7.Eindconclusie
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met anderen, met voorbedachten rade [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 7] op verschillende wijze heeft mishandeld door pijn en/of letsel toe te brengen en/of een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording teweeg te brengen en/of de (psychische) gezondheid te benadelen.
De rechtbank acht feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 19 december 2022 te [plaatsnaam] , gemeente Westerwolde tezamen en in vereniging met anderen, met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld en opzettelijk de (psychische) gezondheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft benadeeld en hevige onlust veroorzakende gewaarwordingen in of aan het lichaam van [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] teweeg heeft gebracht, door meermalen, althans eenmaal,
-een wasmand en/of een doos (met kracht) op het hoofd van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te zetten en over het hoofd te trekken en
-tegen het hoofd van [slachtoffer 1] te slaan en te tikken en een oor van [slachtoffer 1] vast te houden en
-vanaf het balkon een bak water over die [slachtoffer 1] te gooien en water over [slachtoffer 1] te gooien en [slachtoffer 1] op de grond te leggen en nat te maken en langdurig op de natte grond te leggen en [slachtoffer 1] onder de koude douche te zetten en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] telkens nat te maken met koud water en
- [slachtoffer 2] langdurig op de grond te leggen en
- [slachtoffer 1] langdurig in een zogenaamde sta-tafel/stoel en passieve tillift te laten staan met een bezemsteel in zijn shirt en de bezem in zijn gezicht en met blokjes naast zijn voeten en
- [slachtoffer 1] op de grond te leggen terwijl hij met opgetrokken knieën ligt, met klittenband zijn benen aan zijn bovenlichaam vast te binden en zijn gezicht met pindakaas in te smeren en vervolgens af te laten likken door een hond en
- [slachtoffer 1] gedurende enige tijd buiten op de grond onder een druppende tuinslang te leggen en die [slachtoffer 1] telkens langdurig buiten, zetten en
-tegen de benen van [slachtoffer 1] te schoppen en/- [slachtoffer 2] buiten in de regen te zetten en
- [ [slachtoffer 1] in een donkere kast te zetten en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in een hoek van een kamer te zetten en in een washok en voorraadkast te leggen/zetten en op het toilet te zetten en [slachtoffer 1] in de spoelkeuken te zetten en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , al dan niet naakt, (langdurig) op de grond te leggen en
-het hoofd van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan de haren naar achteren te trekken en de mond te openen en vol te stoppen met voedsel en de neus van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dicht te knijpen en vloeistof (met citroen) in de mond/keel te spuiten en
- [slachtoffer 1] op de kop in een apparaat te hangen en
- [slachtoffer 1] met blote voeten in een zout waterbad te zetten en
- [slachtoffer 1] met zijn armen met klittenband vast te binden aan een stoel en de voeten aan de stoelpoten vast te binden en
-het eten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] weg te zetten en weg te gooien en te onthouden en-een sok en in de mond van [slachtoffer 1] te stoppen en
-een koude straal water over en tik tegen het geslachtsdeel van [slachtoffer 1] te spuiten en te geven en
-het hoofd van [slachtoffer 1] in een wc-pot te duwen en
- [ [slachtoffer 1] met wasmachineballetjes in zijn shirt op de grond te leggen en
-walnoten en sinaasappel(s) tegen het gezicht en lichaam van [slachtoffer 1] te gooien en
- [slachtoffer 1] de hele dag veel sinaasappels te laten eten en
- [slachtoffer 1] in een ruimte met harde muziek te zetten en
- [slachtoffer 1] in een wasbak te leggen en
-de touwtjes van de capuchon van [slachtoffer 1] aan diens rolstoel vast te binden ten gevolge waarvan hij gedwongen voorover moest zitten;
2
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 19 december 2022 te [plaatsnaam] , gemeente Westerwolde, tezamen en in vereniging met anderen, met voorbedachten rade, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] heeft mishandeld
en opzettelijk de (psychische) gezondheid van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 9] heeft benadeeld en hevige onlust veroorzakende
gewaarwordingen in of aan het lichaam van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] teweeg heeft gebracht door
meermalen, althans eenmaal,
t.a.v. [slachtoffer 3] :
-tuinafval in het bed van [slachtoffer 3] te leggen en haar hierin te laten slapen en
-een banaan in de broek van [slachtoffer 3] te stoppen en haar vervolgens te laten zitten en
-die [slachtoffer 3] voedsel te onthouden en eten van haar weg te gooien en
- water over [slachtoffer 3] te gooien en
- [slachtoffer 3] in de regen te laten staan en niet binnen te laten en
-een theedoek om het hoofd van [slachtoffer 3] te knopen en haar uit te maken voor viswijf en/of
-kleding van [slachtoffer 3] in de sloot te gooien en
-een flesje met tape om het middel van [slachtoffer 3] te binden die ze de hele dag moest dragen en
- [ [slachtoffer 4] op de werkplaats te laten slapen en
- [slachtoffer 5] langdurig met gestrekte armen buiten bij hoge temperatuur te laten staan met flesjes in de hand en
- [slachtoffer 5] zonder matras nachts in een tent te laten slapen en
- [slachtoffer 5] gedurende twee uren met een klein zaagje een boomstam door te laten zagen en
- [slachtoffer 5] in zijn onderbroek in een sloot te duwen en daarin te laten staan en
- [slachtoffer 5] met ovenhandschoenen aan te laten eten en
- eten van [slachtoffer 5] weg te gooien en
-die [slachtoffer 5] niet te laten pauzeren tijdens het werk en
- [ [slachtoffer 5] nat te spuiten met een tuinslang en
- [ [slachtoffer 6] buiten bij lage temperatuur in een tent te laten slapen en
-eten van [slachtoffer 6] te vermalen en hem dit te laten opeten en eten te onthouden en
- [slachtoffer 6] telkens een lasbril op te zetten en
- [slachtoffer 6] een grote hoeveelheid sinaasappels te laten eten en- [slachtoffer 6] buiten te laten eten en
-de deur en/of badkamerdeur van zijn appartement te verwijderen en
t.a.v. [slachtoffer 6] :
-die [slachtoffer 6] in het gezicht te slaan en
-die [slachtoffer 6] achterover in een border te duwen en
-die [slachtoffer 6] meermalen een week huisarrest te geven en
-eten van die [slachtoffer 6] weg te gooien en/of
t.a.v. [slachtoffer 9] :
-die [slachtoffer 9] een grote hoeveelheid sinaasappels te laten eten en
-een shirt van die [slachtoffer 9] kapot te trekken
3
in de periode van 1 juni 2020 tot en met 19 december 2022 te [plaatsnaam] , gemeente Westerwolde, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, althans eenmaal, met voorbedachten rade, [slachtoffer 10] heeft mishandeld en opzettelijk de (psychische)gezondheid van die [slachtoffer 10] heeft benadeeld en hevige
onlust veroorzakende gewaarwordingen in of aan het lichaam van [slachtoffer 10] teweeg heeft gebracht door,
- [ [slachtoffer 10] langdurig op een loopband te zetten en zijn handen daaraan vast te tapen en vervolgens deze loopband op een voor die [slachtoffer 10] te hoge stand te zetten en
-pakken suiker of meel aan de handen van [slachtoffer 10] vast te maken en hem langdurig met gespreide armen te laten staan en
- [ [slachtoffer 10] een grote hoeveelheid griesmeelpudding gedwongen te laten eten en
-een lepel met duct-tape aan [slachtoffer 10] te binden en hem daarbij met een kom griesmeel in de doucheruimte te laten staan en die griesmeel te laten opeten en-een plank aan de armen van [slachtoffer 10] vast te tapen en hem met gespreide armen te laten staan en
- [ [slachtoffer 10] over de vloerbedekking naar buiten te sleuren en
-koud water over [slachtoffer 10] te gooien en
- [slachtoffer 10] op de grond te gooien en uit bed te trekken en zijn hoofd in een sopje te duwen en een sok en prop in zijn mond te duwen en
- [slachtoffer 10] in de garage en/of buiten te laten slapen en
- [slachtoffer 10] in een kofferbak te gooien en door een ruimte van de zorgboerderij te schoppen en in een sloot te trekken en met zijn voeten en benen in te graven in de grond en
- [slachtoffer 10] tegen het hoofd te tikken en aan zijn oren mee te trekken en
-een matras en deken van [slachtoffer 10] af te nemen;
4
in de periode van 1 juni 2020 tot en met 19 december 2022 te [plaatsnaam] , gemeente Westerwolde, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, met voorbedachten rade opzettelijk de (psychische) gezondheid heeft benadeeld van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 7] Schikker door genoemde personen te behandelen en te laten verblijven in een omgeving, waarin sprake was van mishandeling en
kleinerende en denigrerende handelingen en gedragingen, ten gevolge waarvan angst en stress en onveiligheidgevoelens bij de genoemde personen werd veroorzaakt;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van mishandeling met voorbedachte raad, meermalen gepleegd;
medeplegen van mishandeling met voorbedachte raad, meermalen gepleegd;
medeplegen van mishandeling met voorbedachte raad, meermalen gepleegd;
medeplegen van mishandeling met voorbedachte raad, meermalen gepleegd.
Standpunt verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat bij de feiten die zien op het slaan in het gezicht en het achterover in een border duwen van [slachtoffer 8] sprake is geweest van noodweer.
Ten aanzien van het slaan in het gezicht van [slachtoffer 8] voert de raadsman aan dat er een noodweersituatie was omdat [slachtoffer 8] een emmer water over een stopcontact dreigde te gooien en een mes had gepakt.
Ten aanzien van het achterover duwen over een border heeft de raadsman aangevoerd dat op de getoonde beelden niet de gehele aanleiding zichtbaar was. verdachte heeft met zijn handelen willen voorkomen dat [slachtoffer 8] zichzelf iets zou aandoen.
Aangezien in beide situaties sprake was van een noodweersituatie en de handelingen geboden en proportioneel waren, komt verdachte een beroep op noodweer toe.
Oordeel rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer eerst de vraag moet worden beantwoord of er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte, dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor, en vervolgens of de door verdachte tegen deze (dreigende) aanranding gevoerde verdediging noodzakelijk was (anders gezegd: of aan het subsidiariteitsvereiste is voldaan). Ten slotte moet worden beoordeeld of de gekozen wijze van verdediging tegen de aanranding geboden was (met andere woorden: of aan het proportionaliteitsvereiste is voldaan).
De verklaring van verdachte dat er werd gedreigd met een mes waarna hij [slachtoffer 8] heeft geslagen vindt in zijn geheel geen steun in het dossier en is dus onaannemelijk. Dat geldt ook voor zijn verklaring over de tweede situatie waarbij [slachtoffer 8] door verdachte over een border is geduwd. Uit de beelden blijkt dat [slachtoffer 8] in elkaar duikt op het moment dat verdachte op hem afloopt, waarop verdachte [slachtoffer 8] een krachtige duw geeft waardoor hij achterover valt. Dat verdachte [slachtoffer 8] heeft willen beschermen tegen zichzelf wordt weerlegd door (de beschrijving van) de camerabeelden. De gedraging van verdachte heeft niet een hulpverlenend karakter, maar is te duiden als een agressieve daad.
Gelet op vorenstaande missen beide noodweerverweren feitelijke grondslag; de rechtbank verwerpt ze daarom. De bewezenverklaarde feiten zijn naar het oordeel van de rechtbank strafbaar.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de maximale duur van 5 jaar en 4 maanden, alsmede een beroepsverbod, inhoudende een verbod om te werken in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg voor de maximale duur van 10 jaren en 4 maanden. De officieren van justitie hebben voorts gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak zal worden opgeheven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd de gevorderde straf te matigen en aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat in grote mate al (maatschappelijke) vergelding heeft plaatsgevonden en ook het strafrechtelijke doel van preventie is bereikt. Er dient bij het vaststellen van de straf rekening te worden gehouden met de aandacht van de media in deze zaak en alle gevolgen die daaruit zijn voortgekomen voor verdachte en zijn gezin. Er is sprake geweest van (bedreiging met) geweld en verdachte moest onderduiken met zijn gezin. Een gevangenisstraf zal daarnaast grote gevolgen hebben voor zijn gezin, omdat verdachte de kostwinnaar is. De raadsman stelt zich voorts op het standpunt dat voor het vaststellen van de strafmaat aansluiting dient te worden gezocht bij een vergelijkbare zaak, waarbij een taakstraf van 240 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat het wettelijk strafmaximum voor de bewezen verklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 4 maanden is. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, die hiermee is afgedaan.
Ernst van de feiten
Verdachte was bestuurder en zorgverlener op een zorgboerderij voor personen met een verstandelijke beperking in combinatie met gedragsproblemen, psychiatrische problematiek en lichamelijke beperkingen; weerloze en kwetsbare mensen dus, die sterk afhankelijk waren van de zorg van anderen. Gedurende een aantal jaren heeft hij samen met zijn medebestuurder en -zorgverlener [medeverdachte] meerdere bewoners met voorbedachten rade lichamelijk en geestelijk mishandeld en vernederd en daarnaast gedoogd of zelfs aangemoedigd dat collegas hetzelfde deden. In totaal tien bewoners hebben geleden onder een afschuwelijk regime, en dat op een plek waar zij zich bij uitstek veilig hadden moeten voelen: hun thuis.
Zo werden zij onder een druppelende kraan gelegd, nat gemaakt met koud water en werd hen op een agressieve manier vocht en voeding toegediend. Bewoners werden met regelmaat gestraft voor gedragingen die voortvloeiden uit hun beperkingen, bijvoorbeeld door hen vast te binden aan een loopband, langdurig met gespreide armen zware voorwerpen te laten vasthouden en door hen voedsel te onthouden. Medische hulpmiddelen die juist bedoeld waren voor het comfort of voor een positieve ontwikkeling van de bewoners werden gebruikt om leed en ongemak te veroorzaken. Door zo te handelen heeft verdachte niet alleen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de bewoners, maar ook grote risicos genomen met betrekking tot hun lichamelijke en geestelijke gezondheid.
Tijdens het uitvoeren van de handelingen werd er nogal eens gelachen, of spottend en vernederend gesproken tegen en over de bewoners, die hiertegen geen enkel weerwoord konden bieden. Uit enkele op beeld vastgelegde uitingen van medeverdachte [medeverdachte] volgt dat er sprake was van een verdorven manier van denken, waarbinnen de bewoners niet meer waren dan een object dat geld oplevert. In elkaars bijzijn werd onder meer gesproken over het wurgen van zorgvragers en vervolgens
ongebluste kalk erover en niet doorvertellenen
je laat wel gewoon de PGB doorlopen, niet zo moeilijk doen.
De combinatie van de mishandelingen van kwetsbare mensen met deze vernederende houding wekt een sadistische indruk. Of, zoals één van de getuigen het heeft verwoord: [medeverdachte] en [verdachte] kicken erop om mensen pijn te doen, om te kwetsen.
De kwetsbaarheid van de bewoners heeft verdachte niet weerhouden van zijn gedrag, integendeel: het lijkt erop dat verdachte juist gebruik heeft gemaakt van deze kwetsbaarheid. De bewoners waren door hun beperkingen niet in staat om weg te gaan of tegen te spreken, en konden niet anders dan zich de ellende laten welgevallen. De rechtbank kan zich in dit verband niet aan de indruk onttrekken dat juist de niet of nauwelijks sprekende bewoners het vaakst mikpunt zijn geweest van de misdragingen van verdachte(n).
Uit de verklaringen van de familieleden van de bewoners en de gesprekken tussen de verdachten over het aanpassen van rapportages blijkt dat verdachte er van doordrongen is geweest dat de omgang met de bewoners binnen de zorgboerderij niet door de beugel kon. Er is immers geprobeerd de misstanden verborgen te houden. Desondanks is verdachte doorgegaan met het schadelijke gedrag, totdat er van buitenaf werd ingegrepen.
De gevolgen voor de bewoners zijn groot, zo blijkt onder meer uit de toelichting bij de vorderingen tot schadevergoeding die namens de bewoners zijn ingediend. Zo schrijft de nieuwe zorginstelling van [slachtoffer 10] dat zijn stresssysteem ontregeld is door zijn verblijf in de zorgboerderij. Er is sprake van traumas gericht op eten en slapen. Daarnaast schrikt [slachtoffer 10] van onverwachtse handelingen of geluiden waarvoor hij EMDR volgt. [slachtoffer 6] heeft na zijn verblijf in de zorgboerderij extra (trauma) therapie in een besloten kliniek moeten volgen om zijn agressieve gedrag te kunnen stabiliseren. [slachtoffer 1] zijn sensitiviteit is na zijn vertrek uit de zorgboerderij enorm vergroot, hij is schrikkerig en impulsief. Dit uit zich onder meer in het gaan gillen bij binnenkomst van begeleiders en tijdens douchemomenten. Ook [slachtoffer 9] vertoont reacties die voortkomen uit trauma. Bij het horen van de namen van verdachten, stemverheffingen en bij het eten van fruit reageert [slachtoffer 9] angstig en agressief. Wanneer hij scheldwoorden hoort raakt hij van slag en over sinaasappels spreken in zijn bijzijn is nog altijd problematisch. [slachtoffer 7] heeft na de gebeurtenissen in de zorgboerderij last van vermoeidheidsklachten, een hoge bloeddruk en een snelle pols. Hij heeft onder meer aangegeven dat hij het moeilijk te begrijpen vindt dat begeleiders hebben gezien wat er gebeurde en niet hebben ingegrepen. Ook de gevolgen voor [slachtoffer 2] liegen er niet om. Hij heeft een angst om te drinken ontwikkeld en schrokt tijdens eetmomenten zo snel mogelijk zijn eten naar binnen. Momenten waarbij [slachtoffer 2] extra kwetsbaar is, zoals het douchen en naar bed gaan, zijn traumatisch geworden. Hij neemt dan direct
een vecht- en afweer houding aan om zich te verweren.
Deze strafzaak heeft de nodige maatschappelijke ophef veroorzaakt, niet in de laatste plaats bij de familieleden van de bewoners. Door het handelen van verdachte kampen sommige familieleden nog steeds met een schuldgevoel dat zij hun dierbare niet hebben kunnen behoeden voor het genoemde leed. Hun vertrouwen in de zorg voor kwetsbare en afhankelijke mensen moet ernstig zijn aangetast. Maar ook breder in de maatschappij heeft het handelen van verdachte een schok teweeg gebracht: bij zorgverleners, familieleden van een kind met beperkingen en anderen die zich het lot van mensen zoals de bewoners van de zorgboerderij aantrekken.
Gedurende het proces heeft verdachte geen enkele vorm van passende reflectie op zijn daden getoond. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 23 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Reclasseringsadvies
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de verdachte betreffende reclasseringsrapportage van 24 mei 2024. Dit rapport houdt samenvattend en voor zover van belang het volgende in.
verdachte heeft naar aanleiding van de uitzending van Undercover Nederland over de zorgboerderij veel onrust ervaren op verschillende leefgebieden. verdachte is onder meer zijn baan kwijt geraakt en heeft daarnaast verschillende keren moeten verhuizen met zijn gezin. Er waren daarnaast zorgen rondom de financiën. Inmiddels is er sprake van stabiliteit doordat het gezin over een vast woonadres beschikt en verdachte weer werk heeft gevonden. Gelet op zijn ontkennende houding ten aanzien van de ten laste gelegde handelingen is het voor de reclassering niet mogelijk een relatie te leggen tussen de tenlastelegging, de diverse leefomstandigheden en de persoonlijkheid van verdachte. Daarnaast kan de reclassering geen weloverwogen risicotaxatie opmaken of vaststellen dan wel uitsluiten of er sprake is van psychopathologie. Ten aanzien van de praktische leefgebieden lijkt verdachte voldoende zelfredzaam te zijn om bij problemen ondersteuning te zoeken.
De reclassering adviseert bij de strafoplegging in overweging te nemen een beroepsverbod op te leggen, aangezien vast kan worden gesteld dat de ten laste gelegde feiten specifiek plaatsvonden binnen de werkzaamheden als zorgverlener. Een beroepsverbod zorgt ervoor dat eventuele risicos op soortgelijk delictgedrag worden uitgesloten.
Oriëntatiepunten
Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) heeft ter zake van artikel 300 juncto 301 Sr oriëntatiepunten opgenomen. De rechtbank zal deze oriëntatiepunten gezien het bijzondere karakter van de onderhavige zaak buiten beschouwing laten. De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de gevolgen die de mishandelingen voor de slachtoffers hebben gehad.
Het langdurige, stelselmatige en sadistische karakter van de bewezen verklaarde mishandelingen jegens volledig afhankelijke bewoners in combinatie met de weinig gewetensvolle houding van verdachte maakt dat de rechtbank van oordeel is dat enkel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf als afdoening in aanmerking komt. De maximumstraf voor het bewezen verklaarde is als gezegd een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 4 maanden.
De rechtbank heeft overwogen dat de impact van alle media-aandacht - met als gevolg een publieke veroordeling van verdachte in allerlei kwalijke vormen - in beginsel een matigende invloed op de straf zou moeten hebben. Naar het oordeel van de rechtbank wegen in dit geval de naargeestige aard en de grote ernst en omvang van de bewezenverklaarde feiten echter zo zwaar, dat voor matiging van de straf geen ruimte is.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er maar één straf passend is en dat is een gevangenisstraf voor de maximale duur van 5 jaren en 4 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Bijkomende straf
De verdachte heeft het misdrijf omschreven in artikel 301 Sr begaan en kan op grond van artikel 305 vijfde lid Sr van het recht tot de uitoefening van een bepaald beroep worden ontzet. De rechtbank stelt vast dat de feiten zijn begaan door verdachte in de uitoefening van zijn beroep als zorgverlener.
Hoewel de reclassering het gevaar voor herhaling niet kan inschatten en daarbij opmerkt dat het gedrag in een specifieke context plaatsvond, leidt de rechtbank uit de gedragingen van de verdachte af dat de drempel voor hem laag is geweest om over te gaan tot vergaande vormen van mishandeling, daarbij bewust inspelend op de specifieke kwetsbaarheden van de bewoners in zijn zorginstelling. De rechtbank heeft door de houding van de verdachte geen inzicht kunnen krijgen in de oorzaken van dit gedrag. De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in de ernst van de feiten en de gevolgen van zijn gedrag.
Ter bescherming van de belangen van andere kwetsbare zorgvragers, zal de rechtbank daarom aan de verdachte de bijkomende straf opleggen van ontzetting uit het recht om het beroep van zorgverlener uit te oefenen.
Bij veroordeling tot een tijdelijke gevangenisstraf kan de rechtbank de duur van deze bijkomende straf bepalen op ten minste twee en ten hoogste vijf jaren meer dan de opgelegde gevangenisstraf.
Vanwege de ernst van de feiten zal de rechtbank de duur van de bijkomende straf bepalen op de maximale duur van 10 jaren en vier maanden.
Voorlopige hechtenis
Ten aanzien van verdachte is de voorlopige hechtenis bevolen. Deze voorlopige hechtenis is in afwachting van de strafzaak geschorst. Thans is de strafzaak afgedaan en wijst de rechtbank vonnis. Bij die stand van zaken maakt de rechtbank een nieuwe afweging tussen het strafvorderlijk belang en het persoonlijk belang van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank dient het belang van strafvordering nu te prevaleren.
De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis derhalve opheffen.
De wettelijke vertegenwoordigers van de volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 10.450,01 ter zake van materiële schade en 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 5.729,00 ter vergoeding van materiële schade en 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 9] , tot een bedrag van 10.965,29 ter vergoeding van materiële schade en 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
4. [ [slachtoffer 10] , tot een bedrag van 5.623,45 ter vergoeding van materiële schade en 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
4. [ [slachtoffer 7] , tot een bedrag van 1.471,10 ter vergoeding van materiële schade en 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
4. [ [slachtoffer 6] , tot een bedrag van 16.482,09 ter vergoeding van materiële schade en 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie achten de vorderingen van de benadeelde partijen ten aanzien van zowel de immateriële als materiële schade geheel voor toewijzing vatbaar.
Standpunt van de verdediging
Immateriële schade
De raadsman heeft zich ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoedingen op het standpunt gesteld dat de vorderingen in zijn algemeenheid te ingewikkeld zijn en nader onderzoek vereisen. Hij heeft betoogd dat het schorsen van het onderzoek om de vorderingen nader te laten onderzoeken een onevenredige belasting van het strafgeding zal opleveren. De benadeelde partijen dienen ten aanzien van dit deel van hun vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Materiële schade
De raadsman heeft betoogd dat [slachtoffer 10] in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien zijn vordering niet is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 7] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde kilometervergoeding, de aanschaf van inboedel en de verhuiskosten zien op gemaakte kosten als gevolg van het besluit van de inspectie om de zorgboerderij te sluiten. De grondslag van dit besluit betreft tekortkomingen op grond van de Wkkgz en niet het ten laste gelegde.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] stelt de raadsman zich op het standpunt dat de traumabehandeling en de eigen risicokosten lastig te herleiden zijn naar een oorzaak. De kosten voor de aanschaf van een rolstoelauto zijn niet aan verdachte te verwijten. Daarnaast zijn de kosten voor de gemaakte kilometers en de huur van verpleegkundige hulpmiddelen te wijten aan het besluit van de
inspectie om de zorgboerderij te sluiten. De raadsman voert aan dat het huren van een vakantiewoning niet billijk is en de gevorderde vergoeding dus niet toewijsbaar is. De aangevoerde stookkosten zijn niet proportioneel; het is te ingewikkeld om nog nader te laten onderzoeken. Ten aanzien van de aangeschafte gordijnen stelt de raadsman dat deze kosten te ver verwijderd zijn van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 9] stelt de raadsman zich op het standpunt dat de gemaakte kilometers zijn voortgekomen uit de sluiting van de zorgboerderij door het besluit van de inspectie. De kosten die gemaakt zijn voor het aanschaffen van inboedel hebben geen rechtstreeks verband met de tenlastelegging.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsman betoogd dat het onbetaald verlof en de gederfde inkomsten het gevolg zijn geweest van de sluiting door de inspectie en dus ook geen verband hebben met het ten laste gelegde. Tevens is de hoogte van de gevorderde kilometervergoeding betwist.
De raadsman heeft betoogd dat de benadeelde partijen ten aanzien van de hiervoor genoemde posten niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
Oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Voor vergoeding van immateriële schade is vereist dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast, zoals opgenomen in artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Van een dergelijke aantasting in de persoon is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft oplopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waarbij nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van het geestelijk letsel kan worden vastgesteld. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband nadelige relevante gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Naast hetgeen door de benadeelde partijen is aangevoerd ten aanzien van de individueel opgelopen psychische schade, is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte van dermate ingrijpende aard is geweest dat de aantasting van de persoon ook zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen de gestelde immateriële schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feiten 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 7] is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd naar 5.000,00. De rechtbank overweegt hiertoe dat [slachtoffer 7] , in tegenstelling tot de overige benadeelde partijen, zelf geen fysieke mishandelingen heeft hoeven te ondergaan.
De rechtbank acht geen redenen aanwezig om de hoogte van de gevorderde immateriële schade van de overige benadeelde partijen te matigen en wijst deze in zijn geheel toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022.
Materiële schade
Door de benadeelde partijen zijn tevens materiële schadevergoedingen gevorderd. Deels is voldoende aannemelijk dat er materiële schade is geleden die het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Voor zover de rechtbank hieronder tot het oordeel komt dat de aangevoerde kosten niet of onvoldoende betwist zijn, zal de rechtbank deze vorderingen toewijzen.
Met de mogelijkheid tot het instellen van een vordering binnen het strafproces heeft de wetgever beoogd te voorzien in een eenvoudige en laagdrempelige procedure die ertoe leidt dat personen die schade hebben geleden als gevolg van een strafbaar feit zoveel mogelijk schadeloos worden gesteld. Deze procedure biedt aan zowel de benadeelde partijen als verdachte niet dezelfde procedurele waarborgen als een gewone civielrechtelijke procedure. Indien de rechtbank zich door de beperkingen in het strafproces
niet verzekerd acht dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest hun stellingen en onderbouwingen met betrekking tot de toewijsbaarheid genoegzaam naar voren te brengen, ligt het in de rede de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Voor zover de benadeelde partijen vergoedingen hebben gevorderd voor posten waar de verdediging uitvoerig verweer op heeft gevoerd is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ingewikkeldheid en omvang van deze vorderingen, nader debat en onderzoek nodig is. Dat geldt ook voor die onderdelen van vorderingen die zien op vergoeding van inrichtingskosten. Voor dat nadere debat en onderzoek is het in het strafproces geen plaats, omdat dat zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal de benadeelde partijen, zoals hieronder nader weergegeven, ten aanzien van deze onderdelen van de vorderingen niet-ontvankelijk verklaren. Deze delen van vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en de hoogte hiervan voldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de vordering in zijn geheel toewijzen.
[slachtoffer 2]
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de gemaakte therapiekosten, aanschaf van nieuwe gordijnen, reiskosten en het eigen risico in zijn geheel toe voor een bedrag van in totaal 3.386,27. Ten aanzien van de gevorderde schade in verband met de aanschaf van een rolstoelauto, de extra stookkosten en de huur van een vakantiewoning en (medische) hulmiddelen is de rechtbank van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, behandeling van deze onderdelen van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
[slachtoffer 6]
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en de hoogte hiervan voldoende aannemelijk is gemaakt. De rechtbank zal de vordering in zijn geheel toewijzen.
[slachtoffer 9]
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de reis- en therapiekosten in zijn geheel toe voor een bedrag van in totaal 805,31. Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding in verband met de verhuis- en inrichtingskosten is de rechtbank van oordeel dat, zoals reeds overwogen, behandeling van dit onderdeel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
[slachtoffer 10]
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van de gevorderde schade in verband met de inrichting- en verhuiskosten en de aangevoerde reiskosten, zoals reeds overwogen, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding omvattende de aankoop van kleding en presentjes voor een bedrag van 973,81 is er onvoldoende sprake is van een rechtstreeks verband met de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van deze onderdelen af.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de reiskosten in zijn geheel toe voor een bedrag van in totaal 403,92. Ten aanzien van de gevorderde schade in verband met de aanschaf van een nieuwe inboedel is de rechtbank van oordeel dat, zoals reeds overwogen, behandeling van dit onderdeel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Hoofdelijke aansprakelijkheid, schadevergoedingsmaatregel en proceskosten
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partijen hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 28, 31, 36f, 47, 57, 301 en 305 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder feiten 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 4 maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
veroordeelt de verdachte voorts tot een bijkomende straf, te weten:
de
ontzetting van het rechttot uitoefening van bepaalde beroepen, te weten alle beroepen in de gezondheidszorg en de maatschappelijke zorg voor de duur van
10 jaren en 4 maanden;
heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenisper heden;
Ten aanzien van de vorderingen van de
benadeelde partijen
[slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
- het bedrag van 18.386,27 (zegge: achttienduizend driehonderdzesentachtig euro en zevenentwintig eurocent);
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
- het bedrag van 20.729,00 (zegge: twintigduizend zevenhonderdnegenentwintig euro);
[slachtoffer 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 6] te betalen:
- het bedrag van 18.482,09 (zegge: achttienduizend vierhonderdtweeëntachtig euro en negen eurocent);
[slachtoffer 9]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 9] te betalen:
- het bedrag van 10.805,31 (zegge: tienduizend achthonderdvijf euro en eenendertig eurocent);
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 10]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 10] te betalen:
- het bedrag van 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro);
Wijst de vordering tot een bedrag van 973,81 af.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 7]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 7] te betalen:
- het bedrag van 5.403,92 (zegge: vijfduizend vierhonderddrie euro en tweeënnegentig eurocent);
Verklaart de vordering van voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
Veroordeelt verdachte om aan de benadeelde partijen de wettelijke rente over deze bedragen te betalen vanaf 19 december 2022 tot de dag van algehele voldoening.
Proceskosten
Veroordeelt verdachte om aan de benadeelde partijen de proceskosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zullen maken, tot heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van:
- [
[slachtoffer 2]aan de Staat te betalen een bedrag van 18.386,27 (zegge: achttienduizend driehonderdzesentachtig euro en zevenentwintig eurocent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 3.386,27 aan materiële schade en 15.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 Sv ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregelen bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 74 dagen kan worden toegepast.
De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
- [
[slachtoffer 1]aan de Staat te betalen een bedrag van 20.729,00 (zegge: twintigduizend zevenhonderdnegenentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 5.729,00 aan materiële schade en 15.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 Sv ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregelen bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 84 dagen kan worden toegepast.
De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
- [
[slachtoffer 6]aan de Staat te betalen een bedrag van 18.482,09 (zegge: achttienduizend vierhonderdtweeëntachtig euro en negen eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 16.482,09 aan materiële schade en 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 Sv ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregelen bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 75 dagen kan worden toegepast.
De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
- [
[slachtoffer 9]aan de Staat te betalen een bedrag van 10.805,31 (zegge: tienduizend achthonderdvijf euro en eenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 805,31 aan materiële schade en 10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 Sv ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregelen bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 44 dagen kan worden toegepast.
De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
- [
[slachtoffer 10]aan de Staat te betalen een bedrag van 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 15.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 Sv ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregelen bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 61 dagen kan worden toegepast.
De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
- [
[slachtoffer 7]aan de Staat te betalen een bedrag van 5.403,92 (zegge: vijfduizend vierhonderddrie euro en tweeënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022 tot de
dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 404,92 aan materiële schade en 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 Sv ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregelen bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast.
De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door drs. mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. E.A. Gaastra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2024.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige
processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2022271076/2022271183 (onderzoek [naam] ), doorgenummerd 1 tot en met 1025.
53 Paginas 391, 394 en 403.
70 Paginas 363, 366, 367 en 370.
77 Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 22 mei 2024.
93 Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 22 mei 2024.
100 Paginas 344 en 345.
101 Pagina 347.
102 Pagina 421.
103 Pagina 322.
104 Paginas 323 t/m 326.
105 Pagina 492.
106 Pagina 530.
107 Pagina 494.
108 Pagina 56.
109 Pagina 55.
110 Pagina 799.
111 Pagina 526.
112 Pagina 385.
113 Pagina 437.
114 Pagina 436.
115 Pagina 435.
116 Pagina 528.
117 Pagina 500.
118 Pagina 499.
119 Pagina 502.
120 Pagina 506.
121 Pagina 527.
122 Pagina 502.
123 Pagina 528.
124 Paginas 505 en 506.
125 Paginas 506 en 507.
126 Pagina 503.
127 Pagina 503.
128 Paginas 601 en 602.
129 Pagina 17.
130 Pagina 31.
131 Pagina 207.
132 Pagina 67.
133 Paginas 787 en 788
134 Paginas 315, 316 en 352.
135 Pagina 317.
136 Pagina 350.
137 Pagina 352.
138 Pagina 357.
139 Paginas 315, 316 en 360.
140 Pagina 361.
141 Pagina 355.
142 Pagina 360.
143 HR 11 februari 1929, NJ 1929 en HR 12 december 1967, NJ 1970, 314.
145 Pagina 806.
146 Pagina 243.
147 Paginas 263, 307, 315, 316 en 340.
150 Pagina 501.
151 Pagina 501.
152 Pagina 6 van het proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van 22 mei 2024.
153 Pagina 57.
154 Pagina 69.
155 Pagina 590.
156 Paginas 473 en 474.
157 Paginas 165 en 41.
158 Pagina 474.
159 Pagina 487.
160 Paginas 360 en 361.
161 Pagina 610.
162 Pagina 502.
163 Pagina 489.
164 Paginas 514 en 515.
165 Pagina 441.
166 Pagina 617.
167 Pagina 620.
168 Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van 5 juni 2024.
169 Paginas 448 en 449.
170 Pagina 452.
171 Pagina 455.
172 Paginas 616 en 618.
173 Paginas 474, 494, 499 en 507.