ECLI:NL:RBNNE:2024:3112

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
18-237301-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van kleindochter door grootvader

Op 13 augustus 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een grootvader die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn kleindochter. De verdachte, geboren in 1947, werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn kleindochter, die op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het misbruik heeft plaatsgevonden in de periode van 1 juni 2021 tot en met 1 januari 2023, terwijl het slachtoffer aan de zorg en waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar en consistent beoordeeld. Het slachtoffer heeft gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden, waaronder het binnendringen van haar vagina door de vingers van de verdachte. De rechtbank heeft ook andere getuigenverklaringen in overweging genomen, waaronder die van de vader van het slachtoffer, die aangaf dat de verdachte emotioneel reageerde na de beschuldigingen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 2.500 euro aan het slachtoffer, die wettelijk vertegenwoordigd werd door haar moeder. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en gezondheidstoestand.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.237301.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 augustus 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1947 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juli 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 1 januari 2023 te Hoogeveen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2013, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
  • het brengen van zijn hand in de (pyjama)broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] en/of
  • het wrijven over de vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen/duwen van één of meer vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die[slachtoffer] , zulks terwijl die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 1 januari 2023 te Hoogeveen, met slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2013, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit:
  • het brengen van zijn hand in de (pyjama)broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] en/of
  • het wrijven over de vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen/duwen van één of meer vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die
[slachtoffer] , zulks terwijl die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende overtuigend bewijs is om onomstotelijk bewezen te achten dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting of aanranding van zijn eigen kleinkind [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ).
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 30 juli 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[slachtoffer] haar vader, onze zoon, woont bij ons. [slachtoffer] is bij ons opgegroeid. Mijn vrouw en ik pasten veel op [slachtoffer] . Zij was vaak bij ons. Ik bracht haar naar school en ze bleef wel slapen.
[slachtoffer] kwam s avonds ook wel eens bij mij in bed liggen, terwijl mijn vrouw er niet bij was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden
d.d. 30 juni 2023, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NNRBC23174 d.d. 28 juli 2023, inhoudend als verklaring van [naam]
(moeder van [slachtoffer] ):
Meldster vertelde dat er een programma op was wat iets triggerde, het ging mogelijk over seks. Hierop vertelde [slachtoffer] , "Nou opa heeft aan mijn ding gezeten". Ze wees hierbij naar haar vagina. Ze vertelde dat opa met zijn hand in haar broek en onderbroek ging. Dat hij toen er over heen wreef. Meldster vroeg of zijn vinger er ook in was geweest. Hierop zei [slachtoffer] dat ze dacht een klein beetje. Opa had haar gevraagd of hij moest doorgaan, hierop had [slachtoffer] gezegd van: "Nee", maar opa ging toch door. Het zou één keer zijn gebeurd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal getuige verhoor [slachtoffer] d.d. 10 augustus2023, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
A: Dat hij mijn ding heeft aangeraakt, en dat is gewoon niet fijn. Want hij zei ook nog:
"Moet ik stoppen? Of moet ik doorgaan?" En ik zei: "Nee, alsjeblieft niet." En ging ie gewoon door. Dat ding aan te raken waar ik uit plas, en dat is gewoon niet fijn, als hij hem aanraakt.
(..) V: Is dat één keer gebeurd of vaker?
A: Eén keer, meestal lig ik bij hem in bed. Toen ineens deed ie dat. In opa en oma's huis. lk denk in 2021, of in het begin van 2022. Dan wel in september, of het is in de zomer.
V: Weet je nog in welke groep je toen zat op school?
A: Ik denk groep vier of drie.
(..) Ik moest nog slapen.
V: De getuige tekent, onderstaande uitleg wordt ondersteund aan de hand van de tekening.
A: Dan is dit de deur. Dan is hier grote bed, tweepersoons.
(..) A: En toen zei hij: " [slachtoffer] , kom lekker bij mij in bed liggen." En toen kwam ik bij hem liggen.
En toen gewoon na een paar minuten dan deed ie dat.
V: En wat heb je dan aan op dat moment?
A: Mijn pyjama en onderbroek en een hemd. Lange broek met lange mouwen.
V: Als jij binnenkomt, hoe is opa dan op dat moment in bed?
A: Normaal onder de dekens liggen. Op zijn rug. Aan de linkerkant zit opa, en aan de rechterkant zit ik.
V: En hoe ga jij dan in het bed?
A: Ook op me rug. Dan lig ik ook onder de dekens. Het was stil en toen ineens deed ie dat.
Met zijn vingers.
0: Onderstaande gedeelte wordt weer ondersteund aan de hand van de tekening.
V: Als hij dan met zijn vingers dat doet, blijft hij dan nog steeds op zijn rug.
A: Op zijn zij. Hij kijkt dan naar mij.
V: En als opa dan met zijn vingers dat gaat doen, waar zit ie dan precies aan?
A: Nou, gewoon helemaal achterin ofzo.
V: Gaat dat dan op jouw kleren, of gaat dat onder jouw kleren, of half onder jouw kleren, of is het nog anders?
A: Onder. Ik denk met de wijsvingers. Weet ik wel zeker.
(..) V: En welke kleding gaat hij dan onder?
A: Onder mijn onderbroek en broek.
V:. En hij gaat dan aan je ding zitten waar je ook mee plast. En jij noemde al helemaal daar onder. Wat bedoel je daar precies mee?
A: Nou, soort van gaatje zat, en daar ging hij dan in met zijn vinger. Dat voelde ik gewoon.
V: En jij lag op je rug, zei jij. En hoe zijn jouw benen dan als je in het bed ligt, en opa gaat dat met zijn vinger doen?
A: Mensen noemen dat wel lepel liggen.
V: En kijk je dan naar opa, of kijk je dan de andere kant op?
A: Andere kant op.
V: En als opa dan met zijn vinger onder jouw onderbroek gaat, welke kant gaat ie dan langs van jouw lijf?
A: Gaat gewoon zo naar onder.
V: Dus vanaf de bovenkant.
A: Naar onder.
V: Naar onderen, in jouw onderbroek. En jij noemde al dat ie bij dat gaatje gaat. En als je dan zo ligt met je benen. Zijn jouw benen dan recht op elkaar gekruld, of zijn ze een beetje schuin op elkaar?
A: Recht op elkaar. Toen deed ie zijn hand gewoon bij de onderbroek in en toen ging ie met zijn hand naar onder en toen deed ie dat.
(..) 0: De getuige tekent. Onderstaande uitleg wordt ondersteund aan de hand van de tekening.
A: Doet ie eerst met zijn vinger zo. En dan zo. Dus gewoon zo, en dan zo.
0: De getuige houdt eerst haar rechterwijsvinger gestrekt naar voren en vervolgens buigt ze haar rechterwijsvinger terwijl ze bovenstaande zegt.
0: Verbalisant [naam] herhaalt het bovenstaande gebaar van de getuige.
A: Naar voor en naar achter.
V: En wat voel je dan als opa dat doet met zijn vinger zo, wat je net voordeed?
A: Dat voelt gewoon raar. Ook in mijn hoofd, want ik dacht: Wat doet ie?
V: En jij noemde ook dat opa nog iets had gezegd van: "Zal ik doorgaan?" Wanneer zegt ie dat?
A: Een paar minuten later, iets van vijf ofzo.
(..) V: En over welk gaatje je het dan precies hebt. Want jij zegt ook: Hij gaat helemaal naar achteren.
A: Nou, niet helemaal naar achter. Nog wel bij m'n ding. Ik zeg soms gewoon `punani (fon)'.
V: En als ik het dan heb over het gaatje waar je normaal mee naar de wc gaat als je een grote boodschap hebt, is het dan dat gaatje, of is het een ander gaatje?
A: Ander.
(..) A: Dan komt oma naar boven en dan gaat ie gewoon direct stoppen en doet ie vinger uit me onderbroek en gaat ie doen alsof er niks gebeurd was.
V: En jij vertelde ook dat opa had gevraagd van: "Moet ik nog doorgaan?"
A: lk zei "Nee". Hij zei niks en hij ging door.
(..) V: Aan welke kant van jouw onderbroek gaat ie dan naar binnen? Is dat aan de achterkant, aan de zijkant, of aan de voorkant, of nog anders?
A: Aan de voorkant. In het midden. Vanaf me buik.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 juli 2023, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[naam]
(vader van [slachtoffer] ):
V: Je woont bij je ouders. Wat is het adres?
A: [adres] .
(..) A: Ik kwam thuis en mijn vader was helemaal overstuur, ik had hem zo nooit eerder gezien. Hij huilde en was helemaal overstuur. Misschien dat het één keer gebeurd is zei hij. Hij zei ook nog wel dat hij beter de portemonnee aan mijn moeder kon geven en voor de trein kon springen. Dat zeg je niet als je niets hebt gedaan, dan zou hij heel anders reageren.
Bewijsoverwegingen Juridisch kader
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Dit betekent dat -in een geval als het onderhavige, waarin niet met zoveel woorden wordt ontkend dat het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden, maar de verdachte zich niet kan herinneren of het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden- de rechtbank eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de verklaringen van het slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Dit steunbewijs hoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is voldoende wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Voorts is van belang dat uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting, de rechtbank onverminderd de overtuiging moet krijgen dat het feit is gepleegd zoals het de verdachte wordt verweten. Zeker als de bewijsmiddelen schaars zijn, moet de rechtbank behoedzaamheid betrachten om op grond van hetgeen overigens blijkt, aan te nemen dat het feit is gepleegd (zie onder meer HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717 en HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117).
Betrouwbaarheid [slachtoffer]
De rechtbank zal gelet op het voorgaande eerst beoordelen of zij de verklaringen van [slachtoffer] , de kleindochter van verdachte, betrouwbaar acht.
De rechtbank acht de verklaringen die door [slachtoffer] zijn afgelegd -anders dan de verdedigingauthentiek, gedetailleerd en consistent. Zo heeft [slachtoffer] op verschillende momenten in de tijd en tegenover verschillende personen (haar moeder en de politie) specifiek verklaard over de seksuele handelingen die volgens haar hebben plaatsgevonden. Zij heeft verklaard dat verdachte zijn hand onder haar pyjamabroek en onderbroek bracht, hij ging wrijven over haar vagina en met zijn wijsvinger in haar vagina zat. Zij heeft verder consistent en gedetailleerd verklaard onder welke omstandigheden deze seksuele handelingen plaatsvonden, hoe het voelde en op welk moment dit is gebeurd. Zo heeft
[slachtoffer] verklaard dat zij met opa alleen in bed lag op de slaapkamer van haar grootouders. Het was in de avond, voordat zij ging slapen. Haar oma was nog beneden. Het voelde raar, ook in [slachtoffer] haar hoofd. Ze dacht: wat doet ie? en hoewel [slachtoffer] aangaf dat verdachte moest stoppen, ging hij toch door. De houding, de wijze waarop zij beiden in bed lagen, die zij daarbij beschrijft is -anders dan de verdediging stelt- niet vreemd of onwaarschijnlijk. Daarnaast lijkt [slachtoffer] haar verwijt jegens verdachte daarbij ook niet te overdrijven op onderdelen waar dat mogelijk zou zijn. Dat zij beïnvloed zou zijn door [naam] , zoals de verdediging stelt, is de rechtbank niet gebleken. [slachtoffer] heeft haar moeder in vertrouwen genomen op het moment dat zij samen naar een tv-programma keken dat mogelijk over seks ging. Dat [slachtoffer] in een dergelijke setting voor het eerst met haar verhaal naar voren komt, acht de rechtbank aannemelijk en versterkt juist de betrouwbaarheid van haar verklaringen.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen reden te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] en acht deze betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
De rechtbank is voorts van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Zo heeft getuige [naam]
(de zoon van verdachte)aangegeven dat verdachte -nadat hij hem geconfronteerd had met het door [slachtoffer] gemaakte verwijt- helemaal overstuur was en verdachte gezegd heeft dat het misschien één keer gebeurd was. Dit ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] , omdat ook zij heeft aangegeven dat de door verdachte verrichte seksuele handelingen één keer hebben plaatsgevonden. De uitleg die namens verdachte ter terechtzitting van 30 juli 2024 is gegeven, te weten dat verdachte op dat moment slechts heeft herhaald hetgeen [slachtoffer] zelf tegen hem heeft gezegd, acht de rechtbank niet geloofwaardig omdat verdachte eerst nadat hij door zijn zoon is geconfronteerd met de door [slachtoffer] geuite verwijten naar [slachtoffer] is toegegaan en niet is gebleken dat hij eerder met [slachtoffer] hierover contact heeft gehad. Ook de stelling van verdachte dat getuige [naam] hierover gelogen heeft, acht de rechtbank niet aannemelijk. Deze getuige zit in een moeilijk pakket, waarbij zijn dochter zijn vader een ernstig verwijt maakt, terwijl de getuige -sinds zijn scheiding- samen met verdachte in hetzelfde huis woont. De rechtbank ziet niet in waarom deze getuige zou liegen en daarmee zijn vader onnodig extra zou belasten, terwijl hij voor zijn huisvestiging momenteel afhankelijk is van verdachte.
Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door hetgeen verdachte zelf heeft verklaard. Immers, ter terechtzitting van 30 juli 2024 heeft verdachte erkend dat [slachtoffer] wel eens s avonds, voordat zij ging slapen, alleen bij hem in bed lag terwijl oma er niet bij was. Naar het oordeel van de rechtbank bevestigt verdachte met zijn verklaring de setting waarbinnen de seksuele handelingen volgens [slachtoffer] hebben plaatsgevonden.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de primair ten laste gelegde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
Zorg en waakzaamheid toevertrouwd
Uit de bewijsmiddelen volgt eveneens dat de minderjarige [slachtoffer] bij verdachte (haar opa) logeerde en dat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden op het moment dat geen andere volwassene in dezelfde ruimte aanwezig was. Daarmee was [slachtoffer] aan de zorg en waakzaamheid van verdachte toevertrouwd.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juni 2021 tot en met 1 januari 2023 te Hoogeveen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2013, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
  • het brengen van zijn hand in de pyjamabroek en onderbroek van die [slachtoffer] en
  • het wrijven over de vagina en schaamstreek van die [slachtoffer] en
  • het brengen van één vinger tussen de schaamlippen en in de vagina van die [slachtoffer] , zulks terwijldie [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, zorg en waakzaamheid was toevertrouwd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
primair met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, mocht de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komen, gepleit voor het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf. De raadsvrouw heeft daarbij verzocht in het bijzonder rekening te houden met de leeftijd en de slechte gezondheidstoestand van verdachte, alsmede het feit dat verdachte first offender is.
Daarnaast is de raadsvrouw van mening dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie geen recht doet aan de ernst van het feit en niet alleen voor verdachte, maar ook voor zijn vrouw grote gevolgen zal hebben.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van Reclassering Nederland van 29 februari 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juni 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van zijn kleindochter [slachtoffer] . Dat misbruik bestond -onder meer- uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Toen [slachtoffer] bij verdachte logeerde is zij bij hem in bed komen liggen en is verdachte onder andere met zijn vinger in haar vagina gegaan. Nadat verdachte aan haar had gevraagd of hij door moest gaan, had [slachtoffer] aangegeven dat hij moest stoppen. Verdachte ging hierop toch door. Verdachte heeft met zijn gedrag de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden en op grove wijze misbruik gemaakt van de kwetsbare en afhankelijke positie van [slachtoffer] die bij haar opa juist in een veilige omgeving zou moeten verkeren. Uit de bij de vordering tot schadevergoeding overgelegde onderbouwing blijkt dat het handelen van verdachte op [slachtoffer] een enorme impact heeft gehad. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid n voor zijn handelen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van voornoemd rapport van Reclassering Nederland. Uit dit rapport volgt -onder meer- dat verdachte niet lijkt te willen praten over zaken die hij moeilijk of confronterend vindt. Ook binnen het familiesysteem lijkt sprake te zijn van vermijdend gedrag. Voorts ziet de reclassering geen inlevingsvermogen bij verdachte. Hij kan zich niet inleven in de impact van huidige zaak op zijn kleindochter en haar ouders. De reclassering heeft vermoedens van de aanwezigheid van een verstandelijke beperking, maar er is geen diagnostiek die dit kan bevestigen. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheden zien om met interventies of toezicht de risicos te beperken of het gedrag te veranderen. De reclassering verwacht dat verdachte, onder andere vanwege zijn leeftijd, maar ook vanwege zijn stugge houding, weinig leerbaar is en tijdens een eventueel behandeltraject geen openheid van zaken zal geven.
Gelet op de aard en ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daar wordt in het geval van verkrachting (artikel 242 Sr), waarbij sprake is van een beperkte mate van dwang, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van
24 maanden tot uitgangspunt genomen. De rechtbank heeft in strafverminderende zin rekening gehouden met de leeftijd en slechte gezondheidstoestand van verdachte, het feit dat verdachte first offender is en dat sprake lijkt te zijn van een eenmalige gebeurtenis. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte sindsdien nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
[slachtoffer] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam] , heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij nietontvankelijk dient te worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair, mocht de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komen, heeft de raadsvrouw verzocht om de vordering van de benadeelde partij te matigen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat sprake is van een te ver verwijderd verband tussen het ten laste gelegde feit en de door de benadeelde partij gevorderde schade.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij voldoende onderbouwd dat zij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. Gelet hierop is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank stelt echter vast dat het door verdachte gepleegde feit ziet op een eenmalige gebeurtenis die -hoe afschuwelijk ook- beperkt is gebleven tot de bewezen verklaarde handelingen. De rechtbank acht de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding om deze reden, gelet op vergelijkbare jurisprudentie, te hoog. Gelet op het voorgaande acht rechtbank vergoeding van een bedrag van 2.500,- passend en billijk. De rechtbank acht dit deel van de gevorderde immateriële schade dan ook toewijsbaar. Voor het overige deel zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf , niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij , wettelijk vertegenwoordigd door [naam] , toe en veroordeelt verdachte om aan de benadeelde partij te betalen:
  • het bedrag van 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van de benadeelde partij , wettelijk vertegenwoordigd door [naam] , aan de Staat te betalen een bedrag van 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 50 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. J. Faber en mr. H. Supèr, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 augustus 2024.
Mr. H. Supèr is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.