ECLI:NL:RBNNE:2024:2630

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
LEE 24-02865
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijk huis- en contactverbod op grond van de Wet tijdelijk huisverbod

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen een tijdelijk huis- en contactverbod dat is opgelegd door de burgemeester van de gemeente Midden-Drenthe. Het verbod, dat op 29 juni 2024 is ingegaan, verplicht verzoeker om zijn woning te verlaten en gedurende tien dagen geen contact op te nemen met de derde belanghebbende. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzoekt om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 juli 2024 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de derde belanghebbende. Na de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. Hij wijst het verzoek af en motiveert zijn oordeel aan de hand van de relevante feiten en de risicotaxatie. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en zijn besluit goed heeft gemotiveerd. Het beroep op schending van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel wordt afgewezen.

Daarnaast overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker is gehoord zonder aanwezigheid van zijn gemachtigde, maar dat er geen regel is die dit voorschrijft. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van verzoeker uitvalt. Desondanks ziet hij geen andere mogelijkheid dan zelf een belangenafweging te maken en concludeert dat het risico van escalatie te groot is als het huisverbod wordt opgeheven. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/2865
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juli 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. D. de Jong-van de Berkt),
en

de burgemeester van de gemeente Midden-Drenthe, de burgemeester.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende] uit [woonplaats] ( [derde belanghebbende] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen een tijdelijk huis- en contactverbod op grond van de Wet tijdelijk huisverbod.
1.1.
De burgemeester heeft met het besluit van 29 juni 2024 dit verbod opgelegd. Verzoeker dient, zo staat in het besluit te lezen, de woning aan [adres] in [woonplaats] vanaf 29 juni 2024 16:22 uur te verlaten en voor de periode van tien dagen, derhalve tot 9 juli 2024 16:22 uur, niet te betreden, noch daarin aanwezig te zijn of zich daarbij op te houden. Ook heeft de burgemeester verzoeker gelast geen contact op te nemen met [derde belanghebbende] . Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.2.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en [derde belanghebbende] .
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt hij uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter hanteert als belangrijke leidraad bij zijn uitspraak de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 26 april 2022 [1] . In die uitspraak staat -kort gezegd- dat het op zich bij een tijdelijk huisverbod niet uitmaakt wie geweld heeft gebruikt. Doel van de wet is namelijk om een afkoelingsperiode in te lassen waarin hulpverlening kan worden opgestart.
4. Verzoeker heeft aangevoerd dat de burgemeester onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld en zijn besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. De burgemeester heeft volgens verzoeker onvoldoende rekening gehouden met het feit dat niet alleen verzoeker geweld heeft gebruikt, maar ook zijn vriendin ( [derde belanghebbende] ). Verzoeker beroept zich op zijn zelfverdedigingsrecht. De voorzieningenrechter overweegt dat naar zijn oordeel uit de processen-verbaal van de politie blijkt dat er van beide kanten geweld is gebruikt en dat beiden zich slachtoffer voelen. Uit het politieverhoor komt verder naar voren dat verzoeker niet ontkent dat hij geweld heeft gebruikt, zij het dat hij het heeft over zelfverdediging. In de risicotaxatie vindt de voorzieningenrechter toch voldoende aanwijzingen dat verzoeker heel agressief wordt als hij doorslaat, met duwen en schoppen, waarbij niet wordt ontkend dat ook [derde belanghebbende] een rol speelt. Er komen ook wel indicaties naar voren dat verzoeker moeite heeft met mensen die zijn patronen (emotioneel, gewoontes in huis) niet volgen. Het zal blijkens de risicotaxatie alleen maar verder escaleren. Uiteindelijk komt als eindoordeel: een hoog risico. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester voldoende zicht heeft gehad op de feiten en zijn beslissing in dat opzicht goed heeft gemotiveerd. Het beroep op schending van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel slaagt dus niet.
5. Verzoeker heeft er verder op gewezen dat hij is gehoord zonder dat zijn gemachtigde daarbij aanwezig was. De voorzieningenrechter overweegt in dat verband dat er naar zijn oordeel geen regel is die voorschrijft dat er een advocaat bij het gehoor moet zijn. Voorts blijkt uit de antwoorden van verzoeker over dat gehoor op de zitting dat hij begreep waar het in dat gehoor over ging. De voorzieningenrechter onderkent wel dat het voor verzoeker geen makkelijke situatie zal zijn geweest. Verder blijkt ook uit het politieverhoor dat verzoeker uit zijn woorden kan komen en vragen kan beantwoorden. Het beroep op schending van de plicht van hoor- en wederhoor slaagt niet.
6. Wat betreft de belangenafweging van de burgemeester overweegt de voorzieningenrechter dat de burgemeester volstaat met te melden dat de belangen van [derde belanghebbende] zwaarder wegen dan die van verzoeker. Hij motiveert dat verder niet. In dat verband merkt de voorzieningenrechter op dat de gemachtigde van verzoeker heeft betoogd dat verzoeker de hoofdhuurder van de woning is en dat het voor [derde belanghebbende] makkelijker is om het huis uit te gaan. De voorzieningenrechter acht het zijn van hoofdhuurder van minder belang. Verder merkt hij op dat [derde belanghebbende] op zitting praktische problemen heeft opgeworpen tegen een vrijwillige verlating door haarzelf van het huis (zij heeft gewezen op de afstand tussen de plaats waar zij zal kunnen verblijven en de plaats waar zij werkt). De voorzieningenrechter merkt daarbij verder nog op dat [derde belanghebbende] niet degene is aan wie het huisverbod is opgelegd. Hij is wel van oordeel dat de burgemeester niet heeft gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van verzoeker uitvalt. Dat is een gebrek aan het besluit. De burgemeester had zijn belangenafweging op de zitting nader kunnen motiveren, maar hij heeft ervoor gekozen zich niet op de zitting te laten vertegenwoordigen.
Hij kan in de beroepsprocedure alsnog zijn belangenafweging nader motiveren. Dat is de reden waarom de voorzieningenrechter niet ook beslist op het beroep.
7. Wat het verzoek om een voorlopige voorziening betreft ziet de voorzieningenrechter geen andere mogelijkheid dat zelf een belangafweging te maken. Hij ziet op grond van wat hij in het dossier heeft gezien en op zitting heeft gehoord een goede reden voor een afkoelingsperiode, zodat hulpverlening voor beiden kan worden opgestart. De voorzieningenrechter acht het risico veel te groot dat als hij nu het huisverbod opheft er weer geweld zal gaan plaatsvinden en er een escalatie komt. Iets waar [derde belanghebbende] duidelijk niet gerust op is. Dat betekent dat de voorzieningenrechter in deze voorlopige voorziening procedure het belang van de burgemeester en van [derde belanghebbende] zwaarder weegt dan het recht van verzoeker om meteen weer naar huis te kunnen in afwachting van de behandeling van het beroep. Dat betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
9. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2024 door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van H. Siebers, griffier.
Waarvan proces-verbaal,
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.