ECLI:NL:RBOVE:2023:1242

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
08.066421.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor langdurige psychische en fysieke mishandeling van zijn partner en kinderen, met gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging

Op 6 april 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 37-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden en tbs met dwangverpleging. De man heeft gedurende een lange periode zijn partner en kinderen stelselmatig psychisch en fysiek mishandeld. Hij hield zijn partner en kinderen onder schot, sloeg hen, vernederde hen en kleineerde hen in het bijzijn van andere gezinsleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn partner op verschillende manieren heeft bedreigd en mishandeld, waaronder het gebruik van een vuurwapen. Daarnaast heeft hij zijn kinderen fysiek mishandeld en hen in aanraking gebracht met verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat de man een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen en dat behandeling noodzakelijk is. Naast de gevangenisstraf moet de man ook een schadevergoeding van bijna 100.000 euro betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de man ter beschikking gesteld voor verpleging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.066421.22 (P)
Datum vonnis: 6 april 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1985 in [geboorteplaats] ,
verblijvende in de P.I. Zwolle te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 maart 2023 en van 23 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Laarhoven en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. H.J. Ruysendaal, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 9 december 2022 en na wijziging van de tenlastelegging van 9 maart 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2] ) heeft bedreigd door een vuurwapen op hen te richten;
feit 2:[slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 3:[slachtoffer 1] door bedreiging met een vuurwapen heeft gedwongen de voogdij over haar kinderen aan hem af te staan;
feit 4:zijn kinderen [slachtoffer 3] (hierna ook: [slachtoffer 3] ), [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] (hierna ook: [slachtoffer 4] ), [slachtoffer 5] (hierna ook: [slachtoffer 5] ), [slachtoffer 6] (hierna ook: [slachtoffer 6] ) en [slachtoffer 7] (hierna ook: [slachtoffer 7] ) fysiek heeft mishandeld;
feit 5:de gezondheid van zijn kinderen, [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] (hierna ook: [slachtoffer 8] ) heeft benadeeld door in hun aanwezigheid hun moeder en een of meer van de hiervoor genoemde kinderen te mishandelen en door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] in aanraking te laten komen met verdovende middelen;
feit 6:een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad;
feit 7: [slachtoffer 2] heeft beïnvloed opdat zij haar verklaring in zou trekken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 25 december 2021 tot en met 23 februari 2022 te de Lutte, gemeente Losser, althans in Nederland,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- voornoemde [slachtoffer 1] uit te kleden en/of haar voor het raam te zetten en/of een vuurwapen, althans een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen haar hoofd te plaatsen, althans een vuurwapen op haar te richten en/of
- een vuurwapen, althans een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] te plaatsen, althans een vuurwapen op haar te richten
2
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 februari 2022 te de Lutte, gemeente Losser en/of Schiedam en/of Enschede, althans in Nederland, zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door:
- voornoemde [slachtoffer 1] een of meerdere malen bij de haren te pakken en/of aan de haren te trekken en/of
- een of meerdere malen de keel van voornoemde [slachtoffer 1] vast te pakken en/of de keel van voornoemde [slachtoffer 1] dicht te knijpen en/of
- een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of de arm(en) van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
- een of meerdere malen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen en/of
- een of meerdere malen met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in/op/tegen het gezicht/hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en/of
- een of meerdere malen in de borst(en) van voornoemde [slachtoffer 1] te knijpen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] de muur te drukken en/of te slaan;
3
hij op of omstreeks 27 december 2021 te de Lutte, gemeente Losser, althans in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten toestemming geven/ondertekenen dat zij, voornoemde [slachtoffer 1] , de voogdij over haar kinderen afstaat aan verdachte, door een vuurwapen, althans een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] te zetten en/of te zeggen dat zij dit op moest schrijven, omdat hij anders een kogel door haar hoofd zou schieten;
4
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode 1 januari 2018 tot en met 23 februari 2022 te de Lutte, gemeente Losser en/of Schiedam en/of Rotterdam en/of Enschede, althans in Nederland, zijn kinderen:
- [slachtoffer 3] ( [geboortedatum 2] 2004) en/of
- [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 3] 2005) en/of
- [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 4] 2006) en/of
- [slachtoffer 5] ( [geboortedatum 5] 2008) en/of
- [slachtoffer 6] ( [geboortedatum 6] 2012) en/of
- [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 7] 2016)
heeft mishandeld door:
- voornoemde [slachtoffer 3] ( [geboortedatum 2] 2004) meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en/of de keel van voornoemde [slachtoffer 3] vast te pakken en/of dicht te knijpen en/of voornoemde [slachtoffer 3] . in een zogenoemde wurggreep te houden en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 3] 2005) meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en/of de keel van voornoemde [slachtoffer 2] vast te pakken en/of dicht te knijpen en/of met een mes in de pols van voornoemde [slachtoffer 2] te snijden/te steken en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 4] 2006) meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] ( [geboortedatum 5] 2008) meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en/of
- voornoemde [slachtoffer 6] ( [geboortedatum 6] 2012) in haar buik te trappen en/of te schoppen en/of meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 7] 2016) meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het lichaam te slaan/stompen en/of voornoemde [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 7] 2016) meerdere malen, althans eenmaal, vast te pakken en/of ondersteboven te hangen, althans zo vast te houden dat zij met haar hoofd naar beneden hing;
5
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 februari 2022 te de Lutte, gemeente Losser en/of Schiedam en/of Rotterdam en/of Enschede, althans in Nederland, zijn kind(eren), te weten:
- [slachtoffer 3] ( [geboortedatum 2] 2004) en/of
- [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 3] 2005) en/of
- [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 4] 2006) en/of
- [slachtoffer 5] ( [geboortedatum 5] 2008) en/of
- [slachtoffer 6] ( [geboortedatum 6] 2012) en/of
- [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 7] 2016)
- [slachtoffer 8] ( [geboortedatum 8] 2020)
heeft mishandeld door meerdere malen, althans eenmaal,
- [slachtoffer 1] , zijnde de moeder van voornoemde kinderen en/of één of meer van voornoemde kinderen, te mishandelen en/of (met een wapen) te bedreigen, terwijl één of meer van voornoemde kind(eren) hiervan getuige zijn geweest, althans hierbij aanwezig was/waren en/of deze mishandelingen en/of bedreigingen heeft/hebben waargenomen en/of
- [slachtoffer 1] , zijnde de moeder van voornoemde kinderen en/of één of meer van voornoemde kinderen, te kleineren en/of te vernederen en/of uit te schelden en/of terwijl één of meer van voornoemde andere kind(eren) hiervan getuige zijn geweest, althans hierbij aanwezig was/waren en/of deze kleineringen en/of vernederingen heeft/hebben waargenomen en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 4] 2006) en/of [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 3] 2005) in aanraking te laten komen met cocaïne, althans harddrugs, althans verdovende middelen, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 4] 2006) en/of [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 3] 2005) cocaïne, althans harddrugs, althans verdovende middelen, binnen heeft/hebben gekregen en/of tot zich heeft/hebben kunnen nemen/genomen,
waardoor één of meer van voornoemde kind(eren) psychisch letsel heeft/hebben bekomen en/of een hevige onlust veroorzakende lichamelijke en/of geestelijke gewaarwording bij hen is veroorzaakt en/of waardoor opzettelijk de gezondheid van één of meer van voornoemde kind(eren) werd benadeeld;
6
hij, op een of meerdere tijdstippen, de periode 1 januari 2018 tot en met 3 maart 2022 te de Lutte, gemeente Losser en/of Schiedam en/of Rotterdam en/of Enschede, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Record, type COP, kaliber 9 mm PA Knal zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
munitie van categorie III, te weten 50 patronen merk Umarex in het kaliber 9 mm knal
voorhanden heeft gehad;
7
hij, op een of meerdere momenten, in of omstreeks de periode van 3 juli 2022 tot en met 7 juli 2022 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift en/of afbeelding zich jegens [slachtoffer 2] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door:
- [slachtoffer 3] de opdracht te geven, althans hem te vragen, contact op te nemen met zijn zus, [slachtoffer 2] en haar te vertellen dat zij haar verklaring in moet trekken en/of voornoemde [slachtoffer 3] te vertellen wat er in de verklaring van zijn zus, [slachtoffer 2] , moet komen te staan en/of voornoemde [slachtoffer 3] . opdracht te geven, althans te vragen, aan zus [slachtoffer 2] door te geven wat zij moet verklaren en/of voornoemde [slachtoffer 3] opdracht te geven, althans te vragen, zijn zus, [slachtoffer 2] , te helpen met haar verklaring en/of
- tijdens een telefoongesprek tegen voornoemde [slachtoffer 2] te zeggen dat zij haar verklaring moet intrekken en/of dat zij moet verklaren dat ze geen getuige is geweest van geweld en/of dat ze moet verklaren dat haar eerdere verklaring onder druk is afgelegd, omdat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 2] anders niet zou kunnen helpen en/of omdat ze anders als getuige opgeroepen zal worden en dat heel zwaar is en/of omdat het slecht gaat met haar zusje.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Er ligt met betrekking tot de feiten 1 tot en met 5 een gedetailleerde aangifte van [slachtoffer 1] . De aangifte wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 2] , de verklaring van [naam 1] , de verklaring van [naam 2] en de behandelverslagen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] .
Met betrekking tot het onder 6 ten laste gelegde bevat het dossier een proces-verbaal van categorisering van een vuurwapen en munitie. Deze categorisering is opgesteld aan de hand van foto’s die in de telefoon van verdachte zijn aangetroffen. Ook zijn er in de telefoon van verdachte WhatsApp-gesprekken aangetroffen over wapens waarin specifieke details worden genoemd die overeenkomen met het wapen dat door de politie is gecategoriseerd. Dat het wapen niet fysiek bij verdachte is aangetroffen staat een bewezenverklaring van dit feit niet in de weg.
Ten aanzien van feit 7 zijn er verschillende uitgewerkte tapgesprekken en WhatsApp-gesprekken in het dossier aanwezig waaruit blijkt dat verdachte, al dan niet via [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] beïnvloedt om haar verklaring in te trekken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1, 2, en 3 ten laste gelegde vrijgesproken moet worden. De verklaring van [slachtoffer 1] ten aanzien van deze feiten heeft vaak betrekking op een één-op-één situatie, er zijn geen getuigen die de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteunen.
Verdachte moet ook worden vrijgesproken van het onder 7 ten laste gelegde. [slachtoffer 2] is benaderd om te verklaren in overeenstemming met de waarheid waardoor er geen sprake is van strafbare beïnvloeding.
Het onder 4 ten laste gelegde vraagt nuancering. De mishandeling van [slachtoffer 3] is niet meer dan een uit de hand gelopen ruzie. De mishandeling van [slachtoffer 2] is alleen gestoeld op de verklaring van [slachtoffer 1] . Ook de mishandelingen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] worden niet ondersteund door enig bewijs. Alleen over de mishandeling van [slachtoffer 7] wordt door zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] een verklaring afgelegd.
Onder 5 is ten laste gelegd dat de kinderen getuige waren van de mishandeling van [slachtoffer 1] en daardoor zelf ook slachtoffer van mishandeling zijn geworden. Dat de kinderen van de mishandeling getuige waren vindt geen steun in het dossier, alleen [slachtoffer 2] verklaart hierover. Ook is er geen bewijs dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] onder invloed waren.
Voor het onder 6 ten laste gelegde geldt dat het gaat om een knalpistool en dus zou sprake zijn van een overtreding. Ook kan de ten laste gelegde periode niet worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten 1 tot en met 6
4.3.1.1 Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
[naam 1] meldt zich op 3 maart 2022 bij het politiebureau in Oldenzaal. [naam 1] uit haar zorgen over haar buren, de familie [familienaam] . Er zijn signalen van huiselijk geweld en [naam 1] heeft verdachte meerdere keren in en rondom de woning gezien met een wapen.
Op 21 maart 2022 doet [slachtoffer 1] aangifte van bedreiging, mishandeling en kindermishandeling. [slachtoffer 1] en verdachte zijn 20 jaar samen en zijn tien jaar getrouwd. Samen hebben zij zeven kinderen, allen minderjarig. Het gaat om zoons [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8] en dochters [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] . [slachtoffer 1] wordt voor of na haar eerste zwangerschap voor het eerst mishandeld door verdachte. In 2017/2018 wordt zij voor het eerst bedreigd met een pistool. In de opvolgende jaren wordt [slachtoffer 1] regelmatig door verdachte mishandeld. Hiervan zijn steeds een of meerdere kinderen getuige. Op 27 december 2021 is [slachtoffer 1] onder bedreiging van een vuurwapen door verdachte uitgekleed en voor het raam gezet. Ook moest zij een verklaring schrijven en ondertekenen waarin zij de voogdij over haar kinderen aan verdachte afstaat. Diezelfde dag heeft verdachte ook een vuurwapen gericht op [slachtoffer 2] .
In februari 2022 heeft verdachte [slachtoffer 1] van een tafeltje, waarop zij zat, geschopt, en opnieuw een wapen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] gezet. Hierop is [slachtoffer 1] naar haar buurvrouw, [naam 1] , gevlucht.
Naast [slachtoffer 1] zijn ook [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] door verdachte mishandeld door hen te slaan. Verdachte heeft van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] de keel dichtgeknepen en als [slachtoffer 7] in haar broek had geplast hing verdachte haar ondersteboven alsof zij een pop was. De andere kinderen waren hier dan getuige van. Ook werden de kinderen door verdachte urenlang toegesproken over wat zij allemaal fout deden. Deze gesprekken begonnen soms al in de nacht. Ook verstrekte verdachte verdovende middelen aan dochters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] .
4.3.1.2 Overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] over de bedreigingen volgt dat verdachte een vuurwapen pakte, het magazijn erin stopte en de bovenkant van het wapen naar achteren trok. Hij heeft laten zien dat hij het wapen had doorgeladen. Hij heeft het wapen tegen haar hoofd gezet en hierbij gezegd “als ik nu de trekker overhaal, ga je hartstikke dood”. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij hierdoor ontzettend bang was. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt onder meer bevestiging in de, in de bewijsbijlage opgenomen, verklaringen van [slachtoffer 2] en [naam 1] .
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte ook vaak een pistool tegen haar hoofd heeft gezet. Hierbij uitte verdachte dan bedreigingen zoals “als je niet eerlijk bent, dan schiet ik je dood”. Een keer heeft verdachte daadwerkelijk geschoten, toen bleek er geen kogel in het wapen te zitten.
De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde gedraging van de verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht oplevert.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2
Verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer 1] heeft mishandeld. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt dat zij werd geslagen, getrapt, aan haar haren naar de gang werd gesleurd, bij de keel gegrepen en in haar borst geknepen. Dit heeft [slachtoffer 1] pijn gedaan, haar borst werd later ook blauw.
[slachtoffer 2] geeft in haar verklaring aan dat verdachte haar moeder “altijd helemaal in elkaar sloeg”. Dit gebeurde dan met de vuisten en soms tot bloedens toe. Dit wordt ook bevestigd in andere in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen zoals door de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van het gesprek met de heer [naam 2] .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld en komt zij tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3
Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben verklaard over wat er zich op 27 december 2021 in hun woning in de Lutte heeft afgespeeld. Verdachte heeft een wapen van boven gehaald en heeft [slachtoffer 1] onder bedreiging van dit wapen, dat hij tegen de linkerzijde van haar hoofd hield, laten opschrijven dat zij de voogdij over haar kinderen overdroeg aan verdachte. Als zij dit niet zou doen, zou verdachte een kogel door haar hoofd schieten. [slachtoffer 2] heeft ook verklaard dat haar moeder allemaal dingen moest doen die in het belang waren van verdachte, zoals het zetten van een handtekening waarmee hij de voogdij zou krijgen over de kinderen. Het betreffende briefje, gedateerd 27 december 2021 en ondertekend door [slachtoffer 1] , is later aangetroffen in de auto van de familie [familienaam] .
Voor de rechtbank staat op basis hiervan voldoende vast dat verdachte door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen iets te doen, namelijk de voogdij afstaan.
Het onder feit 3 ten laste gelegde kan, gelet op voorgaande, naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van feit 4
Naast het mishandelen van [slachtoffer 1] (feit 2) is aan verdachte ook ten laste gelegd dat hij zijn kinderen, destijds allemaal minderjarig, fysiek heeft mishandeld door hen te slaan en stompen, met uitzondering van zijn jongste zoon [slachtoffer 8] .
Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] verklaren dat alle kinderen wel door verdachte werden mishandeld en dat hen pijn werd gedaan. [slachtoffer 2] verklaart dat [slachtoffer 7] door verdachte als een pop op de kop werd gehangen als zij in haar broek had geplast. De mishandelingen worden bevestigd door de verklaring van [naam 2] dat verdachte alle kinderen wel sloeg, zelfs met gebalde vuist. Ook [naam 1] benoemt meerdere situaties die de mishandelingen bevestigen. Zo heeft zij [slachtoffer 3] aangesproken en gevraagd of hij ruzie had gehad met zijn vriendinnetje toen zij zag dat hij een blauw oog had. Ook heeft zij verklaard over [slachtoffer 6] die vertelde dat zij een trap had gekregen. [slachtoffer 7] beschrijft tijdens haar therapeutische behandelingen situaties waarbij zij zelf, maar ook haar moeder, haar zussen en haar broers werden geslagen.
Met verwijzing naar de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage bij dit vonnis, is, gelet op de hiervoor beschreven gedragingen, naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat zes van de zeven kinderen door verdachte zijn geslagen en dat hen pijn is gedaan. [slachtoffer 3] is daarnaast ook in de wurggreep gehouden en zijn keel werd dichtgeknepen. Ook de keel van [slachtoffer 2] werd dichtgeknepen en verdachte heeft haar gestoken met een mes in haar arm. Verder is vast komen te staan dat verdachte [slachtoffer 6] in haar buik heeft getrapt en [slachtoffer 7] ondersteboven hing.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zijn kinderen fysiek mishandelde.
Ten aanzien van feit 5
Getuige zijn van mishandelingen en bedreigingen
Zoals hiervoor al is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met een vuurwapen (feit 1), en dat verdachte [slachtoffer 1] (feit 2) en zes van zijn zeven minderjarige kinderen (feit 4) heeft mishandeld.
Op basis van voorgaande en van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat de in huiselijke kring gepleegde mishandelingen en de bedreigingen in het bijzijn van de andere gezinsleden plaatsvonden. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de kinderen aanwezig waren bij de mishandelingen. Dit volgt ook uit de verklaring van [slachtoffer 2] en uit hetgeen [slachtoffer 7] geuit heeft tijdens haar behandelingen.
Getuige zijn en het ondergaan van schelden, kleineren en vernederen
Uit de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, waaronder filmpjes uit de telefoon van verdachte, volgt dat er gedurende een langere periode sprake is van een patroon van kleineren en vernederen.
Kinderen moesten op een stoel gaan zitten (werden hier ook ’s nachts voor uit bed gehaald) waarna zij door verdachte soms urenlang werden toegesproken. Ook blijkt dat [slachtoffer 3] een (onder)broek uit moest trekken die vol zat met stroop. Verdachte vraagt [slachtoffer 3] dan of die strooponderbroek lekker zit, en of hij nou voortaan gaat douchen. Verdachte lacht hierbij om [slachtoffer 3] . Op de achtergrond zijn meerdere kinderen te horen die in dezelfde ruimte aanwezig zijn. Verder heeft verdachte een foto gestuurd aan zijn broer [naam 3] (hierna ook: [naam 3] ) waarin te zien is dat [slachtoffer 2] op de grond zit. Het is duidelijk te zien dat zij ongesteld is. Wanneer [naam 3] aangeeft dat verdachte hier geen foto’s van moet maken reageert verdachte dat [slachtoffer 2] al anderhalf uur zo zit. [naam 1] heeft verklaard dat zij verdachte tegen [slachtoffer 1] hoorde zeggen dat zij niets waard was. Zij heeft verdachte ook horen zeggen dat [slachtoffer 2] een hoer en slet was en dat zij het verdiende om verkracht te worden. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee voldoende vast komen te staan dat er naast fysiek geweld en bedreigingen ook sprake is geweest van uitschelden, vernederen en kleineren en dat dit, mede gelet op het hiervoor overwogene, plaatsvond in het bijzijn van de andere gezinsleden.
In aanraking laten komen met verdovende middelen
Uit diverse WhatsApp-gespreken, opgenomen in de bewijsbijlage, volgt dat verdachte vraagt aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] of ze “wat willen”, dat hij “gaat zette” en dat hij “nieuwe moet bestellen”. Uit de reacties van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en de context van de gesprekken volgt onmiskenbaar dat het gaat om het verstrekken van verdovende middelen. De Whatsapp-gesprekken vonden ook midden in de nacht plaats en bestreken soms, met tussenpozen, enkele uren, waarbij verdachte zelf ook werd gevraagd of hij nog wat heeft. Ook staat er een filmpje in de telefoon van verdachte waarin [slachtoffer 2] zichtbaar onder invloed is. [slachtoffer 1] heeft hierover verklaard dat [slachtoffer 2] door verdachte werd gedwongen om alcohol te nemen. Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien met de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [naam 1] over drugsgebruik leidt de rechtbank af dat verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] in aanraking heeft laten komen met verdovende middelen als alcohol en drugs.
Psychische mishandeling
De rechtbank overweegt over de vraag of de kinderen in hun gezondheid zijn benadeeld als gevolg van het aanwezig zijn bij de fysieke mishandelingen van hun broertjes en zusjes en van hun moeder als volgt.
Voor psychische mishandeling of emotionele verwaarlozing van kinderen hanteert het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) als definitie: aanhoudende of extreme frustratie van elementaire emotionele behoeften van het kind, waaronder ongevoeligheid van de ouders met betrekking tot het ontwikkelingsniveau van het kind alsmede het uiten van bedreigingen (zonder verwondingen). Onder psychische mishandeling of emotionele verwaarlozing valt ook het getuige zijn van het kind van geweld tussen de ouders of een van de ouders en zijn/haar (ex)partner. De Jeugdwet (artikel 1.1) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (artikel 1.1.1) definiëren kindermishandeling als: elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Vormen hiervan zijn lichamelijke mishandeling, lichamelijke verwaarlozing, psychische mishandeling, psychische verwaarlozing, seksueel misbruik en getuige zijn van geweld in het gezin.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het getuige zijn van huiselijk geweld is te kwalificeren als psychische mishandeling. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of psychische mishandeling kan worden aangemerkt als mishandeling in de zin van artikel 300 Sr. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is.
Hoewel in de wetsgeschiedenis van artikel 300 Sr niet wordt gesproken over de geestelijke gezondheid, sluit de tekst van artikel 300 Sr dit ook niet uit. De in het vierde lid van artikel 300 Sr genoemde gelijkstelling van mishandeling met benadeling van de gezondheid biedt aanknopingspunten voor strafbaarheid van niet alleen het veroorzaken van lichamelijke pijn, letsel of onlust, maar ook voor mishandelingen van psychische aard. De rechtbank verwijst in dat verband ook naar het antwoord van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 september 2020 op Kamervragen over psychische mishandeling waarin hij op vragen over de strafrechtelijke aanpak van psychische mishandeling wijst op artikel 300 Sr. De rechtbank is van oordeel dat niet iedere kleinerende of denigrerende handeling of opmerking als mishandeling in de zin van artikel 300 Sr kan worden aangemerkt. Het komt aan op de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedraging(en) van verdachte en de omstandigheden waaronder deze is/zijn verricht.
Uit het rapport van prof. dr. S. Branje (hierna ook: Branje), hoogleraar ontwikkeling en socialisatie, van 4 december 2022 volgt dat het dossier aanwijzingen geeft voor verschillende vormen van mishandeling van de kinderen. Het gaat hierbij om een combinatie van lichamelijke en emotionele mishandeling en lichamelijke en emotionele verwaarlozing. Uit het rapport blijkt dat met name voor [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] de aanwijzingen voor mishandeling duiden op systematische blootstelling aan fysiek geweld tegen hen, maar dat alle kinderen met uitzondering van [slachtoffer 8] hieraan blootgesteld lijken te zijn. Daarnaast is geconcludeerd dat voor alle kinderen, en met name voor [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , sprake was van systematische emotionele afwijzing en emotioneel niet beschikbaar zijn. Onder andere de regelmatige blootstelling van alle kinderen aan huiselijk geweld tegen gezinsleden, waaronder de lichamelijke mishandeling van [slachtoffer 1] en de kinderen en de dreiging met vuurwapens, en het toepassen van leeftijd inadequate zorg- en disciplineringspraktijken, zijn voorbeelden van voor het ontwikkelingsniveau zeer ongepaste of inconsistente interacties met het kind. Ook wordt gedrag dat niet past bij de ontwikkeling, zoals middelengebruik of het ophalen van drugs, aangemoedigd. Concluderend stelt Branje dat er een grote variëteit aan gedragingen uit het dossier naar voren komen, dit binnen elk van de vormen van mishandeling en verwaarlozing, met een chronisch, ernstig en met name in de laatste maanden van 2021 en de eerste maanden van 2022 een escalerend patroon.
Over de gevolgen qua schade voor de kinderen op korte en lange termijn stelt Branje het volgende. Kinderen zoals de kinderen [familienaam] die slachtoffer zijn van een combinatie van verschillende vormen van mishandeling, vertonen meer problemen dan kinderen die slachtoffer zijn van één vorm van kindermishandeling. Gelet op de ernst en de chronische aard van de mishandeling is de waarschijnlijkheid van negatieve ontwikkelingsuitkomsten in meerdere domeinen groot en is het eveneens waarschijnlijk dat de ernst van deze negatieve ontwikkelingsuitkomsten groot is.
Conclusie ten aanzien van feit 5
In deze zaak zijn zeven opgroeiende kinderen gedurende een periode van ten minste vier jaar (en [slachtoffer 8] sinds zijn geboorte) getuige en/of slachtoffer geweest van ernstig en stelselmatig huiselijk geweld.
Gelet op de omvang, de aard en de duur van de gedragingen van verdachte richting [slachtoffer 1] in het bijzijn van de kinderen en van de gedragingen van verdachte richting de kinderen bestond er een grote waarschijnlijkheid dat dit de psychische gezondheid van de kinderen ernstig zou benadelen. Verdachte moet zich hier bewust van zijn geweest. Door te handelen zoals hij heeft gedaan heeft verdachte deze aanmerkelijke kans bewust aanvaard.
Hiermee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 6
Mede gelet op de bewezenverklaring van feit 1 en van feit 3, waaruit volgt dat verdachte op meerdere momenten een vuurwapen heeft gebruikt om te bedreigen, is de rechtbank van oordeel dat aangenomen kan worden dat verdachte een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Ook al is het vuurwapen niet gevonden, aan de hand van foto’s, aangetroffen in de telefoon van verdachte, heeft er een categorisering van het wapen kunnen plaatsvinden. Uit aangetroffen WhatsApp-gesprekken volgt ook dat verdachte specifieke details, zoals 50 kogels en 9 mm, noemt. Dit komt overeen met de specificatie van het gecategoriseerde wapen en de munitie.
Gelet hierop acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een wapen en munitie voorhanden heeft gehad.
4.3.1.3. Conclusie
De rechtbank komt op basis van de vastgestelde feiten en omstandigheden en gelet op de voorgaande bewijsoverwegingen tot een bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde.
4.3.2
Feit 7
4.3.2.1 Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op verschillende momenten gedurende zijn voorlopige hechtenis, neemt verdachte telefonisch contact op met [slachtoffer 3] . Tijdens enkele van deze gesprekken krijgt verdachte vervolgens [slachtoffer 2] aan de telefoon. Verdachte vraagt dan aan [slachtoffer 2] om hem te helpen door een verklaring op te stellen en ook te verklaren dat ze geen getuige was van een voorval met haar moeder. Verdachte benadrukt dat dit belangrijk is omdat het slecht gaat met hem en met haar zusje [slachtoffer 7] . Verdachte zegt er ook bij dat zij anders in de vraagbank wordt gezet door zijn advocaat, en dat hij probeert [slachtoffer 2] te redden. In de dagen erna vraagt verdachte (via [slachtoffer 3] ) of [slachtoffer 2] haar verklaring al klaar heeft.
4.3.2.2 Overwegingen van de rechtbank
De strafbaarstelling van artikel 285a, eerste lid, Sr strekt tot bescherming van de vrijheid van personen om onbelemmerd ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring te kunnen afleggen. Van ‘beïnvloeden’ in de zin van artikel 285a, eerste lid, Sr is sprake indien de in deze bepaling omschreven uiting ertoe strekt deze verklaringsvrijheid aan te tasten. Voldoende is dat komt vast te staan dat de uiting kennelijk bedoeld was om de verklaringsvrijheid te beïnvloeden zonder dat wordt vereist dat die kennelijke bedoeling ook tot een daadwerkelijke beïnvloeding heeft geleid. [1] Daarnaast kan van beïnvloeden sprake zijn indien de uiting ertoe strekt dat de af te leggen verklaring een bepaalde inhoud zal hebben, bijvoorbeeld doordat een persoon wordt ontmoedigd een belastende verklaring af te leggen of wordt aangemoedigd een ontlastende verklaring af te leggen. [2]
Uit de opgenomen bewijsmiddelen volgt dat verdachte, via [slachtoffer 3] , aan [slachtoffer 2] opdracht heeft gegeven haar verklaring in te trekken en te verklaren dat ze is gedwongen om tegen haar vader te verklaren. Dit zou verdachte vrijpleiten omdat [slachtoffer 2] de enige getuige is. Doet ze dat niet, dan zal zijn advocaat (in de gesprekken vaak bij (voor)naam genoemd) [slachtoffer 2] in de vraagbank zetten, aldus verdachte.
Het verweer van verdachte dat hij [slachtoffer 2] heeft willen aanzetten tot het spreken van de waarheid wordt naar het oordeel van de rechtbank voldoende weerlegd door de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 tot en met 6.
De rechtbank acht, gelet op voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft beïnvloed haar verklaring in te trekken en haar te vertellen wat zij moet verklaren.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht, op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij, op meerdere tijdstippen, in de periode van 25 december 2021 tot en met 23 februari 2022 te gemeente Losser, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door:
- voornoemde [slachtoffer 1] uit te kleden en haar voor het raam te zetten en een vuurwapen, op/tegen haar hoofd te plaatsen, en
- een vuurwapen, op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] te plaatsen;
2
hij, op meerdere tijdstippen, in de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 februari 2022 in Nederland, zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door:
- voornoemde [slachtoffer 1] eenmaal bij de haren te pakken en aan de haren te trekken en
- meerdere malen de keel van voornoemde [slachtoffer 1] dicht te knijpen en
- meerdere malen in/op/tegen het gezicht/hoofd en de armen van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en te stompen en
- meerdere malen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te trappen en te schoppen en
- eenmaal met een vuurwapen, op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en
- eenmaal in de borst van voornoemde [slachtoffer 1] te knijpen;
3
hij op 27 december 2021 te gemeente Losser, een ander, te weten [slachtoffer 1] , door bedreiging met geweld wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten toestemming geven/ondertekenen dat zij, voornoemde [slachtoffer 1] , de voogdij over haar kinderen afstaat aan verdachte, door een vuurwapen, tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] te zetten en te zeggen dat zij dit op moest schrijven, omdat hij anders een kogel door haar hoofd zou schieten;
4
hij, op meerdere tijdstippen, in de periode 1 januari 2018 tot en met 23 februari 2022 te, gemeente Losser en Schiedam en Rotterdam en Enschede, zijn kinderen:
- [slachtoffer 3] ( [geboortedatum 2] 2004) en
- [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 3] 2005) en
- [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 4] 2006) en
- [slachtoffer 5] ( [geboortedatum 5] 2008) en
- [slachtoffer 6] ( [geboortedatum 6] 2012) en
- [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 7] 2016)
heeft mishandeld door:
- voornoemde [slachtoffer 3] ( [geboortedatum 2] 2004) meerdere malen, op/tegen het lichaam te slaan/stompen en de keel van voornoemde [slachtoffer 3] vast te pakken en dicht te knijpen en voornoemde [slachtoffer 3] in een zogenoemde wurggreep te houden en
- voornoemde [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 3] 2005) meerdere malen, op/tegen het lichaam te slaan/stompen en de keel van voornoemde [slachtoffer 2] vast te pakken en dicht te knijpen en met een mes in de pols van voornoemde [slachtoffer 2] te snijden/te steken en
- voornoemde [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 4] 2006) meerdere malen, op/tegen het lichaam te slaan/stompen en
- voornoemde [slachtoffer 5] ( [geboortedatum 5] 2008) meerdere malen, op/tegen het lichaam te slaan/stompen en
- voornoemde [slachtoffer 6] ( [geboortedatum 6] 2012) in haar buik te trappen en/of te schoppen en meerdere malen, op/tegen het lichaam te slaan/stompen en
- voornoemde [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 7] 2016) meerdere malen, op/tegen het lichaam te slaan/stompen en voornoemde [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 7] 2016) meerdere malen, vast te pakken en ondersteboven te hangen;
5
hij, op meerdere tijdstippen, in de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 februari 2022 te gemeente Losser en Schiedam en Rotterdam en Enschede, zijn kinderen, te weten:
- [slachtoffer 3] ( [geboortedatum 2] 2004) en
- [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 3] 2005) en
- [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 4] 2006) en
- [slachtoffer 5] ( [geboortedatum 5] 2008) en
- [slachtoffer 6] ( [geboortedatum 6] 2012) en
- [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 7] 2016) en
- [slachtoffer 8] ( [geboortedatum 8] 2020)
heeft mishandeld door meerdere malen,
- [slachtoffer 1] , zijnde de moeder van voornoemde kinderen en één of meer van voornoemde kinderen, te mishandelen en met een wapen te bedreigen, terwijl voornoemde kinderen hiervan getuige zijn geweest, en deze mishandelingen en bedreigingen hebben waargenomen en
- [slachtoffer 1] , zijnde de moeder van voornoemde kinderen en één of meer van voornoemde kinderen, te kleineren en te vernederen en uit te schelden en terwijl voornoemde andere kinderen hiervan getuige zijn geweest en deze kleineringen en vernederingen hebben waargenomen en
- voornoemde [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 4] 2006) en [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 3] 2005) in aanraking te laten komen met verdovende middelen, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] ( [geboortedatum 4] 2006) en [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 3] 2005) verdovende middelen, binnen hebben gekregen en tot zich hebben kunnen nemen,
waardoor voornoemde kinderen psychisch letsel hebben bekomen en waardoor opzettelijk de gezondheid van voornoemde kinderen werd benadeeld;
6
hij, op meerdere tijdstippen, de periode 1 januari 2018 tot en met 3 maart 2022 te gemeente Losser en Schiedam en Rotterdam en Enschede, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Record, type COP, kaliber 9 mm PA Knal zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
munitie van categorie III, te weten 50 patronen merk Umarex in het kaliber 9 mm knal
voorhanden heeft gehad;
7
hij, op meerdere momenten, in de periode van 3 juli 2022 tot en met 7 juli 2022 te gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk mondeling, zich jegens [slachtoffer 2] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist dat die verklaring zou worden afgelegd, door:
- [slachtoffer 3] de opdracht te geven, contact op te nemen met zijn zus, [slachtoffer 2] en haar te vertellen dat zij haar verklaring in moet trekken en voornoemde [slachtoffer 3] te vertellen wat er in de verklaring van zijn zus, [slachtoffer 2] , moet komen te staan en voornoemde [slachtoffer 3] . opdracht te geven, aan zus [slachtoffer 2] door te geven wat zij moet verklaren en voornoemde [slachtoffer 3] opdracht te geven, zijn zus, [slachtoffer 2] , te helpen met haar verklaring en
- tijdens een telefoongesprek tegen voornoemde [slachtoffer 2] te zeggen dat zij haar verklaring moet intrekken en dat zij moet verklaren dat ze geen getuige is geweest van geweld en dat ze moet verklaren dat haar eerdere verklaring onder druk is afgelegd, omdat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 2] anders niet zou kunnen helpen en omdat ze anders als getuige opgeroepen zal worden en dat heel zwaar is en omdat het slecht gaat met haar zusje.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 284, 285, 285a, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in artikel 55 van de Wet Wapens en munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: een ander door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen;
feit 4 en feit 5
telkens het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 6
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 7
het misdrijf: het opzettelijk zich mondeling jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte ten volle strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf van 40 maanden op te leggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel tot ter beschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen aan verdachte
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen hogere gevangenisstraf zou moeten worden opgelegd dan een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft gedurende lange tijd [slachtoffer 1] en zijn kinderen stelselmatig (psychisch) mishandeld. Hij hield [slachtoffer 1] en kinderen onder schot, sloeg hen, vernederde hen en kleineerde hen waar de andere gezinsleden bij waren. Dit zijn zeer ernstige feiten, die bij de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken. Deze feiten vonden plaats in huiselijke kring, een omgeving waarin de slachtoffers zich bij uitstek veilig horen te voelen. De mishandelingen lijken bovendien in hevigheid toe te zijn genomen. Bij het laatste incident zette hij [slachtoffer 1] ontkleed voor het raam en plaatste een vuurwapen tegen haar hoofd in het bijzijn van meerdere kinderen. Ook heeft hij zijn kinderen verdovende middelen verstrekt. De rechtbank rekent verdachte dit alles zeer zwaar aan. De rechtbank acht het zorgelijk dat in december 2021 de gezinsbegeleiding heeft geconcludeerd dat er geen zorgen meer waren over het gezin en de opvoedingscapaciteiten van de ouders, terwijl de bewezenverklaarde feiten laten zien dat ook in die periode de mishandeling van kinderen en [slachtoffer 1] gewoon doorging. Verdachte heeft daarmee de hulpverlening een rad voor ogen gedraaid en laten zien dat in staat is hij zeer berekenend te werk te gaan, en dat hij daarmee hulp om het patroon te doorbreken heeft afgehouden.
Bovendien zijn er aanwijzingen in het dossier dat niet alleen zijn gezin, maar ook anderen bang zijn voor verdachte, nu meerdere getuigen niet hebben willen verklaren over wat zij gehoord of gezien hebben.
Rapportage psychiaters en psycholoog
Over verdachte is gerapporteerd door C.J.J.C.M. van Gestel, psychiater en N.K. van Vliet,
arts in opleiding tot specialist (hierna: de psychiaters), op 31 oktober 2022 en door
drs. V.T.G. Arnts, GZ-psycholoog BIG op 8 juni 2022 en aanvullend op 4 november 2022.
Stoornis
De psycholoog schrijft in haar rapportage van 4 november 2022 dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid. Daarnaast is sprake van ontoereikende affectregulatie en is hij gevoelig voor oplopende spanningen en kritiek. Bij spanningen en tegenslagen zal hij de neiging hebben om zijn frustratie af te reageren op anderen, bijvoorbeeld in de vorm van woede-uitbarstingen. Verdachte is minder goed in staat zich in te leven in de ander en zijn eigen behoeften los te zien van de behoeften van de ander. Dit zorgt voor beperkingen in zijn vermogen tot het aangaan van relaties met anderen. Classificerend spreekt de psycholoog over een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline-, narcistische en antisociale trekken. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van cocaïne.
De classificatie van de psychiaters komt grotendeels overeen met die van de psycholoog, maar de psychiaters stellen dat in plaats van borderline-trekken, sprake is van afhankelijke trekken. Er zijn met name aanwijzingen te vinden voor overschatting van zichzelf, wat narcisme suggereert. Er zitten beperkingen in de gewetensfuncties van verdachte en hij is niet geneigd vast te houden aan algemene normen, maar meer aan normen die gelden binnen zijn eigen intieme kring. Bij dreigend controleverlies kan verdachte zijn toevlucht nemen tot strategieën die averechts werken (zoals het gebruik van cocaïne).
Doorwerking van de stoornis in de feiten
De psycholoog en psychiaters stellen dat het onvoldoende duidelijk is geworden in welke mate verdachte werd gehinderd door deze persoonlijkheidsproblematiek ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Het is ook niet duidelijk in welke mate het gebruik van middelen hierin een rol heeft gespeeld. De psychiaters stellen dat enkel in algemene zin kan worden geconcludeerd dat de persoonlijkheidsstoornis bestond ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De psycholoog kan geen advies uitbrengen over de mate van toerekenen omdat verdachte een ontkennende houding heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. De psycholoog heeft onvoldoende inzicht gekregen in welke mate de aanwezig problematiek het gedrag en de keuzemogelijkheden van verdachte bij de ten laste gelegde feiten heeft beïnvloed. De genoemde problematiek is volgens de psycholoog van dien aard dat het onwaarschijnlijk is dat deze helemaal geen invloed heeft gehad op het gedrag van verdachte en de mate waarin hij de gevolgen van zijn gedrag kon overzien. Daarnaast lijkt volgens de psycholoog verdachte ook op intellectueel/cognitief gebied gehinderd te worden door beperkingen in zijn probleemoplossend vermogen, het bewaren van overzicht en het overzien van de gevolgen van zijn gedragskeuzes.
Recidiverisico en behandeling
De psychiaters kunnen geen uitspraak doen over het risico op recidive, nu de doorwerking van de stoornissen op de ten laste gelegde feiten niet te bepalen is. De psycholoog schat het recidiverisico in als matig tot hoog. Zowel psycholoog als psychiaters geven aan dat verdachte gebaat zou zijn bij (intensieve) behandeling en begeleiding op het gebied van emotie- en impulsregulatie en behandeling voor zijn cocaïneverslaving. Dit zou in een ambulante setting plaats kunnen vinden. Daarnaast zou moeten worden ingezet op begeleiding voor verdachte en zijn gezin, waarbij kan worden gedacht aan systeembegeleiding en -behandeling, om ook de recidive voor huiselijk geweld te beperken. Hieraan zouden alle (ex-) gezinsleden deel moeten nemen. Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en Veilig Thuis zouden daarbij veiligheidsafspraken kunnen opleggen.
De psychiaters zien geen reden om aan betrokkene een kader op te leggen dat een behandeling borgt, nu zij niet kunnen beoordelen in hoeverre de persoonlijkheidsproblematiek heeft doorgewerkt in de ten laste gelegde feiten. Wanneer wel behandeling wordt opgelegd in de vorm van een voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel of een tbs met voorwaarden, is het maar de vraag of behandeling van de grond komt.
De psycholoog stelt dat bij een tbs met voorwaarden het risico op onttrekking aan behandeling te groot zou zijn. Dit kader zou niet bijdragen aan een grotere motivatie van verdachte om zich te houden aan de opgelegde voorwaarden. Ter zitting heeft de psycholoog bovendien verklaard dat een tbs met dwangverpleging gezien de problematiek van verdachte er juist voor kan zorgen dat verdachte zich meer gaat verzetten tegen behandeling en er gedragskundig weinig winst kan worden behaald.
Reclasseringsrapportage
De reclassering heeft in haar rapportage van 12 december 2022 geconcludeerd dat zij geen mogelijkheden ziet voor het opstellen van een verantwoord plan van aanpak in het kader van een voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden. Er is meer justitiële druk nodig om op de hoge recidive- en gevaarsrisico’s te kunnen interveniëren. De reclassering is vervolgens gevraagd te rapporteren over de mogelijkheden voor de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden. In haar rapport van 20 februari 2023 concludeert zij dat een ambulante setting (zowel in het kader van een voorwaardelijke veroordeling als vanuit de maatregel tbs met voorwaarden) onvoldoende mogelijkheden biedt om het risicomanagement adequaat te kunnen borgen. Zij weegt hierin mee dat verdachte ook tijdens zijn preventieve hechtenis de kinderen direct dan wel indirect manipuleert en onder druk zet, waarmee hun emotionele veiligheid in het geding is, dat jeugdbescherming verdachte niet ziet als een betrouwbare of constructieve samenwerkingspartner, en het feit dat het delictgedrag (deels) plaatsvond terwijl betrokkene een gezinsbehandeling onderging en daar geen zorgelijke signalen meer werden waargenomen. In een klinische setting kan het risicomanagement beter geborgd worden. Verdachte heeft echter aangegeven dat, wanneer hem een klinische behandeling opgelegd zou worden in het kader van een voorwaardelijke veroordeling, hij dat strafdeel uit zal gaan zitten omdat hij dan niet afhankelijk is van de visies van behandelaren. Daarom ziet de reclassering geen mogelijkheden om met tbs met voorwaarden het recidivegevaar voldoende te beperken of het gedrag te veranderen.
LET
Het Landelijk Expertise Team van de Jeugdbescherming is betrokken bij de minderjarige kinderen van het gezin. Zij hebben laten weten dat systeemtherapie waar de kinderen en mogelijk moeder bij worden betrokken onaanvaardbaar is vanwege de aanwezige trauma’s en het gevaar dat gezinsleden opnieuw negatief worden beïnvloed door verdachte.
Straf of maatregel
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag welke straf of maatregel passend is.
Hoewel in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur, gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten, op zijn plaats zou zijn, stelt de rechtbank voorop dat enkel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder dat enige vorm van behandeling zal plaatsvinden het recidiverisico niet zal verminderen.
De psycholoog en psychiaters hebben geadviseerd om verdachte behandeling en begeleiding te bieden in ambulante setting. Dit zou volgens hen eventueel op basis van een voorwaarde binnen een voorwaardelijk strafdeel kunnen worden opgelegd. De rechtbank concludeert dat het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel niet aan de orde kan zijn, omdat verdachte al bij voorbaat te kennen heeft gegeven dat hij zich niet zal houden aan de te stellen voorwaarden.
Er moet dan rekening mee worden gehouden dat verdachte na ommekomst van een kale gevangenisstraf onbehandeld vrijkomt, en recidiveert, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank onwenselijk is. De rechtbank ziet zich daarmee voor de vraag gesteld of behandeling van verdachte in een ander kader, te weten in het kader van tbs moet plaatsvinden. Zij overweegt daartoe als volgt.
Tbs
Tbs kan op grond van artikel 37a, lid 1, Sr, worden opgelegd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat eist. Daarvoor moet wel worden voldaan aan de overige voorwaarden van artikel 37a Sr, namelijk dat bij de verdachte tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en moet het begane feit een misdrijf zijn zoals omschreven in artikel 37a, eerste lid, onder 2, Sr. Tot slot is vereist dat de rechtbank beschikt over een advies van twee gedragsdeskundigen, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht.
Bij verdachte is een stoornis gediagnosticeerd: verdachte lijdt aan een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline-, narcistische en antisociale trekken, mogelijk ook met afhankelijke trekken. Daarnaast zijn er problemen op het gebied van intellectueel functioneren. De problematiek is langdurig en pervasief van aard en was aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten, zo concludeert de psycholoog. Dit maakt dat de rechtbank concludeert dat bij verdachte ook ten tijde van de feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Bovendien vereist de veiligheid van anderen de oplegging van de maatregel, nu het recidivegevaar niet op een andere manier kan worden teruggebracht. De psychiaters en de psycholoog hebben geen oordeel over het recidiverisico kunnen geven. De rechtbank overweegt dat de bewezenverklaarde feiten gewelddadig van aard zijn en een langere periode beslaan. De feiten waren gericht tegen zowel de ex-echtgenote als tegen de minderjarige kinderen, in leeftijd variërend van puberleeftijd tot peuterleeftijd. De feiten namen gedurende de bewezenverklaarde periode in ernst toe en vonden ook plaats toen er gespecialiseerde hulpverlening in het gezin actief was. Verdachte gebruikte verbale en fysieke agressie en hanteerde daarbij ook herhaaldelijk een vuurwapen. Tekenend vindt de rechtbank ook de inzet van het gespecialiseerde LET team, omdat verdachte onberekenbaar werd beoordeeld in zijn gedrag en voor de veiligheid van de jeugdhulpverleners werd gevreesd. Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de kans op recidive hoog is.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is de stoornis van verdachte en het daaruit voortkomende recidiverisico zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Gelet op het hiervoor genoemde advies van de reclassering en de weigerachtige houding van verdachte ten opzichte van het accepteren van en meewerken aan voorwaarden, ziet de rechtbank geen enkel aanknopingspunt voor het opleggen van een tbs met voorwaarden. De rechtbank ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan om de terbeschikkingstelling van verdachte te gelasten en te bepalen dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
De door verdachte begane bedreiging betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist de oplegging van deze maatregel.
De rechtbank overweegt verder dat het bewezenverklaarde feit voor zover het de bedreiging betreft, een misdrijf is dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Sr. Daarmee is sprake van een ongemaximeerde tbs en kan de totale duur van de maatregel daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Naast de maatregel van tbs met dwangverpleging zal de rechtbank, zoals hiervoor overwogen, aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Deze gevangenisstraf is lager dan de officier van justitie heeft geëist. Gelet op de maatregel van tbs met dwangverpleging die wordt opgelegd, acht de rechtbank een hogere gevangenisstraf niet opportuun.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
Vordering van [slachtoffer 1]
(feiten 1, 2 en 3) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 15.469,-- (vijftienduizendvierhonderdnegenenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten psycholoog € 385,--;
bestaande uit:
- € 134,11
- € 98,44
- € 152,45
- reiskosten € 84,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 15.000,-- gevorderd.
Vordering van [slachtoffer 2]
(feiten 1, 4 en 5) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 47.400,-- (zevenenveertigduizendvierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 18.700,-- studievertraging september 2022 – september 2023;
- € 18.700,-- studievertraging september 2023 – september 2024.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,-- gevorderd.
Vordering van [slachtoffer 6]
(feiten 4 en 5) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 23.350,-- (drieëntwintigduizenddriehonderdenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 6.675,-- studievertraging februari 2022 – februari 2023;
- € 6.675,-- studievertraging februari 2023 - februari 2024.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,-- gevorderd.
Vordering van [slachtoffer 7]
(feiten 4 en 5) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 10.000,-- (tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Dit bedrag wordt gevorderd ter vergoeding van immateriële schade.
Vordering van [slachtoffer 8]
(feit 5) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.000,-- (vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Dit bedrag wordt gevorderd ter vergoeding van immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle vorderingen geheel worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadevergoeding van [slachtoffer 1] dient te worden afgewezen, in elk geval voor wat betreft de immateriële schadevergoeding, nu sprake is van eigen schuld. Voor wat betreft de gevorderde schadevergoeding van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] heeft de verdediging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering van [slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De schadepost ‘kosten psycholoog’ is onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 385,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Nu dit moment voor de opgevoerde schadeposten verschilt, zal de rechtbank de wettelijke rente per schadepost vaststellen.
De gevorderde reiskosten van € 84,-- zal de rechtbank afwijzen, omdat deze vordering ziet op reiskosten ten behoeve van een verhoor bij de politie, overleg met de advocaat en een slachtoffergesprek met de officier van justitie. Deze kosten vallen niet onder de kosten die op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor vergoeding in aanmerking komen.
Voor wat betreft de immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank is het evident dat slachtoffers als gevolg van dit soort strafbare feiten immateriële schade lijden. De rechtbank acht het billijk, gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en aansluitend bij wat in vergelijkbare gevallen in andere zaken is toegewezen, om een bedrag van € 10.000,-- aan immateriële schadevergoeding toe te wijzen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
Vordering van [slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 47.400,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Vordering van [slachtoffer 6]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 23.350,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Vordering van [slachtoffer 7]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 10.000,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Vordering van [slachtoffer 8]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 5.000,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht. Aan de schadevergoedingsmaatregel wordt gijzeling verbonden. Voor de bepaling van de omvang van de gijzeling is het bepaalde in artikel 36f, vijfde lid, juncto artikel 24c, derde lid, Sr van toepassing. Hieruit volgt dat de gijzeling ten hoogste een jaar mag belopen.
Indien de gijzeling van de toegewezen vorderingen bij elkaar wordt opgeteld, zou de gijzeling de maximaal toegestane duur van een jaar ruimschoots overschrijden. Gelet hierop zal de rechtbank de gijzeling van de vorderingen naar rato vaststellen op de hierna genoemde dagen gijzeling:
vordering van [slachtoffer 1] 47 dagen;
vordering van [slachtoffer 2] 152 dagen;
vordering van [slachtoffer 6] 83 dagen;
vordering van [slachtoffer 7] 46 dagen;
vordering van [slachtoffer 8] 32 dagen.
Toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37b, 57 en 60a€ 18.700,-- Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1,het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2,het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd;
feit 3,het misdrijf: een ander door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen;
feit 4 en feit 5,telkens het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 6,het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 7,het misdrijf: het opzettelijk zich mondeling jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, en 7 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
schadevergoeding
[slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij: (feiten 1, 2 en 3) toe tot een bedrag van € 10.385,-- bestaande uit:
  • € 134,11 (kosten psycholoog), te vermeerderen met de wettelijke rechte vanaf 7 juli 2022;
  • € 98,44 (kosten psycholoog), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2022;
  • € 154,45 (kosten psycholoog), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2022;
  • € 10.000,-- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2022;
- wijst af wat meer of anders is gevorderd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 10.385,--(zegge:
tienduizenddriehonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente telkens vanaf te noemen datum, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
47 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij: (feiten 1, 4 en 5) toe tot een bedrag van € 47.400,-- bestaande uit:
  • € 18.700,-- studievertraging september 2022 – september 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2022;
  • € 18.700,-- studievertraging september 2023 – september 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2023;
- € 10.000,-- € 10.000,-- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
23 februari 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 47.400,-- (zegge: zevenenveertigduizendvierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, telkens vanaf te noemen datum, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
152 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[slachtoffer 6]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij:
  • € 6.675,-- studievertraging februari 2022 – februari 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2022;
  • € 6.675,-- studievertraging februari 2023 - februari 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2023;
  • € 10.000,-- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 23.350,-- (zegge: drieëntwintigduizenddriehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, telkens vanaf te noemen datum, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
83 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[slachtoffer 7]
- wijst de vordering van de benadeelde partij: (feiten 4 en 5) toe tot een bedrag van € 10.000, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 10.000,-- (zegge: tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
46 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[slachtoffer 8]
- wijst de vordering van de benadeelde partij (feit 5) toe tot een bedrag van
€ 5.000,-- bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 5.000,-- (zegge: vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
32 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. drs. K.A. Schönbeck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2023.

Voetnoten

1.HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2908
2.HR 13 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2092