is toegestaan op maandag tot en met vrijdag van 18:00 uur tot 11:00 uur en op koopavonden van 21:00 uur tot 11:00 uur, behalve op marktdagen van 06:00 uur tot 11:00 uur.
3.8.
In tegenstelling tot wat de gemachtigde stelt, hoefde [lessee] niet door paaltjes heen
te rijden om de pleeglocatie te bereiken. Dit was in de oude situatie wel het geval, maar op Google Street View is te zien dat sinds augustus 2020 een doorgang bestaat waardoor [lessee] heeft kunnen parkeren waar hij volgens de foto’s en zijn eigen illustraties stond.
3.9.
De verbalisant heeft verklaard dat het voertuig geparkeerd stond en dat de
uitzonderingen op het onderbord niet van toepassing waren. Hiermee verklaart hij dat geen sprake was van laden en lossen. Immers, als is geparkeerd kan per definitie geen sprake zijn van laden en lossen volgens artikel 1 van het RVV 1990, en de uitzonderingen op het onderbord (laden en lossen) waren volgens de verbalisant niet van toepassing. Daarbij heeft betrokkene niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van laden en lossen.
3.10.
De feitcode R315B wordt, zoals de vertegenwoordiger aangeeft, niet alleen gebruikt
voor het rijden op een voetpad of trottoir, maar ook voor het rijden in een voetgangersgebied. Met het betreden van het voetgangersgebied wordt per definitie de gedraging omschreven in feitcode R315B verricht zodra geen sprake is van een uitzonderingssituatie. Dat er geen verhoogde trottoirband of een afwijkende bestrating aanwezig was, doet hier niet aan af.
3.11.
Al met al oordeelt de kantonrechter dat de gedraging kan worden vastgesteld.
Vervolgens dient hij te beoordelen of sprake is van feiten en omstandigheden die leiden tot het matigen of achterwege laten van de sanctie.
3.12.
Gemachtigde stelt dat de hoorplicht is geschonden, nu betrokkene geen aanvullende
schriftelijke ronde is geboden in administratief beroep ter vervanging van een telefonische of fysieke hoorzitting. In de brief van de CVOM staat dat niet op tijd gronden zijn aangevoerd, maar daarvoor zegt gemachtigde geen mogelijkheid te hebben gehad. De vertegenwoordiger stelt daarentegen dat de mogelijkheid wel is geboden.
3.13.
De kantonrechter constateert dat er geen uitnodiging voor het indienen van
aanvullende schriftelijke gronden in het dossier zit. In de beslissing op administratief beroep van de CVOM staat wel dat een aanvullende schriftelijke ronde is geboden, maar dit blijkt niet uit het dossier. De vertegenwoordiger heeft alleen gesteld dat de schriftelijke ronde heeft plaatsgevonden, maar gelet op de betwisting daarvan door de gemachtigde lag het op haar weg om dat standpunt nader te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. De hoorplicht is daarom geschonden, wat tot een matiging van het sanctiebedrag met 25% leidt.
3.14.
In de jurisprudentie is bepaald dat de redelijke termijn van berechting in eerste
aanleg ten hoogste twee jaar bedraagt. Deze termijn begint op het moment dat vanwege het bestuursorgaan tegenover de beboete persoon een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat hem een boete zal worden opgelegd.
3.15.
De inleidende beschikking is verstuurd op 10 mei 2022, terwijl de behandeling van
het beroep ter zitting op 30 juli 2024 heeft plaatsgevonden. Dit levert een schending op van de redelijke termijn van berechting. Daarom zal de kantonrechter het sanctiebedrag nog eens matigen met 25%.
3.16.
Het sanctiebedrag wordt gewijzigd naar € 100,00 x 0,75 x 0,75 + € 9,00 =
€ 65,25, inclusief administratiekosten.
3.17.
Nu het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond zal worden
verklaard vanwege de schending van de hoorplicht en de redelijke termijn van berechting, zijn er gronden aanwezig om de door betrokkene gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand te vergoeden. Op grond van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht worden toegekend:
  • één punt ter waarde van € 875,00 voor het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter;
  • één punt ter waarde van € 875,00 voor het verschijnen op de zitting;
  • één punt ter waarde van € 624,00 voor het indienen van het beroepschrift bij de officier van justitie.
3.18.
Gelet op de aard van de zaak en volgens de lijn van het hof Arnhem-Leeuwarden [2]
voor bezwaren en beroepen tegen beslissingen van vóór 1 januari 2024, past de kantonrechter de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe.
3.19.
Hij zal de officier van justitie veroordelen in de proceskosten tot een bedrag van
(€ 875,00 x 2 + € 624,00) x 0,5 = € 1.187,00.
3.20.
Met ingang van 1 januari 2024 is in artikel 13a, derde en vierde lid, van de Wahv
bepaald dat uitbetalingen vanwege een beslissing op het administratief beroep of een uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de beschikking van de administratieve sanctie is opgelegd. Er is geen overgangsrecht van toepassing en deze vorderingen tot uitbetaling zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding. Omdat het hier een uit de wet voortvloeiende verplichting betreft is de kantonrechter niet bevoegd om over de wijze van uitbetaling te oordelen.

4.Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
- vernietigt die beslissing;
- wijzigt de inleidende beschikking en matigt het sanctiebedrag tot € 65,25 (inclusief administratiekosten);
- bepaalt dat betrokkene het te veel betaalde aan zekerheidstelling terugkrijgt;
- veroordeelt de officier van justitie in de kosten van de procedure aan de kant van betrokkene, vastgesteld op € 1.187,00;
- verklaart zich onbevoegd om over de wijze van uitbetaling te oordelen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, kantonrechter, in aanwezigheid van
D.W. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024.
griffier, kantonrechter,
Rechtsmiddel
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op: